N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse
Thomas J Price De onthulling van het beeld van Thomas J Price vrijdag in Rotterdam zorgde voor ophef: waarom verdient een gewone vrouw van kleur een standbeeld? Maar in de openbare ruimte is nieuwe kunst al een langere tijd aan verandering onderhevig.
Het koningschap is niet langer een eenzame positie. Toen de koninklijke familie dit jaar op Koningsdag Rotterdam bezocht, was de stad niet alleen versierd met veel oranje, maar ook met de postercampagne ‘Wij zijn allemaal kings & queens’. Trafohuisjes en posterplekken waren beplakt met fotografische staatsieportretten van gewone Rotterdammers met de boodschap dat iedereen, ook zij, net zo bijzonder zijn als een vorst.
Sceptici vroegen zich af wat die campagne nu écht betekende. Was het inderdaad een monument voor ‘gewone’ mensen, of was het vooral symboolpolitiek ter verhulling van ongelijkheid? Waarom noem je mensen ‘kings & queens’ in een stad met armoede, waar kinderen zonder ontbijt naar school gaan, vroeg Hasna El Maroudi zich af in een kritisch artikel op Vers Beton.
Juist in de openbare ruimte is de roep om meer diversiteit groot. Gevoed door postkoloniale inzichten en mensenrechtenbewegingen als Black Lives Matter worden de laatste paar jaar wereldwijd standbeelden onttakeld als verouderde symbolen van ongelijkheid. Vooral in gebieden met veel racisme gebeurt dat. In deze tijd van inclusiviteit is er geen ruimte meer voor de exclusiviteit – uitsluiting – waar standbeelden een voorbeeld van zijn. Daarom moeten oude symbolen weg en worden collecties aangevuld met nieuwe symbolen van gelijkheid, zoals het beeld Moments Contained van de Britse kunstenaar Thomas J Price op het stationsplein van Rotterdam. Het bijna vier meter hoge bronzen beeld toont een donkere jonge vrouw op Nikes die uitkijkt in de richting van het beeldenterras aan de Westersingel, waar bezoekers langs sculpturen van internationaal vermaarde beeldhouwers wandelen.
Beeldenstorm
Rotterdam is geen stad die veel prominenten op sokkels eert. Toegegeven, het heeft wel het oudste standbeeld van Nederland, van Erasmus, maar telt vooral monumenten voor havenarbeiders, volkszangers, het bekende beeld van Oswald Wenckebach die de zelfvoldane burgerman vorm gaf (Monsieur Jacques) en incidenteel een verdienstelijke vakbondsleider of opbouwwerker. In 1991 maakte de Amerikaanse kunstenaar John Ahearn, exposerend in Witte de With, geweldige sculpturale portretten van zeer diverse buurtbewoners. Jaren hingen die in de wijk, maar toen werd er verbouwd. Dit is de perfecte tijd om ze weer uit het depot te halen.
Beeldenstormers zetten de verhoudingen in de openbare ruimte op scherp, om hun kijk op de in brons gegoten geschiedschrijving te tonen. De geschiedenis wordt immers geschreven door winnaars, en herschreven door verliezers. In die fase zitten we nu. En al heeft Nederland niet veel standbeelden, het telt wel meer dan vierduizend monumenten voor de Tweede Wereldoorlog. Ook daar blijkt de herschrijvingsbehoefte, want dat aantal groeit al jaren. Dat komt doordat de eerste gedenktekens vorige eeuw vooral gesneuvelde militairen en verzetshelden eerden, met een heroïek die paste bij de overwinning. Pas later kwamen gewone burgerslachtoffers aan bod. En van hen bestaan nog steeds veel vergeten verhalen, die worden verteld door nazaten van de toenmalige ooggetuigen. Zo krijgt Rotterdam, dat al ruim tachtig oorlogsmonumenten heeft, dit jaar een door Anne Wenzel ontworpen monument voor de razzia van 1944, waarbij 52.000 mannen voor dwangarbeid werden weggevoerd.
In zekere zin hebben monumentenlobbyisten iets gemeen met beeldenstormers: ze agenderen geschiedenissen die ze zelf niet hebben meegemaakt, maar waarvan de gevolgen voortbestaan, of ze nu voortkomen uit familietrauma’s (oorlogen) of institutioneel racisme (slavernij). Dat intergenerationele leed is waarom verliezers de geschiedenis herschrijven. Het gaat om erkenning. Kunst ván het volk, niet vóór het volk.
Lege sokkels
Hoe dat goed kan uitpakken, bleek twee jaar geleden uit de enthousiaste reacties rond het Nelson Mandela monument in het voormalige Bijlmerpark in Amsterdam. Het is ontworpen door Mohau Modisakeng. Op een sokkel prijken reusachtige bronzen portretten, maar: niet van Mandela zelf. Het zijn gezichten van buurtbewoners. Mandela was een mensenrechtenactivist, die streed voor gelijkheid. En hoe druk je gelijkheid beter uit dan gewone, niet beroemde mensen, op een voetstuk te hijsen – een lage sokkel in dit geval.
