Opinie | Indonesisch verhaal kan niet door westerse historici worden bepaald

Indonesië De originele brief van de Balinese volksheld I Gusti Ngurah Rai hoort niet thuis in een Nederlands archief, menen , en .
Balinese kris, anoniem, 1500-1900
Balinese kris, anoniem, 1500-1900 Foto Rijksmuseum

In het Nationaal Archief in Den Haag ligt een brief uit 1946, met blauwe pen ondertekend door de Balinese volksheld I Gusti Ngurah Rai. De 28-jarige vorstenzoon nam in 1945 de opdracht van Sukarno aan om de Indonesische onafhankelijkheid op het eiland te verdedigen. Zijn brief is geschreven nadat er op 2 maart 1946 tweeduizend militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) op Bali waren geland en was gericht aan de vorsten van Bali. Rai, die zijn brief aanheft met ‘Merdeka!’ (Vrijheid!), roept hen op om aan de kant van de revolutie te gaan staan.

Na 1949 nam een Nederlandse bestuursambtenaar de brief en andere op de Balinese strijders buitgemaakte documenten mee naar Nederland. Dat de brief hier nog steeds is, roept vragen op. De regering heeft vorig jaar excuus aan Indonesië aangeboden voor extreem en structureel geweld tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, maar als het aankomt op de kanteling van het perspectief op nationaal niveau en bijbehorende gebaren zijn er nog veel stappen te zetten.

Het debat over de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië is in Nederland de afgelopen tien jaar in een enorme stroomversnelling geraakt. Dankzij een aantal rechtszaken door Indonesiërs en publicaties in media en wetenschap besloot de regering in 2016 tot het financieren van een grootschalig onderzoek naar de Nederlandse militaire inzet in Indonesië, waarop in februari 2022 dat excuus volgde van premier Mark Rutte. Naar verwachting gaat de Tweede Kamer over de conclusies van dat onderzoek komende woensdag in debat met het kabinet.

Het excuus had een dubbele lading: enerzijds was het een politieke erkenning van de al eerder vastgestelde conclusie van extreem en structureel geweld. Anderzijds liet het onbenoemd dat de Nederlandse regering de vrijheid van Indonesië na 17 augustus 1945 niet met wapens in de weg had moeten staan. Sterker nog: in de argumentatie waarom de regering van mening is dat er destijds geen oorlogsmisdaden zijn gepleegd, werd aangevoerd dat er nog geen Indonesië bestond. In die zin was het excuus opnieuw een miskenning van Indonesië, en dat gaat ook over Indonesië als concept van hoop en verandering na eeuwen van kolonialisme, waarvoor vele mensen een bittere strijd hebben gevoerd.

Boegbeeld van de vrijheidsstrijd

De brief van I Gusti Ngurah Rai die al die jaren stilzwijgend in het Nederlandse archief heeft gelegen, heeft direct te maken met dat nog steeds aanwezige koloniale narratief. De Balinese held en zijn troepen staan blijkens de website van het ministerie van Defensie zelfs nog steeds te boek als „terroristen”, terwijl de troepencommandant op Bali, majoor J.B.Th. König, verantwoordelijk voor hun georkestreerde liquidatie op 20 november 1946, voor deze daad gedecoreerd is met een Bronzen Kruis.

Op Bali is Rai juist het militaire maar ook spirituele boegbeeld van de vrijheidsstrijd. Zijn dood wordt jaarlijks door honderden Balinezen op ceremoniële wijze herdacht. De betekenis van de brief voor Bali kan dan ook niet los worden gezien van de discussie over koloniaal geweld in Nederland.

Het buitmaken van Balinese objecten door Nederlandse militairen begon al bij de veroveringsoorlogen tegen Bali vanaf 1846, zo getuigen de vele krissen, juwelen en paleisdeuren in Nederlandse musea. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) werden er in Indonesië duizenden pamfletten, brieven, spotprenten, foto-albums en andere documenten die waren buitgemaakt op de tegenpartij door de Nederlandse inlichtingendiensten NEFIS en CMI in beslag genomen en naar Nederland verscheept.

Vorig jaar toonde het Rijksmuseum een aantal van die objecten in zijn tentoonstelling Revolusi! Indonesië onafhankelijk. Deze brief van Rai komt zoals gezegd uit het archief van een bestuursambtenaar, Piet Dronkers, die tijdens de revolutie op Bali was gestationeerd. Over een eventuele teruggaaf aan Indonesië van dit soort archiefmateriaal gaat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Lees ook dit opinieartikel van Alfred Birney: Indonesië-oorlog mag geen folklore worden

Buitgemaakt archief

Dat er behalve over roofkunst ook meer debat komt rond het naar Indonesië terugbrengen van buitgemaakte archiefstukken, is erg belangrijk voor de familie van nabestaanden. De 81-jarige I Gusti Gede Ngurah Yudhana, de oudste zoon van Rai, en de enige van zijn drie kinderen die nog in leven is, had geen idee van het bestaan van de brief van zijn vader en is verheugd dat die in het Nationaal Archief is bewaard, zegt hij desgevraagd. Hij heeft heel weinig dat nog aan zijn vader herinnert, die werd gedood toen hij vijf jaar oud was.

Hij vindt het belangrijk om het idealisme van de strijd aan een jongere generatie Balinezen door te geven, en een originele brief van Rai in het oorlogsmuseum in de plaats Marga kan daaraan bijdragen. Dat gaat ook over kennisproductie, wat belangrijk is voor Indonesië. De brief liet ons bij het onderzoek voor De strijd om Bali (2022) zien dat Rai naast een militaire ook een politieke strategie hanteerde, dat hij probeerde de Balinese vorsten aan zijn kant te krijgen om de Nederlanders van het eiland te verdrijven.

Voor de verbreding van de discussie over deze geschiedenis en voor het gebrek aan representatie van Indonesische stemmen in de optekening ervan, is het van grote betekenis als ook Indonesiërs zulk – en ander – archiefmateriaal kunnen interpreteren. Het zijn nu vooral westerse historici die toegang hebben tot dit materiaal en het narratief in Nederland bepalen.

Er zijn vele manieren om tot herstel te komen. Een ervan zou kunnen zijn: erkennen dat Indonesische onderzoekers beperkt zijn geweest in het produceren van kennis op basis van hun eigen bronnen die tijdens de revolutie zijn geroofd. Voor Nederland zou de stap om die bronnen terug te geven – en andere bronnen toegankelijker te maken – een manier kunnen zijn om gemarginaliseerde perspectieven op de koloniale geschiedenis een plaats te geven, en de beperkte Nederlandse visie op Indonesiërs die voor de vrijheid vochten, zoals Rai, te kunnen verbreden.