Heerlijke gekte en één bonk solidariteit in dans over Ivoriaanse transgender gemeenschap

Recensie Theater

Holland Festival De dansvoorstelling ‘Prophétique’ van Nadia Beugré over transgenders in Abidjan, de hoofdstad van Ivoorkust, is misschien wat uitgesponnen, maar toont goed hun strijdbaarheid.

‘Prophétique (on est déjà né.es)’ van choreografe Nadia Beugré op het Holland Festival. WERNER STROUVEN
‘Prophétique (on est déjà né.es)’ van choreografe Nadia Beugré op het Holland Festival. WERNER STROUVEN

‘Pédé, faggot! Pédé, faggot!” De zes performers in Prophétique (on est déjà né.es) maken een ritmisch verzetliedje van de scheldwoorden voor homo, uitdagend en strijdbaar. Dat laatste zijn ze zeker, de transgenders van Ivoorkust. In hun land worden ze gekkinnen genoemd, ‘les folles’. Overdag verdienen ze hun geld door anderen mooi te maken in kapsalons en nagelstudio’s, ’s avonds zetten ze het uitgaansleven van Abidjan in vuur en vlam met hun meeslepende optredens.

Zo begint Prophétique (on est déjà né.es) van de Ivoriaanse choreografe Nadia Beugré. Bij aanvang zitten vijf ‘folles’ nog uitgezakt, alsof ze er een dag hard werken op hebben zitten, in hun witte plastic stoeltjes. Boven het toneel hangen pruiken, hair extensions en toilettassen.

Vlinders van het nachtleven

Op de opzwepende kreten en (onverstaanbare) teksten van de dj achter de mengtafel komen ze overeind, klaar om als een vlinder te transformeren voor het nachtelijke clubleven, dansend, twerkend, voguend, zingend.

Vorige week stond de voorstelling Lemniskata van de Mexicaan Lukas Avendaño in het Holland Festival. Die gaat eveneens over een transgendercommunity, de zogeheten ‘muxes’ uit de regio Tehuantepec. Maar zo uitbundig als Prophétique is, zo ingetogen en mystiek is Lemniskata (grotendeels), dat ook teruggrijpt op eeuwenoude mythes en merkwaardig genoeg nauwelijks de indruk lijkt te maken iets over transgenders of vrouwelijke kracht te zeggen. Beugré’s ‘folles’ zijn één bonk solidaire sisterhood (denk aan de ontroerende tv-serie Pose, over de New Yorkse ball subcultuur van de zwarte en latino LHBTIQ+ -gemeenschap) in een patriarchale maatschappij, met een heerlijke gekte en onbeschaamdheid.

Onbeschaamd scrotum scheren

Tijdens een kleine pauze waarin de performers zichzelf en elkaar (een van hen is verdwenen in een enorme afro) deodoreren, verzorgen en opmaken, scheert een van hen zonder blikken of blozen zijn scrotum. Op de klanken van Ravels Boléro komen ze weer in actie, ditmaal blaffend en grommend als dreigende honden. Die niet bijten natuurlijk; ze barsten daarna uit in het aanstekelijke lied ‘Pata pata’ („Raak me aan, raak me aan!”) van Miriam Makeba.

Daarna wordt de voorstelling helaas een beetje belerend – de goede luisteraar vangt zelfs een flintertje Sartre op: „de hel, dat zijn de anderen”. Dat doet, in combinatie met de al te royale streken waarmee Beugré scènes uitsmeert, afbreuk aan de vastberaden strijdbaarheid die de performers uitstralen. Het Franse kinderliedje over een vlinder (hét symbool voor transformatie) dat tegen het eind wordt gezongen, is een subtieler eerbetoon aan de moed die Beugré wil overbrengen, een bewonderenswaardige mentaliteit van de dood of de gladiolen.