Op de eerste werkdag bij zijn nieuwe club SC Heerenveen, in 2018, maakte voetballer Denzel Dumfries een onuitwisbare indruk. Hij wurmde zich tijdens de lunch naast Jamal Amofa, tegenwoordig verdediger bij Go Ahead Eagles. Had die interesse in zijn toekomstplannen? Nog datzelfde jaar, zei Dumfries, wilde hij zijn huis verkopen. Niet lang daarna zou hij de club verlaten. Amofa proestte het nog net niet uit, vertelt hij nu. Wie was die nieuweling? Kennelijk moest hij nog veel leren over de mores in het voetbal.
Eind dat jaar zette Dumfries zijn huis inderdaad in de verkoop en in de zomer van 2019 maakte hij de overstap naar PSV. Weer twee jaar later werd hij ingelijfd door het Italiaanse Inter. Het carrièreverloop van Dumfries leerde Amofa dat je ver kan komen als je je doelen uitspreekt, ook naar jezelf. „Denzel is daarin echt een voorbeeld. Ik ken niemand met zoveel zelfvertrouwen als hij.”
Zaterdag staat de man die tien jaar geleden nog op de Nederlandse amateurvelden rondliep in de Champions League-finale tegen Manchester City. „Ik ben heel trots om daar te staan”, zei hij eerder deze week bij een persmoment in Milaan. „We hebben geen makkelijk seizoen, maar dat is ook een voordeel voor ons. Dat maakt ons hongerig.”
Die uitspraak kan op een groot deel van Dumfries’ loopbaan worden toegepast. Weinig voetballers weten tegenslag zo goed in hun voordeel om te buigen als hij. Sterker: het verklaart voor een groot deel zijn enorme drive, die hem bij Inter zo geliefd maakt. „Hij is geen superster, zijn techniek is niet briljant, maar mensen houden van zijn arbeidsethos, uitstraling en opofferingsgezindheid”, zegt sportjournalist Filippo Conticello van La Gazzetta dello Sport.
De weg naar de Italiaanse topclub was lang en hobbelig. Als jongetje was Dumfries (nu 27) technisch te zwak om scouts van profclubs te bekoren, stages bij FC Dordrecht liepen op niets uit. Hij kwam „voetballend tekort”, zegt Patrick Busby. Als scout voor FC Groningen bekeek hij Dumfries toen die nog bij BVV Barendrecht speelde, tien jaar geleden. „Je zag wel waar zijn kwaliteiten lagen, de voorzet, de snelheid, de kracht, maar ook heel duidelijk wat zijn minpunten waren. Denzel was onrustig, niet vast in de passing, het aannemen schoot tekort. Als hij het middenveld indribbelde, verloor hij de bal. Ik herkende niet de progressie die hij nog kon maken.”
Busby was niet de enige die later moest erkennen dat hij een inschattingsfout had gemaakt. Ook Denzels klasgenoten en ploeggenoten in het amateurvoetbal herkenden lang niet altijd diens talent. Toen zijn leraar op de middelbare school vroeg wat hij wilde worden, en hij ‘profvoetballer’ antwoordde, lachten zijn klasgenoten hem uit. Hij gebruikte de kritiek als brandstof, zegt Marleen Dumfries. „Het inspireerde hem om zichzelf te bewijzen.”
Marleen en haar man Boris – zij werkt in het onderwijs, hij in de zorg – vertellen over de waarden die zij hun kinderen (Denzel is de tweede van vier) meegaven. Ga uit van je kracht, blijf bij jezelf, wees eerlijk en respectvol. Die waarden worden ook gepredikt in de evangelische broedergemeente waar zij lid van zijn, zeggen zij, maar op een gegeven moment worden ze zó deel van jezelf, dat je ze niet meer aan het geloof relateert.
Hun zoon was al jong serieus als het om voetbal ging, maar hij hing ook graag de clown uit. Dan liet hij fietsbanden op het schoolplein leeglopen of zette hij een mobiele telefoon op een kast achter de juf die hij liet afgaan. „Rare spelletjes” noemt zijn moeder het. Hij heeft er nog steeds een handje van. Niet voor niets noemde zijn zus Demelza hem vroeger Pietje Bell. Nadat Inter vorige maand de Coppa Italia had gewonnen, zette Dumfries de kleedkamer op stelten. Met een boombox op zijn schouders liep hij voorop in de polonaise. Zijn danspasjes werkten aanstekelijk. „Hij ligt goed in de groep”, weet journalist Conticello.
