N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Beste Arnon,
Bedankt voor je openhartige brief. Wellicht komt het doordat jij en ik in hetzelfde jaar, 1995, dezelfde vliegroute volgden (misschien wel gelijktijdig en wie weet hebben onze paden elkaar, zonder dat wij het wisten, in een koffietentje op Schiphol gekruist), maar dan in tegenovergestelde richting, jij op weg van Europa naar New York en ik juist andersom, van New York (na een krappe twee jaar in de VS) op weg naar Europa, inmiddels in de rotsvaste overtuiging dat ik, ondanks mijn liefde voor reizen en zucht naar onontgonnen gebieden, nergens anders zou kunnen of willen wonen – dat jouw brief bij mij heimwee opriep naar een wereld die niet meer bestaat.
Heimwee naar mijn eigen jeugd, toen de euforie na de val van de Berlijnse Muur en de Sovjet-Unie nog niet bekoeld was, heimwee naar het onwrikbare geloof dat een herboren Europa het „einde van de geschiedenis”, door Fukuyama beloofd, in de praktijk zou brengen, dat zelfs eeuwenoude tirannenstaten als Rusland en China op het punt stonden om de liberale democratie te omarmen, omdat ze de meerwaarde ervan inzagen – de wolf zou zich naast het lammetje vlijen, degene die je naar het leven stond zou aan tafel aanschuiven, overgehaald door je gulle uitnodiging… Nooit eerder heerste, voor zover mij bekend is, op deze aardbol zoveel politieke naïviteit, zoet als een suikerspin tussen de draaimolens op een kermis. Denk ik terug aan dat gevoel, dan voel ik een soort moederlijke tederheid komen opzetten: het was een fantastische tijd, helaas van korte duur.
Bij elkaar heb ik je brief drie keer gelezen, voor het laatst deze ochtend. Afgelopen nacht heeft Kyiv, voor de elfde keer deze mei, een Russische raketaanval beleefd, dit keer waren het dertig raketten van het type Kaliber, die onze luchtafweer gelukkig allemaal heeft neergehaald, maar goed, een maand aan rusteloze nachten (want jezus, wat knalt het hard!) eist z’n tol, en ik wilde zeker weten dat ik in mijn bedwelmde toestand niets aan mijn aandacht had laten ontsnappen.
Klopt het echt dat je in het hypothetische Europa dat jij in deze lentedagen, in het jaar 2023, voor jezelf construeert aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, kunt doen alsof er niets aan de hand is: alsof het continent op dit ogenblik niet wordt opgeschrikt door de ergste oorlog sinds de Tweede Wereldoorlog (inmiddels vergelijkbaar wat betreft de hoeveelheid wapentuig en de lengte van de frontlinie), met als doel de vernietiging van een volk van veertig miljoen mensen – en hier domweg over zwijgen, alsof het gegeven irrelevant is voor de toekomst van Europa? En ten derden male heb ik mezelf ervan vergewist: nee, ik heb nergens overheen gelezen. Je weigert echt het huidige Europa te zien als een product van twee wereldoorlogen. De enige Europese oorlog die je noemt is het uiteenvallen van Joegoslavië dertig jaar geleden.
Ik weet dat oorlogen, bezien van de overkant van de Atlantische Oceaan, al snel een online-format aannemen; de huidige generatie heeft in dat deel van de wereld geen oorlog meegemaakt, wat een groot stempel drukt op het culturele perspectief. Toen jij in New York arriveerde zongen de muzikanten bij de metro nog „Help Bosnia now”, herinner ik me. Sindsdien hebben ze hun repertoire veranderd, en je schrijft stellig dat die oorlog „goeddeels uit het collectieve onderbewuste is verdwenen, in ieder geval buiten voormalig Joegoslavië”.
