Opinie | NAVO-norm van twee procent is een dwaalspoor

Defensie Welke strategische visie moet de heiligverklaarde twee-procentnorm eigenlijk dienen, vragen en .
Twee F-35’s op Vliegbasis Leeuwarden.
Twee F-35’s op Vliegbasis Leeuwarden. Foto Vincent Jannink / ANP

Wereldwijde militaire missies en president Trump kregen het niet voor elkaar, maar de Oekraïne-oorlog wel. De Russische inval heeft alles op z’n kop gezet: in deze kabinetsperiode investeert Nederland structureel zo’n vijf miljard extra in de krijgsmacht. In 2024-2025 haalt ons land na jarenlang talmen alsnog de NAVO-norm van defensie-uitgaven ter hoogte van twee procent van het bbp. Inmiddels klinkt hier en daar zelfs de roep om de defensie-inspanning te verhogen tot maar liefst drie procent van het nationaal inkomen.

Afgelopen jaar stelden VVD, CDA en SGP onvervaard voor de twee-procentnorm wettelijk te verankeren. De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en oud-commandant der strijdkrachten Tom Middendorp kwamen met vergelijkbare voorstellen. Dit alles met de bedoeling om de politieke waan van de dag minder greep te geven op onze militaire uitgaven. Indachtig de nog altijd doorwerkende rampzalige bezuinigingen door het eerste kabinet-Rutte – snijwerk dat doet denken aan het fatale defensiebeleid van voor de Tweede Wereldoorlog – was die verankeringsgedachte niet eens onbegrijpelijk. Maar zo’n wettelijk keurslijf is uit parlementair oogpunt ronduit onwenselijk.

Politiek mantra

Hoog tijd wat feiten op een rijtje te zetten, want het twee procent-verhaal lijkt inmiddels het karakter te krijgen van een politiek mantra dat helder denken in de weg zit, ons zelfs op een dwaalspoor leidt. Allereerst is het natuurlijk terecht dat Nederland zijn krijgsmacht weer op orde brengt en dat kost (veel) geld. Maar de twee-procentnorm is een puur politiek percentage. Sommige NAVO-lidstaten hebben met relatief minder geld een hoogst efficiënte krijgsmacht opgebouwd.

Lees ook: Frankrijk en Duitsland willen wel militair samenwerken – maar de verschillen zijn enorm

Daarbij komt dat Europa al veel uitgeeft aan defensie. De EU-lidstaten spenderen er gezamenlijk bijna tweehonderd miljard euro aan. Dat is drie tot vier keer wat Rusland uitgaf vóór de inval in Oekraïne. Het probleem is echter dat al die Europese landen militair gezien van alles wat hebben, maar van niets voldoende. Bovendien kiest elk land weer zijn eigen wapensystemen en dat leidt tot ondoelmatigheid en grote geldverspilling. Wat dit betreft is de recent aangegane nauwere samenwerking van Nederlandse en Duitse landmachteenheden een stap in de goede richting – maar ook niet meer dan dat.

Personeelsprobleem

Nederland schaft nu in hoog tempo materieel aan. Extra F-35’s voor de luchtmacht, onderzeeboten, fregatten en kruisvluchtwapens voor de marine en raketsystemen voor de landmacht. Voor veel geld wordt elk krijgsmachtdeel netjes bediend, keurig volgens de hardnekkige regels van de Haagse verkokering. De vraag is of dat verstandig is en welke achterliggende gedachten er eigenlijk zijn. Tegelijkertijd wordt het personeelsprobleem niet opgelost. De huidige wervingsexperimenten, zoals een vrijwillig dienjaar, zijn sympathiek, maar simpelweg te kleinschalig om duizenden militairen binnen te halen. Dit terwijl goed personeel, gemotiveerd en met een hoog moreel, de hoeksteen vormt van elke krijgsmacht. Oekraïne bewijst dat opnieuw.

Dan hebben we het ten slotte nog niets eens over de vraag welke strategische visie de heiligverklaarde twee-procentnorm eigenlijk moet dienen. Rusland is voor het komende decennium uitgeschakeld als grote conventionele dreiging. De VS richten hun pijlen inmiddels op het Chinese gevaar in de Indo-Pacific. De vraag is nu wat de Europese NAVO-lidstaten gaan doen: opstomen naar het Verre Oosten of samendrommen op ons eigen continent? Het antwoord op dit soort fundamentele strategische vragen moet de werkelijke leidraad zijn van ons defensiebeleid. Niet de mantra van twee procent.