N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Necrologie
Cormac McCarthy, schrijver (1933-2023) Afbraak en vernietigingsdrang tekenden de romans van de dinsdag overleden Amerikaanse schrijver, en zijn wereldbeeld. Met zijn evocatieve stijl, die wortelt in zijn existentiële conservatisme, riep McCarthy ‘de gruwel en grandeur van de fysieke wereld’ op.
Dat de Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy zou komen te overlijden – bijvoorbeeld op een doodgewone dinsdag, thuis in Santa Fe, New Mexico, op de zeer respectabele leeftijd van 89 – is niet verrassend. Het universum is, sla McCarthy’s relatief kleine, rijke oeuvre er maar op na, opgebouwd uit afbraak. Dit aardse leven, ál het leven, is een uitputtingsslag met een mortaliteit van honderd procent. En toch. Onlangs had hij, na een radiostilte van zestien jaar waarin hij zich als dilettant had beziggehouden met het verdiepen van zijn wetenschappelijke en filosofische kennis, nog twee nieuwe romans gepubliceerd. Scherper, levendiger en productiever zul je ze niet snel vinden onder de 89-jarigen. Wat is dit dan voor blinde willekeur?
McCarthy, een van ’s werelds literaire heremieten, gaf zelden interviews, nooit lezingen of colleges, en liep in zijn romans niet te koop met zijn biografie, een distantie die zijn onmodieuze (lees: tijdloze) werk misschien wel vereiste. Bij een reünie van ontvangers van een MacArthur Fellowship hing hij niet rond met collega-schrijvers, maar met de aanwezige wetenschappers.
Veel kennis over de man hebben we niet, we moeten het doen met wat feiten. In 1933 is hij als Charles Joseph McCarthy Jr. ter wereld gekomen in Providence, Rhode Island. Bijnaam Cormac. Grotendeels in welstand opgegroeid in Knoxville, Tennessee. Hij was een drop-out die vooral interesse had in zijn tientallen hobby’s, en die pas door leeshonger werd bevangen toen hij zich in Alaska zat te vervelen in de barakken van de luchtmacht. Driemaal getrouwd en weer gescheiden, onder meer met en van een Engelse popzangeres. Vader van twee. Eerste roman: The Orchard Keeper, verschenen in 1965, waarna nog elf andere volgden, waaronder zijn meesterwerken Blood Meridian (1985), The Border Trilogy (1992-1998) en The Road (2006). Lange tijd een writer’s writer, tot hij de Pulitzer Prijs won met laatstgenoemde titel, een post-apocalyptisch visioen van een verschroeid, ontvolkt en tot kannibalisme vervallen Amerika. Wat ook hielp: de verfilming van No Country for Old Men (2005). Sindsdien geregeld genoemd als outsider voor de Nobelprijs.
McCarthy verkeerde – tot ergernis van meerdere ex-vrouwen – een groot deel van zijn schrijvende leven in abjecte armoede. Toen hem 1981 het nieuws bereikte dat hem een MacArthur was toegekend, de ‘genieënprijs’ die gedoteerd is met een kwart miljoen dollar, woonde hij zonder noemenswaardige bezittingen in een motel in Knoxville, Tennessee. Die stad is een van de vele Amerikaanse locaties die de geografie van zijn werk vormen – de curieuze cast van tooghangers die McCarthy er leerde kennen, inspireerde bijvoorbeeld Suttree (1979), zijn meest ‘autobiografische’ roman. De laatste decennia leefde hij in het Amerikaanse zuidwesten, in het droge, grimmige en uit de tijd losgeweekt woestijnlandschap dat het decor vormt van Blood Meridian en The Border Trilogy.