Sta me toe deze stellige woorden in twijfel te trekken en te bewijzen dat die oorlog, de Joegoslavische, juist niet uit het Europese bewustzijn is verdwenen, laat staan uit het onderbewustzijn (given anyone knows how to scan this!): de herinnering wordt levend gehouden door de toestroom van migranten van de Balkan, die het leven van honderden Italiaanse, Zwitserse en Duitse dorpjes voorgoed heeft veranderd – zoals vandaag de dag een lawine van acht miljoen vluchtende Oekraïense vrouwen het leven van Tsjechische, Baltische en Poolse dorpjes overhoop haalt –, door de bittere pil van schuldgevoel (nu we het toch over het unconsciousness hebben) over het eerste ernstige verraad van de post-Jalta-rechtsorde, het eerste debacle van de VN-vredestroepen, die in Srebrenica tegenover Ratko Mladic en zijn door straffeloosheid aangewakkerde razernij even impotent bleken als de gebundelde krachten van de Europese diplomatie tegenover Poetin in 2008 en 2014. Dat wat jij de crisis van de liberale democratie noemt (en ik crisis van de internationale democratische instituties), is toen al begonnen, in de jaren negentig, en in die zin is de Balkanoorlog niet alleen niet vergeten, hij is nog niet eens voorbij.
Lees ook Arnon Grunberg: Elke beschaving heeft barbaren nodig
Geen predikant
Dat laatste is overigens na te lezen in de Balkanliteratuur die uit de oorlog is voortgekomen en die naar mijn mening een van de interessantste fenomenen is in de Europese literatuur van de 21ste eeuw. Ik ben het volledig met je eens dat een schrijver geen predikant moet zijn (tenzij hij daartoe wordt gedwongen door een humanitaire catastrofe van historische proporties, zoals oorlog, tirannie, enzovoort), maar het is deel van onze maatschappelijke plicht om een portret van ons tijdsgewricht achter te laten voor de toekomstige generaties, daar kunnen we niet omheen, het is een van de vaardigheden, bewust of niet, waarvoor we betaald krijgen, en in die zin heeft de ‘oorlogsgeneratie’ van Balkan-auteurs haar honorarium eerlijk verdiend.
Voor mij wordt dit bevestigd door de gretigheid waarmee de hedendaagse Kroatische, Servische en Bosnische literatuur in Oekraïne vertaald en gelezen wordt sinds het begin van de Russische agressie, dat wil zeggen sinds 2014. In het aangezicht van collectief, existentieel gevaar blijkt het van wezenlijk belang te zijn om te weten dat ‘anderen ons zijn voorgegaan’ – anderen die wisten te overleven om het na te vertellen.
Ook dat is een bestaansreden van de literatuur: het scheppen van zulke ‘intergenerationele’ gemeenschappen, om de mens door de tijd en ruimte een teken te geven dat hij er niet alleen voor staat, en voor een belangrijk deel zijn het dit soort gemeenschappen die Europa al vijfduizend jaar lang bijeen houden als een cultureel continuüm. Dan blijkt het dagboek van Anne Frank een brief te zijn aan een meisje uit Jahidne, een dorpje bij Tsjernihiv, dat in het voorjaar van 2022 door de Russische bezetters een maand lang werd vastgehouden, samen met vierhonderd dorpsgenoten, als menselijk schild, in een kelder zonder water, ventilatie of licht – de hele maand hield ze met een viltstift op de muur de dagen en de doden bij, omdat ze de taal daarvoor vond, kant-en-klare gedragsvormen opgevangen uit de lucht van dezelfde cultuur die tachtig jaar geleden in Amsterdam aan haar Duitse leeftijdsgenootje dicteerde.
Dit ligt allemaal nogal voor de hand, en het voelt een beetje potsierlijk om jou eraan te herinneren, de zoon van een Joodse vrouw uit Duitsland die de Holocaust heeft overleefd, bovendien een man met de ervaring van militaire dienst, die ik niet heb. Daartegenover staat dat ik een andere ervaring heb die mij ertoe noopt deze regels te schrijven: in het eerste jaar van de Russisch-Oekraïense oorlog heb ik, als je Google mag geloven, 21 Europese landen en 93 steden bezocht (dus niet alleen de hoofdsteden plus Straatsburg, maar een vrij representatieve reeks, van Polen tot het Verenigd Koninkrijk), in een verwoede poging om, in de woorden van mijn Italiaanse uitgever, „het Westen alles uit te leggen wat we in de afgelopen acht jaar over deze oorlog hebben gemist” – en onderweg zag ik dat deze oorlog (die vóór 24 februari 2022 voor velen ondenkbaar leek, terwijl de experts in hun pogingen om hem weg te rationaliseren meer onzin uitkraamden dan je van een cultuur met duizend jaar oude universiteiten mag verwachten) Europa razendsnel en drastisch veranderde. En hoe verschillend dat uitpakte.
