N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Weer was er verontwaardiging. Nadat Nieuwsuur zaterdag in een reconstructie had betoogd dat verkenners Jorritsma en Ollongren hun „boekje te buiten” waren gegaan door in het begin van de kabinetsformatie van 2021 de positie van CDA-parlementariër Omtzigt ter sprake te brengen („functie elders”), eiste de oppositie drie dagen later onder aanvoering van Van der Plas („schandalig”) een Kamerdebat over deze „machtsbeluste spelletjes” (Leijten) en „politieke corruptie” die noopt tot niets minder dan het “onmiddellijke aftreden” (Wilders) van de minister van Defensie.
Dat debat kwam er niet. Een meerderheid wilde er nu geen tijd voor inruimen. Wel hoopt de Tweede Kamer snel brieven te krijgen van de verkenners.
En dan? Een zoveelste herhaling van zetten. En dat is nu eens niet de schuld van premier Rutte, hoewel die staatsrechtelijk aanspreekbaar is op de vorming van zijn vierde kabinet. Het is de schuld van de volksvertegenwoordiging zelf, die al in 2012 de Koning uit zijn formatiefunctie heeft gezet en sindsdien zelf de regie doet.
Tijdens de wederopbouw waren formaties louter chefszaak. Vandaar dat CHU-partijleider Tilanus fractiegenoot Wttewaall van Stoetwegen, toen ze vroeg naar de stand van zaken, onbekommerd kon antwoorden: „Freule, dat is politiek en daar hebt u niets mee te maken. Politiek, dat doe ik zelf.”
In het democratiseringsdecennium daarna was de vorming van het kabinet-Den Uyl in 1973 juist het werk van de ervaren buitenstaander Burger, die soms met openbare brieven en dan weer in besloten kring alle lastpakken hun hok injoeg. In de finale fase waren PvdA-leider Den Uyl en zijn D66-kompaan Van Mierlo zo bang voor hem én hun eigen fracties – die vreesden voor te veel toegeeflijkheid tegenover rechts respectievelijk links – dat ze zich uren in een kamer aan het Binnenhof opsloten om maar geen vragen te hoeven beantwoorden.
In ons populistische tijdvak moet alles transparant zijn. Want transparantie, mensen in het land, dat is a priori goed omdat het de leugens in de achterkamertjes kan ontmaskeren.
Het fiasco in 2021 was daarvan een logisch gevolg. Het begon ermee dat Jorritsma en Ollongren, die als actieve politici allerminst het etiket ‘constitutioneel neutrum’ verdienden, door de scheidende Tweede Kamer werden aangezocht nog voordat de verkiezingsuitslag bekend was. Het is voortreffelijk beschreven door een evaluatiecommissie onder leiding van de Nijmeegse historica Carla van Baalen, die de rel rond de ‘functie elders’, anders dan de oppositie, niet uitvergroot maar slechts als „incident” kwalificeert. Terecht.
Voor veel parlementariërs is dit rapport parels voor de zwijnen. De Tweede Kamer is namelijk al te zeer verstrikt geraakt in zijn eigen paradoxen. De ‘regieparadox’ (sinds de Koning is uitgerangeerd, ontbreekt het aan regisseurs die als bovenpartijdig worden gewaardeerd) en de ‘transparantieparadox’ (transparantie ondermijnt vertrouwelijkheid en leidt juist daarom tot wantrouwen) zijn er twee. Volgens de commissie-Van Baalen hebben die paradoxen de constitutionele democratie „ontegenzeggelijk schade” berokkend.
De bron daarvan is de drastische wending uit 2012. Onder druk van het populisme, dat een eenduidige volkswil en dus ook een eenduidige volksmacht veinst, heeft de Tweede Kamer toen, zonder nadere staatkundige hervormingen, het oude en beproefde subtiele evenwicht tussen de representatieve, wetgevende, uitvoerende, controlerende en constitutionele machten in ons parlementaire bestel overhoop gegooid. Het parlement heeft zichzelf zo tot president verheven.
De Tweede Kamer zou daarom geen brieven van Rutte, Jorritsma, Ollongren en Arib moeten eisen. De volksvertegenwoordiging zou zichzelf ter verantwoording moeten roepen. Dat kan al met al tot 150 brieven oplopen. Wedden dat er aan de transparantie dan geen touw meer vast te knopen is.