Zijn doorbraak, The Road, het verhaal van een vader die zijn zoontje in leven probeert te houden in post-apocalyptisch Amerika, liet zich lezen als een kruisgang, een gebed – het legde met chirurgische precisie vaderverdriet bloot. De liefde die hij daar bij lezers aanboorde, en die hen aanzette zijn andere werk te lezen, werd ook op de proef gesteld. McCarthy’s wereldbeeld is in de kern fatalistisch en conservatief – een conservatisme dat door de existentiële dimensie in veel opzichten politiek conservatisme overstijgt. Er zat een liturgische kwaliteit in zijn werk, dat daardoor weleens flirtte met kitsch, er was een hang naar christelijke symboliek, hoewel McCarthy eerder gnostisch dan christelijk genoemd kan worden. Als er een God is, lijkt hij te zeggen, is het een gedesinteresseerde God. „Er is niet zoiets als leven zonder bloedvergieten”, zo vertelde McCarthy The New York Times Magazine in een van de weinige interviews die hij heeft gegeven. „De gedachte dat de soort zich op enigerlei wijze kan verheffen, en dat iedereen in harmonie kan leven, is een uiterst gevaarlijk idee. Zij die leiden aan deze misvatting zijn de eersten die hun ziel zullen offeren, hun vrijheid.”
Vernietigingsdrang en zelfdestructie zijn terug te vinden in vrijwel al zijn romans, met als beste en gruwelijkste voorbeeld Blood Meridian, waarin een tiener zich aansluit bij een bende die – uit sadisme en nihilisme – scalperend en slachtend rondtrekt. Zulke ideeën konden de weerzin van lezers wekken, maar daagden ook uit. Een kernkwaliteit van literatuur: dat je onder een andere hoek naar de wereld gaat kijken, niet om gelijkgeschakeld te worden, maar om het eigen beeld te testen en aan te scherpen.
Maar vooral is er de taal, de stijl. Zijn vrijwel van interpunctie ontdane proza heeft een evocatieve kracht waarmee, in de woorden van criticus Richard B. Woodward „de gruwel en grandeur van de fysieke wereld” wordt opgeroepen, taal „met een bijbels gewicht dat de lezer kan verpletteren”. Tegelijk is er het genadeloze realisme dat nauwgezette research verraadt. McCarthy schreef nooit over plekken die hij niet bezocht had, en was – hierin verried zich het kind met de tientallen hobby’s – monomaan in het zich verdiepen in van alles en nog wat. In het vorig jaar verschenen The Passenger schrijft hij in zulk trefzeker detail over het werk van bergingsduikers, dat je vermoedt dat hij zelf is wezen duiken. De vele jaren waarin hij aan het Santa Fe Institute in gesprek ging met wetenschappers, kleurden die roman en de kort erna verschenen pendant Stella Maris. Research hielp hem werelden te openen.
In Blood Meridian noemt McCarthy het leven ‘een goocheltruc van een reizende kwakzalver, een koortsbeeld, een droomwereld bevolkt met hersenschimmen zonder parallel of precedent, een reizend circus, een rondtrekkende kermisvoorstelling die na vele optredens in vele moddervelden op een onzegbaar rampzalige manier aan haar einde komt’. Dat rampzalige einde had McCarthy’s eigen leven niet. Stella Maris liet zien dat hij ook op late leeftijd nog nieuwe dingen probeerde: het is een roman die geheel bestaat uit een dialoog tussen patiënt en behandelaar, én die rust op een krachtige, vrouwelijke hoofdrol. Voor een auteur van een masculien oeuvre, een van de laatste exponenten van een generatie, was dat een stap voorwaarts.
McCarthy is niet weggedeemsterd, noch is hij met een geweldsdaad van ons weggenomen. Behalve dat de dood inherent gewelddadig is, zelfs de natuurlijke dood die hem heeft overvallen. In No Country for Old Men schrijft McCarthy dat het verleden het enige is wat telt. ‘Je leven bestaat uit de dagen waarvan het gemaakt is. Verder niks.’ De dode heeft enkel nog een verleden, maar de schrijver heeft wel degelijk een na-bestaan. Hoe lang zullen McCarthy’s boeken nog in druk blijven? Gelezen worden?
Lees ook: Bloed stroomt waar het maar gaan kan; Het Westen volgens Cormac McCarthy