Over die sokkels is het laatste nog niet gezegd. Wereldwijd laten beeldenstormen lege sokkels achter die worden opgevuld met performances en nieuwe kunst. Zo ook in Bristol, waar een lege sokkel overbleef nadat het standbeeld van de zeventiende-eeuwse slavenhandelaar Edward Colston in 2020 de rivier de Avon in werd geduwd. Beeldhouwer Mark Quinn vulde de leeggekomen sokkel met een sculptuur van Black Lives Matter-activiste Jen Reid. Sommigen vonden het een teken van solidariteit, maar Thomas J Price – de beeldhouwer van het nieuwe brons in Rotterdam – vond het ‘een votiefbeeld voor toe-eigening’. Price, zelf van kleur, vindt dat witte kunstenaars zoals Mark Quinn beter een standpunt tegen witheid kunnen innemen dan dat ze het gebrek aan figuren van kleur in de kunst gebruiken om zichzelf relevantie te geven.
Het beeld van Price uit 2022 dat nu in Rotterdam is geplaatst, gaat volgens hemzelf over representatie: wie waar te zien mag zijn. Zo’n rol is van oudsher niet weggelegd voor een vrouw als in dit kunstwerk, en dat besef straalt ze ook uit: met haar gebalde vuisten stelt ze zich weerbaar op tegen andermans blikken. Je kunt je afvragen in hoeverre dit een beeld is van ‘een gewone vrouw’, of dat het symbolisch gaat over de beeldenstormdiscussie.
Standbeelden (‘voor het volk’) verdwijnen, andere kunst (‘van het volk’) komt ervoor terug – zodat de openbare ruimte toch weer voor iedereen is. Dat maakt het wel nodig om buitenkunst anders te leren begrijpen. Onbegrip – ook in deze krant – komt van mensen voor wie deze kunst niet bedoeld is. Of de sculptuur van Price een succes is, dat hangt net als bij herinneringsmonumenten maar van één factor af: of het omarmd wordt. Time will tell. Onverschilligheid zal het in elk geval niet oogsten. „Er is niets in deze wereld zo onzichtbaar als een monument,” verzuchtte de Oostenrijkse filosoof Robert Musil in 1927. Maar toen droegen beelden nog geen Nikes.
Erasmus
De onzichtbare tijden zijn voorbij nu monumenten meningen uitlokken en nieuwe artistieke reacties ontlokken, variërend van tijdelijke performances tot nieuwe standbeelden. Ergens is dat wonderlijk. Moet je een besmette traditie wel blijven voeden, zelfs al is het met tegenreacties?
Iemand die vindt van wel, is de Amerikaan Kehinde Wiley, bekend als schilder van het staatsieportret van Obama. In zijn schilderkunst citeert hij de beeldtaal van witte renaissancevorsten voor portretten van eigentijdse Amerikanen – iedereen kings and queens. Daarnaast maakt hij sculpturen, zelfs ruiterstandbeelden. Eén ervan, met een eigentijdse donkere man als heroïsche ruiter, werd in 2019 onthuld in New York, maar bestemd voor de stad Richmond.
Een ander exemplaar was showstopper in een solo-expositie van Wiley bij de Biënnale van Venetië vorig jaar. Het beeld was prachtig en spectaculair, maar tegelijk voelde de show wat gedateerd. Het historisch machismo dat Wiley hier citeerde, detoneerde nu veel kunstenaars alweer zoeken naar zachtere vormen. Juist zij die werken vanuit LHBT- en mensenrechtengedachten pleiten voor een harmonieuze wereld – opnieuw gedacht uit een voorbeeldfunctie.
Het wordt interessant om te zien of zo’n ontwikkeling vanuit de binnenkunst doorsijpelt in de buitenkunst, met alle machtsstrijd en beeldenstormen en hardheid die daar leven. Misschien niet. Of misschien ogen niet de beelden hard, maar de sokkels, die iemand zowel letterlijk als figuurlijk op een voetstuk plaatsen.
Prices Rotterdamse beeld staat gewoon op straatniveau. Dat een sokkel niet zomaar een steen is, is in Rotterdam al lang en breed bekend. Dat heeft met Erasmus niet alleen het oudste standbeeld van Nederland, maar ook de bijbehorende oudste sokkel. Die staat in een perkje bij de Erasmus Universiteit, om erfgoedredenen ingepakt in een doorzichtig kistje. Het voetstuk wordt met meer heiligheid omgeven dan het Erasmusbeeld zelf, dat op een nieuwe sokkel elders in de stad gewoon lekker buiten staat.
Die heiligheid merkte ook kunstenaar Kathrin Schlegel, toen zij voor de Erasmus-universiteit het kunstwerk Der Stein des Weisen ontwierp voor precies die sokkel. Haar idee was dat bezoekers op de historische sokkel konden gaan staan om zichzelf, weerspiegeld in een glanzende denkwolk, te kunnen verhouden tot het gedachtegoed van Erasmus.
Het plan ging niet door. Het beeld kwam, maar op Erasmus’ oude sokkel mag niemand meer staan. Te exclusief. Dit voetstuk verheft niemand meer.
Lees ook: Vrouwelijke kunstenaars domineren landenpaviljoens op Biënnale van Venetië