Hierover zou je een heel boek kunnen schrijven – hoe de in vergetelheid geraakte wonden van voorbije generaties in verschillende landen op verschillende manieren beginnen te bloeden, hoe de mentale constructies die in de loop der eeuwen zijn opgetuigd om ongemakkelijke waarheden te verhullen beginnen te kraken en instorten, hoe gedragspatronen (en angsten en trauma’s ) van grootouders en overgrootouders bij hun kleinkinderen worden gereactiveerd – en hoe, tot verbazing van velen, blijkt dat Europa nog steeds verdeeld is langs de lijn van de Berlijnse Muur, alleen niet tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ democratieën, zoals het voorheen optimistisch klonk, maar tussen landen met fundamenteel verschillende oorlogservaringen (van de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog) of, in bredere zin (en met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk), in voormalige imperiums en voormalige koloniën.
Het regende skeletten
De kasten gingen open, het regende skeletten. Al onze niet geleerde lessen en openstaande historische rekeningen schoten omhoog en vlogen recht in ons gezicht zoals het pak spelkaarten in Alices gezicht wanneer Hartenkoningin haar vonnis uitspreekt. Sofi Oksanen vertelde dat op 24 februari 2022 in heel Finland geschrokken ouderen hun kleinkinderen opbelden om hen te leren hoe je vluchtkoffertjes inpakt en hoe je, als de Russen Finland binnenvallen, hun op de ‘juiste manier’ steekpenningen geeft (later bleek dat dergelijke kennis ook in Boetsja en Izjoem de overlevingskansen aanmerkelijk vergroot had). Op datzelfde moment probeerde aan het andere uiteinde van het continent een Belgische diplomaat op vertrouwelijke toon mijn kennis (een Oekraïner) ervan te overtuigen dat het voor ons beter was ons aan de Russen over te geven, om rustig verder te kunnen leven zoals de Belgen onder de Duitsers.
„En de Belgische Joden?”, informeerde mijn kennis, die scherp uit de hoek kan komen. „Leefden die ook rustig verder?” En toen zijn gesprekspartner zoals te verwachten viel aarzelde, voegde hij eraan toe: „Dat is het punt, beste vriend, dat wij in deze oorlog de Joden zijn”, een nauwkeurige formulering, die het Europa van „Driezonië en het Marshall Plan” (zoals ik het noem), dat geen oog heeft voor de geschiedenis van de „Bloodlands” (zoals de Amerikaanse hoogleraar Timothy Snyder het heeft genoemd), pas op waarde kon schatten na een jaar vol massale Oekraïense ‘Serebrenica’s’, op industriële schaal geproduceerd door het Kremlin. Zo worden lang veronachtzaamde ervaringen door een andere bril bekeken, tegen de prijs van een nieuwe Europese genocide. Vind je echt dat dit je aandacht niet waard is?
Begrijp me niet verkeerd: het gaat me niet om een soort „herstel van historische rechtvaardigheid” voor het zogenaamde ‘Oostblok’ (een term die, notabene, nog steeds in gebruik is!) – God verhoede dat ik in historische rechtvaardigheid begin te geloven, I’m a big girl (alhoewel, laten we eerlijk wezen, het is lekker om te zien dat de Litouwse Europarlementariërs, wier tot in den treure herhaalde waarschuwingen tegen Wandel durch Handel met Moskou door de ‘oude democratieën’ botweg werden afgedaan als „fantoompijnen”, tegenwoordig doodgemoedereerd door het Europees Parlement lopen in T-shirts met het opschrift ‘We told you so!‘ – voor een intellectueel is het altijd fijn om deskundigheid van onwetendheid te zien winnen, in welke context dan ook).