Die twee kanten – gedisciplineerd, maar ook een gangmaker – had hij als adolescent al, zegt Giovanni Franken, oud-bondscoach van Aruba. Franken had Dumfries (wiens vader van Arubaanse komaf is) als zeventienjarige bij het elftal gehaald omdat hij „hem de kans wilde geven zich op een internationaal podium te profileren”. Maar dan moest hij er wel hélemaal voor gaan, zegt hij, en dat schortte eraan, omdat Dumfries zijn oren te veel liet hangen naar ploeggenoten die wel van een feestje hielden en minder serieus met sport bezig waren dan hij.
Toen Franken hoorde dat een groepje spelers plannen maakte voor een avondje uit, nam hij Denzel apart op de tribune van het hoofdstadion in Aruba. „Denk goed na welke kant je kiest”, zei hij. Sommige spelers waren beter dan Dumfries, maar deden er niets voor. Híj was iemand die alles gaf. Dat mocht hij niet op het spel zetten, vond Franken. „Het was een vrij hard gesprek, maar achteraf zei Denzel dat het een bepalend moment was geweest, omdat hij leerde wat profvoetbal inhoudt. Dat het harde keuzes vereist.”
In die tijd was Dumfries nog ver van een profloopbaan verwijderd. Hij speelde bij BVV Barendrecht in de hoogste amateurklasse, op een leeftijd waarop de stap naar de profs al uit zicht begint te raken. Toch nam hij in zijn gedrag al een voorschot op wat hij als een zekere toekomst als profvoetballer beschouwde, zag Daniël Esajas, die stage liep bij Barendrecht en nu een van zijn beste vrienden is.
„Denzel dacht dat het normaal was om te laat op een training te verschijnen als je bij de besten hoort. Dat je geen warming-up hoefde te doen met de mindere jongens. De coach was er niet blij mee, maar als Denzel op het veld stond ging hij volle bak. Dan was hij een monster.”
Esajas lacht als hij eraan terugdenkt, zoals hij ook in de lach schiet als het gaat over Dumfries’ gedrag in het veld. Hij kan, ook nu nog, provoceren, veinzen hard geraakt te zijn door een tegenstander. „Dat doorrollen, slaan op de grond – elke keer denk ik dat hij zijn been heeft gebroken. ‘Dat zit gewoon in mijn spel’, zegt hij als ik hem erop aanspreek. ‘Ik weet hoe die scheidsrechters zijn, die reageren daarop.’”
Toen de trainer een nare opmerking over Zwarte Piet maakte, liet hij dat niet passeren. Denzel weet dat hij een rolmodel is
Uiteindelijk kreeg Dumfries zijn kans bij Sparta, aan de andere kant van de Maas. Een groot moment: met de familie naar de club om een eerste shirt in ontvangst te nemen en een krabbel te zetten. Maar een echt contract was het niet, dat verdiende hij pas een jaar later, op voorspraak van trainer Alex Pastoor.
Dumfries was geen basisspeler, had zelfs maar drie keer ingevallen bij het eerste. Hij overtuigde Pastoor op de training. Met zijn fysiek, zijn snelheid, maar vooral met zijn mentaliteit. „Hij was een van de jongsten”, zegt Pastoor, nu trainer van Almere City. „Maar hij kon iedere dag goed trainen. Of hij nou moe was of niet, wat er ook speelde. Dat zegt veel over hoe ver je kunt komen. En hij was al goed in staat om alles wat ik tegen hem zei, kritiek, complimenten, aanwijzingen, te gebruiken om beter te worden.”
Kritiek kreeg Dumfries ook uit onverwachte hoek. Toen de oom van zijn vriend Daniël Esajas, oud-topatleet Errol Esajas, eens een wedstrijd van Dumfries bij Sparta bekeek, zag hij dat de verdediger slecht bewoog. Hij was niet soepel, deed – zoals meer voetballers – te veel krachttraining. Of zoals Esajas het zich herinnert: „Denzel kon niet lopen.”
Esajas belde hem op, bood zijn hulp aan. „Hij was verbaasd”, vertelt Esajas. „Denzel stond in de basis, vond dat hij goed bezig was. Maar hij werd ook getriggerd en dacht: bij jou moet ik zijn.” Dumfries traint nog altijd bij de sportschool van Esajas, die maandelijks naar Milaan vliegt om de Inter-back zo soepel mogelijk te houden.
Extern hulp zoeken, je kwetsbaar opstellen: voor Dumfries is het essentieel. Want hoezeer hij ook opvalt door zijn drive en leergierigheid, het betekent niet dat het leven als voetbalprof hem makkelijk afgaat. De druk, de kritiek, de hoge eisen – sinds hij zijn eerste Sparta-shirt kreeg worstelt hij er soms mee. Zozeer dat hij er slecht van sliep, vertelt zijn moeder. „Hij is een piekeraar, moest meer leren loslaten”. Zijn vader noemt het een valkuil dat Denzel te lang in teleurstelling kan blijven hangen als hij obstakels tegenkomt op een uitgestippeld pad.
