N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Wat een verademing, het eerste optreden van Berlusconi als kandidaat-premier. We schrijven begin 1994. De mediamagnaat-ondernemer heeft net in een videoboodschap bekendgemaakt dat hij zijn ervaring in dienst wil stellen van het land – dat alles gefilmd met een nylonkous voor de lens, om het beeld wat zachter te maken. Nu komt zijn vuurdoop voor publiek en pers. Eerst wat frisse jonge mannen en vrouwen – sommigen kunnen hun daadkracht niet in bedwang houden en lopen op een drafje het podium op en af. En dan de baas zelf. Linkerhand losjes in de zak. Microfoon in de hand. Heen en weer lopend, ontspannen pratend, met een glimlach op het gezicht. Gelikt, zeker. Maar je begrijpt in ieder geval wat hij zegt.
Ik voelde die zaterdag, bijna dertig jaar geleden, de verwachtingen in de volgepakte zaal in Milaan. Eindelijk. Hier ging iemand iets nieuws bouwen. Het oude politieke bestel, waarin de christen-democraten de dienst hadden uitgemaakt, was bezweken onder corruptie- en maffiaschandalen. Er was een enorme leegte ontstaan. Links liep wat verweesd rond nadat het huilend had moeten toegeven dat ‘communistisch’ over de uiterste houdbaarheidsdatum heen was. En nu zou een man met bewezen kwaliteiten (Dallas op tv! AC Milan!) de kar gaan trekken. Geen politieke spelletjes meer. At your service.
Berlusconi beloofde „vrijheid en goed bestuur”. Een „doe-cultuur”. Hij schreef een partijlied met „vrij”, „doen” en „groeien” in het refrein. Het was een welkom contrast met de wollige taal en de saaie redevoeringen van álle ‘oude’ politieke partijen. In zijn regeringsverklaring – hij won met zijn centrum-rechtse coalitie de verkiezingen – bezwoer hij de economie en de samenleving te bevrijden van allerlei knellende banden, het inefficiënte belastingstelsel en de verstikkende bureaucratie voorop. De zanger Andrea Vantini vatte het samen in een loflied met het oorwurmachtige refrein: Meno male che Silvio c’è – gelukkig hebben we Silvio.
Magere resultaten
Hoe ontzettend sterk dat verlangen naar vernieuwing was (en nog steeds is), is vaak niet goed begrepen. Voor zijn critici wogen andere zaken zwaarder. Een toenmalige linkse lijsttrekker, ex-communist, zat er in een tv-debat bij alsof de parvenu tegenover hem geen recht van spreken had en alsof hij zelf het morele recht had op de overwinning – acht jaar later, in 2002, gebeurde in Nederland iets soortgelijks rond Pim Fortuyn. Critici vielen Berlusconi aan omdat hij, nu Italië een politiek tweestromenland was geworden, een verkiezingsalliantie was aangegaan met de Nationale Alliantie, die haar neofascistische verleden van zich aan het afschudden was. Anderen zeiden dat het niet kón, die belangenverstrengeling van mediamagnaat-ondernemer-politicus. Veel kritiek was volkomen terecht. Maar ze misten waar het om ging: allemaal bagatelliseerden ze de lokroep van vrijheid en goed bestuur. Wat een vergissing.
Paradoxaal genoeg heeft Berlusconi zelf weinig gedaan met die belofte van vernieuwing. Tegenover de grote woorden en de voor het tv-oog van de natie getekende ‘contracten’ staat een mager lijstje resultaten. Zeker, de succesvolle ondernemer wist het politieke spel goed te spelen. Hij smeedde een hechte rechtse coalitie. Maar als de grote ‘doener’ heeft hij er weinig van gebakken. Zelfs in de periode 2001-2006, toen hij als premier steunde op een comfortabele meerderheid, ging zijn energie vooral naar wetten die hem uit handen van justitie moesten houden.
Zeker twintig jaar lang heeft Berlusconi een hypnotiserende invloed gehad. Zijn aanhangers bleven lang geloven in zijn retoriek en wilden niet zien wat voor Berlusconi het belangrijkste was: zijn bedrijf. Uiteindelijk is hij niet de politiek ingegaan voor wederopbouw na de puinhopen van het oude bestel, maar om te voorkomen dat zijn mediamacht zou worden beknot na een mogelijke linkse verkiezingszege. En zijn tegenstanders, gevangen in hun antithese, vergaten dat ze de kiezers méér moesten beloven dan ‘niet Berlusconi’.
Populist en rasverkoper
Berlusconi was in veel opzichten een populist. Hij bespeelde kiezers via zijn controle over de drie belangrijkste commerciële zenders. Hij nam een loopje met de rechtsstaat. Zijn mediamacht had hij in de jaren tachtig opgebouwd met politieke steun, maar hij hekelde nu ongegeneerd de ‘oude politiek’.
In sommige opzichten is hij een profeet geweest voor politici als Fortuyn, Trump en Bolsonaro. De ego’s zijn even groot. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. Berlusconi heeft zich nooit zo autoritair opgesteld als Bolsonaro en Trump, heeft zich nooit zo fel in het migratiedebat gemengd als Fortuyn en Trump. Hij wilde de afgelopen jaren naast zijn bondgenoten Salvini (van de anti-migratiepartij Lega) en Meloni (van de rechts-nationalistische partij Fratelli d’Italia) de gematigde stem zijn.
In de reacties op zijn overlijden was soms wat ongemak te bespeuren bij het zoeken naar een welwillende term. Markant. Overtuigd. Het gezicht van Italië. Dat klinkt vriendelijk. En het past bij wat Berlusconi ook was: een innemende man die zijn best deed om aardig te worden gevonden. Loyaal aan zijn vrienden. Gul, hartelijk, belangstellend, nooit uit de hoogte. Toen ik hem een keer op een besloten ontmoeting sprak, was ik verrast door zijn aimabele gedrag. Maar: het gezicht van Italië? Internationaal is hij nauwelijks serieus genomen.
De rasverkoper Berlusconi had beter dan zijn tegenstanders geluisterd naar de wensen van Italianen. Maar in essentie heeft hij zijn eigen plan getrokken en weinig waargemaakt van zijn beloftes. Bovendien heeft zijn belangenverstrengeling de gezondheid van de Italiaanse democratie ondermijnd. Dat is jammer voor de plaats die Berlusconi zich droomde in de geschiedenisboekjes. En tragisch voor Italië.