Het gaat me echter om iets anders – om het collectieve geheugen en de collectieve ervaringen van Europa, die een voorwaarde zijn voor een Europese literatuur. De huidige genocidale oorlog in Oost-Europa laat zien dat het met het Europese geheugen, ja, met de hele Europese herdenkingscultuur, veel slechter is gesteld dan we dachten – want ondanks duizenden boeken en films over het nazisme en de Holocaust was Europa dertig jaar lang niet in staat om het opzwellende nieuwe fascistische rijk in de eigen achtertuin te zien voor wat het was, ondanks alles herhaalde Europa, in een vlaag van verstandsverbijstering, alle ‘aanmoedigingsacties’ die het in de jaren dertig inzette tegenover het Derde Rijk – zelfs toen dat al op het punt stond met zijn tanks het Europese huis omver te walsen (waar het in geslaagd was als Oekraïne het niet had tegengehouden!).
De vraag dringt zich op: waartoe dienden al die films en boeken dan, als we er niets uit geleerd hebben, over het verleden noch over de toekomst? (Omdat literatuur, die iets waard is, altijd over de toekomst handelt, zelfs als het over de tijd van Homerus gaat.)
Getto van Warschau
Ik ben niet de eerste die deze vraag opwerpt. De eerste was Marek Edelman, een van de morele kompassen van de Poolse intelligentsia van zijn generatie en een van de leiders van de opstand in het getto van Warschau, in 1943. De journalisten die Edelman in 1993 kwamen interviewen ter gelegenheid van de herdenking van de opstand, snauwde hij toe dat ze het over Bosnië moesten hebben, en niet over het verleden, want „we moeten deze oorlog stoppen, anders verliest alles waarvoor we toen streden z’n zin” (sic!). Vind je dat geen geniale formulering? Twee jaar voor Srebrenica voelde Edelman, die zich al een halve eeuw inzette voor de nagedachtenis aan de Poolse Holocaustslachtoffers, feilloos aan dat de ‘Joden’ in deze oorlog al gemerkt waren – wat voor hem betekende dat de historische overwinning van de gettohelden mogelijk voor niks was geweest.
Culturen verschillen onder andere in de wijze waarop mensen tijd beleven, in dat licht vormt Marek Edelmans uitspraak voor mij de kwintessens van het Europeaan zijn. Weet je nog, bij William Faulkner in Requiem for a Nun: „The past is never dead. It is not even past”. Je doet de geschiedenis liever met een ontwijkende tongbreker af, net als de oorlog, en drijft en passant de spot met de, naar jouw mening, universele menselijke neiging om het verleden te idealiseren (die overigens lang niet zo universeel is als ons op school wordt geleerd, niet eens alle Europese culturen kennen de mythe van de Gouden Eeuw, eveneens een attribuut van voormalige imperiums).
Voor mij hangt dit samen met wat je schrijft over vluchten: ik ben goed bekend met dit middel om trauma’s te ontwijken, ook overgeërfde en collectieve trauma’s (literatuur is immers ook zo’n middel, totdat je wordt vervolgd voor wat je hebt geschreven!) – het zit ook in mijn psychologisch repertoire, tot en met mijn gedwongen vlucht uit het land in 2014 voor huurmoordenaars (gelukkig voor korte tijd, slechts een paar maanden) (spoiler: mensen die je naar het leven staan schuiven niet zomaar bij je aan, beste Arnon, en ik raad je van harte af om met hen te tafelen mochten ze je plotseling uitnodigen!).