Het was in die eerste profjaren bij Sparta, zo’n acht jaar geleden, dat hij een sportpsycholoog in de arm nam. Pas na de gewonnen achtste finale op het WK in Qatar tegen de VS, ruim een half jaar geleden, sprak hij daar openlijk over. Dumfries blonk uit, scoorde zelfs, nadat hij de eerste wedstrijden niet uit de verf was gekomen. Met trillende onderkaak van vermoeidheid en emotie en de pijpen van zijn broekje hoog opgerold, vertelde hij na afloop hoe zwaar de kritiek hem was gevallen. Zoomgesprekken met zijn sportpsycholoog waren cruciaal om „innerlijke rust” te vinden en „de focus te behouden”.
Niemand wist dat hij erover zou beginnen die avond, zelfs zijn vader niet. Maar, vond Dumfries, praten over mentale begeleiding in profvoetbal is belangrijk, door het taboe dat er op rust. Door er op zo’n moment, op zo’n podium, open over te zijn, durven misschien meer jongens hulp te zoeken, zei Dumfries. „Het is namelijk niet makkelijk soms om voetballer te zijn.”
Wie je er ook over spreekt, vrienden, familie, oud-coaches, ze zeggen allemaal dat Dumfries, meer dan gemiddeld voor een profvoetballer, begaan is met zijn medemens. Zo hielp hij Amofa er weer bovenop, toen die Heerenveen moest verlaten in het seizoen dat hij zelf een contract kreeg bij PSV. „Ik zat al een paar maanden zonder club”, vertelt Amofa. „Bezorgde eten voor een Indiaas restaurant. Denzel belde en vroeg hoe het ging. ‘Ik heb helemaal niks’, zei ik. Hij vond dat onacceptabel en bracht me in contact met een aantal zaakwaarnemers. De eerste de beste regelde een stage bij Cambuur. Niet lang daarna speelde ik voor ADO.”
Zijn moeder vertelt dat Denzel het altijd heeft opgenomen voor minder mondige zwarte voetballers. In zijn tijd bij Heerenveen, toen de discussie over Zwarte Piet oplaaide, maakte hij er geen geheim van dat hij vond dat de traditie moet worden afgeschaft. „Toen de trainer daar een nare opmerking over maakte, liet hij dat niet passeren. Denzel weet dat hij een rolmodel is. Vorige week stuurde hij nog een oude foto van zichzelf op de Erasmusbrug bij een demonstratie van Black Lives Matter.”
Lees ook: over tegenstander Manchester City, dat bewondering én cynisme oproept
Italië is wat dat betreft geen makkelijk voetballand. „Maar”, zegt Marleen Dumfries, „Denzel kan heel goed relativeren. Racisme is onprettig en verwerpelijk, maar het heeft geen impact op zijn leven. Hij weet dat Italië ook veel moois te bieden heeft. Door zijn relativeringsvermogen houdt hij zich staande. Ik heb mijn kinderen altijd geleerd zo min mogelijk in de slachtofferrol te kruipen.”
Moeilijker had Dumfries het met de soms bijtende kritiek op zijn spel, waar hij ook in Italië mee te maken kreeg. De verwachtingen waren hooggespannen, zijn voorgangers op de rechtsbackpositie bij Inter – Achraf Hakimi, Maicon en Javier Zanetti – waren stuk voor stuk technisch begaafde stervoetballers. Toen Dumfries na het WK in een dip belandde, werd hij in de Italiaanse media afgeschreven als miskoop.
Dat greep hem aan, zeggen zijn ouders, meer nog dan kritiek in Nederland. Met hulp van zijn begeleiders, partner en familie – hij leidt met vriendin Jaimy Kenswiel en hun twee kinderen een rustig bestaan in Milaan, met weinig uitspattingen – vocht hij zich terug. „Wij zijn een beetje zijn beschermjassen”, zegt Marleen Dumfries. Inmiddels is hij een vaste waarde in het team van coach Simone Inzaghi.
Tot zaterdagavond staat alles in het teken van de finale, daarna wordt het tijd om na te denken over het vervolg van zijn loopbaan. Inter heeft geld nodig en zou Dumfries willen verkopen, hijzelf wil nog wel „een stapje maken”, zegt Errol Esajas. En Dumfries is gewild, weet zijn fysiektrainer. „Hij hoeft alleen maar ja te zeggen. Wie wil zo’n beest, zo’n aanjager, niet in zijn elftal?”