Maar door datzelfde jaar 2014 heb ik nog iets anders heel goed begrepen: dit middel werkt niet meer. Om het te laten werken, moet een vluchteling allereerst een plek hebben om toevlucht te zoeken, mentale ‘veiligheidszones’ binnen de grenzen van een betrouwbaar en gewaarborgd beschavingssysteem. Maar in deze eeuw heeft de mensheid haar voorraad aan dergelijke zones in het deel van de global village waar het recht heerst, waar politie, elektriciteit en stromend water voor handen is, al bijna uitgeput – zowel Europa als de Verenigde Staten zijn hard op weg hun veilige status kwijt te raken (ik kan je bij gelegenheid vertellen hoe in Duitsland, Polen en enkele andere EU-landen groepen pro-Russische neonazi’s steeds actiever gevluchte Oekraïense vrouwen terroriseren, wat de plaatselijke politie niet in staat is te verhinderen). Alleen Australië en West-Canada hebben we nog niet verpest, vrees ik, maar niemand weet hoe de voorspelde toename van het aantal klimaatvluchtelingen tegen 2050 zal uitpakken.
We hebben geen keuze, Arnon. Dat is het hele punt. Er is op deze planeet geen plek om een heenkomen te zoeken, op de vlucht voor degenen die ons naar het leven staan. En daarom vecht mijn land net zo verbeten als het Warschause getto tachtig jaar geleden: omdat we dit als eersten doorhadden.
Het einde van de boekencultuur
Deze brief is al flink uit de hand gelopen, dus moet ik tot mijn spijt afzien van een onderwerp dat mij, bij alle narigheid die Europa doormaakt, persoonlijk het meest aangrijpt, een onderwerp waarover ik (als de Russische invasie op 24 februari 2022 mijn werk niet zo ruw had onderbroken) inmiddels een nieuwe roman had kunnen voltooien, waar ik al jaren met liefde aan schrijf: ik heb het over het einde van de boekencultuur of, in bredere zin, het project van de Verlichting. Ooit, na onze overwinning, zal ik die roman afmaken.
Helaas kan de tekst mij vooralsnog geen toevluchtsoord bieden – zolang de oorlog niet gewonnen is blijft de taal waarin ik schrijf zelf in gevaar: іn de bezette gebieden moordt Rusland voor het bezigen van het Oekraïens en zuivert het de bibliotheken en archieven van alles wat erin geschreven is. Een niet mis te verstaan signaal wat mij en mijn cultuur te wachten staat in het geval van een nederlaag. Dit is de reden dat zoveel van onze schrijvers, musici, acteurs en wetenschappers als vrijwilligers mee vechten aan het front: om in onze taal een toevluchtsoord te vinden zullen we eigenhandig een ‘veilige zone’ moeten optuigen. En daarvoor moeten we deze oorlog winnen – daarvoor moeten we onszelf en heel Europa beschermen.
Daarom tot slot een verzoek – aangezien je betwijfelt of Europa „meer is dan louter geografie” (hier ben je me kwijt: geografie waarvan precies, van de Europese laagvlakte? Zonder de Britse eilanden, maar wel met de Oeral en Kazachstan, inclusief de Grote Steppe? Waar lopen de geografische grenzen van jouw Europa? En bestaat er in de twintigste eeuw nog zoiets als geografie los van de hand van de cartograaf? Zijn de Sovjetkaarten uit 1985 waarmee het Russische leger Oekraïne binnentrok, in de vaste overtuiging dat er in dertig jaar onafhankelijkheid niets veranderd kon zijn, niet de nagel aan de doodskist van het denken uit het tijdperk van geografische ontdekkingen?)
Ik verzoek je een paar plaatsnamen te onthouden. Eigenlijk zou ik moeten beginnen met de namen die symbool staan voor mijn Europa en die iedereen bekend voorkomen: Rome, Parijs, Canossa, Maagdenburg. ‘Rome’ staat in dit vierspan voor het primaat van de rechtsstaat. ‘Parijs’ staat voor de mensenrechten (de eerste ‘Verklaring van de rechten van de mens en de burger’!). ‘Canossa’ staat voor de scheiding der wereldlijke en geestelijke machten (dank aan Hendrik IV dat we onze heersers niet hoeven te verafgoden zoals de Russen!). En ‘Maagdenburg’ staat voor lokaal zelfbestuur (vooruit, de stadsstaten waren een oude Griekse uitvinding, maar laten we voor het gemak rekenen vanaf het Maagdenburgse Recht van Otto de Grote).
Voor mij behelst dit vierspan in al zijn beknoptheid al het waardevolle wat de mensheid Europa verschuldigd is – en waarvoor dit continent het, ondanks alle kruistochten, etnische bloedbaden en andere uitingen van barbarisme op zijn cv, waard is om lief te hebben, te koesteren en tot de laatste snik te verdedigen, desnoods ten koste van eigen lijf en leden.
Geografie en grenzen
Dus, om terug te komen op geografie en grenzen. In haar jongste column in The Atlantic beschreven Anne Applebaum en Nataliya Gumenyuk een belangrijke waarneming: voor de Russische bezetters was het onverwacht en volkomen onbevattelijk dat burgemeesters in Oekraïne door hun landgenoten worden gekozen en niet van bovenaf worden benoemd, wat betekent dat ze verantwoordelijk blijven tegenover hun kiezers, ook na verlies van contact met Kyiv, dat wil zeggen met de ‘hoge piefen’ (in de Russische optiek). (Spijtig genoeg vernietigen de Russen dat wat ze niet begrijpen, waardoor burgemeesters in de bezette gebieden tot ‘risicogroep nr. 1’ zijn uitgegroeid, de categorie die het vaakst ten prooi valt aan arrestatie, moord en ontvoering).
Ik las in deze tekst een requiem voor Fukuyama’s jaren negentig – Applebaum maakt inzichtelijk waarom democratie geen product is dat je zoals aardappelen kan exporteren. En ik moest denken aan het feit dat het Maagdenburgse Recht in Oekraïne bijna zeshonderd jaar standhield, vanaf het begin in de dertiende eeuw, onder de vorsten van Galicië-Wolynië, tot eind achttiende eeuw, toen het Russische Rijk het afschafte, tegelijk met de andere instituties van het autonome Hetmanaat.
En kijk ik naar de kaart van de huidige oorlog, waarop vooral de dramatische, veelbewogen, nu al legendarische veldslagen in het oog springen, Hostomel, waar de plaatselijke burgermilitie op 24 februari een landing van Russische paratroepers wist af te slaan, die niet wisten wie ze voor zich hadden. Tsjernihiv, een stad vol eeuwenoude kerken van de UNESCO-Werelderfgoedlijst die de Russen tussen 24 februari en 4 april met de grond gelijk maakten, net als Marioepol en Bachmoet naderhand, maar die ze niet konden innemen. Nizjyn, dat een wekenlange belegering moest verduren, als een middeleeuwse vestingstad (toen voedsel schaars werd begonnen boeren melk en meel via omwegen de stad binnen te smokkelen om het onder de stedelingen te verdelen), maar de aanvallers niet binnenliet. Kijk ik naar deze kaart, dan kan ik niet anders dan opmerken dat dit allemaal eeuwenlang vrije steden met vrije burgers waren: Hostomel vanaf 1614. Tsjernihiv vanaf 1622, Nizjyn vanaf 1625. Goed dat ze hun recht op vrijheid hebben verdedigd.
Hier, langs de oostgrens van het Maagdenburgs Recht, loopt nu de grens van Europa, niet eens in de metaforische zin van het woord, maar letterlijk: elke Oost-Oekraïense stad of dorp die de vijand in de ogen staart, is een vesting aan het front. En de toekomst van Europa hangt ervan af of die vestingen standhouden.
Ik weet niet of dit „meer dan louter geografie” is, want ik snap sowieso niet wat „louter geografie” betekent. Van tijd tot tijd prevel ik de namen van deze steden, zoals je de namen van geliefden prevelt, ingenomen met de klank, met de grijpbaarheid van de klank, de afwisseling van strakke en zachte medeklinkers, de kuiltjes van de klinkers: Hostomel. Tsjernihiv. Nizjyn. En bij elke naam word ik stil van dankbaarheid.
Je doet me een plezier als je hen eveneens onthoudt.
Hartelijke groet,
Oksana Zabuzhko