N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Beeldende kunst
Richard Long in de Rijksmuseumtuinen Voor de tiende editie van de zomerexpo vroeg het Rijksmuseum de Britse kunstenaar Richard Long om de tuinen naar zijn hand te zetten. Een gewaagde keuze, die net niet helemaal lekker uitpakt.
Je moet drie keer goed speuren voor je ‘m gevonden hebt. Op de bodem van het vijvertje in de Rijksmuseumtuinen – onder het wateroppervlak, dat behoorlijk golft van het kletterende water uit de fontein – legde kunstenaar Richard Long een slingerende slang van keien neer. Snake in the Water heet het kunstwerk. In het gazon ernaast is het wederom even turen: Long bedacht een sculptuur van gras op gras. Bepaalde delen van het gras mogen langer doorgroeien dan de rest. Life Line is een kartelige, verhoogde lijn in het strakke gazon tussen de piekfijne haagjes. Een soort omgekeerde graancirkel, of een verhoogd korstje dat zich op een wond heeft gevormd.
De Eregalerij is mooi, maar eigenlijk is het niet de mooiste expositieruimte van het Rijksmuseum. Dat zijn de tuinen die architect Pierre Cuypers eind negentiende eeuw rondom zijn museumgebouw liet aanleggen. Op postzegelformaat waan je je in een klein Versailles: met allerlei verschillende tuinstijlen, een majestueus rustpunt op een van de drukste plekken in Amsterdam.
De afgelopen jaren organiseerde het Rijksmuseum er fraaie, gratis toegankelijke exposities van kunstenaars als Henry Moore, Joan Miró, Louise Bourgeois, Ellsworth Kelly en Barbara Hepworth. Daar kunnen ze nog wel even mee doorgaan, want onlangs maakte het museum bekend een schenking van 12,5 miljoen euro te hebben ontvangen, specifiek voor deze tuinexposities.
Wandelen als kunst
Voor de tiende editie vroeg het museum kunstenaar Richard Long (Bristol, 1945). Een gewaagde keuze, want Long is vooral bekend van de werken die hij maakt tijdens lange wandelingen, ver van de bewoonde wereld, in de wildernis. Daar bouwt hij lijnen of cirkels van stenen of takken, die hij vervolgens vastlegt op foto’s. Soms is de wandeling zelf het kunstwerk, en blijft alleen een tekstverslag over, dat hij op museumwanden weergeeft: ‘A Stone Placed on the road each day along a walk of 1030 miles in 33 days’.
Long maakt werken die je dreigen te ontglippen. Dat begon al in 1967, toen hij in een grasveldje het iconische A Line Made By Walking maakte: door heen en weer te lopen in een grasveldje op het Engelse platteland tekende hij een lijn uit. Alleen een zwart-wit foto bleef over. Een kleine revolutie in de kunst: want wat is A Line…? Een performance? Sculptuur? Is de foto het eigenlijke werk? Vaak wordt Longs kunst getypeerd als land art, een woord waartegen hij een aversie heeft, het mist de monumentaliteit van andere, veelal Amerikaanse land art-kunstenaars, die vaak grootschalige ingrepen doen in het landschap.
Lees ook dit interview met Richard Long: De kunstenaar die van wandelen kunst wist te maken
Ook binnen, in musea, kan Longs kunst prachtig tot z’n recht komen: zoals in 2019 in Museum De Pont in Tilburg: daar lagen prachtig geconstrueerde sculpturen van natuursteen onder het industriële dak van de voormalige wolfabriek. Onvergetelijk was ook Longs expositie Berlin Circle in Hamburger Bahnhof in 2011, toen de figuren van natuurlijke materialen als op een gigantisch canvas uitgestald lagen op de uitgestrekte, witte vloer van de voormalige stationshal.
Voor de Rijksmuseumtuinen keert Long terug naar het begin, door weer in het gras te werken. Hij tekent figuren in het gras, door op bepaalde plaatsen het gras langer door te laten groeien dan elders. Die figuren kunnen een groot kruis zijn, als een plaatsbepaling (Time after Time), een vrije blobachtige vorm (Sea of dreams) of een sikkelvormige maan (From Sky to Earth). Door met gras op gras te werken kruipt Long subtiel in of op – of in het geval van de stenen in de vijver zelfs ónder – de huid van de Rijksmuseumtuinen.
Radicaliteit ontbreekt
Het probleem is alleen dat deze werken de radicaliteit missen, die zijn andere werk wel heeft. Zowel de werken in de wildernis als de werken in musea profiteren enorm van het contrast. Strakke, rationele figuren op een afgelegen plaats, dat is spannend. Ruwe, natuurlijke materialen in een steriel museum, net zo spannend. Dat contrast is in de Rijksmuseumtuinen afwezig: in een tuin verwácht je tot in de puntjes verzorgde, gesnoeide planten, je verwacht er ook decoratie van natuursteen. Wat daardoor vooral opvalt is de onopmerkelijkheid van deze werken: het grootste deel van de bezoekers loopt er argeloos voorbij.
Desondanks dragen de grasfiguren een sluimerende belofte in zich: wat nu nog petieterig is, kan woest en wuivend worden. Groeien deze sprieterige driedagenbaardjes uit tot een stukje wildernis in Cuypers’ geprepareerde paradijs? Helaas, dat is niet de bedoeling, de werken worden door hoveniers op deze hoogte bijgehouden.
Binnen in het Rijksmuseum hebben Longs werken wél de radicaliteit die bij hem past: in de Voorhal naast de Eregalerij ligt, op de ingelegde mozaïekvloer, een enorme kronkelende ‘rivier’ van Indiaas natuursteen. Het zachte rood rijmt prachtig met de bakstenen eromheen, maar de ruwe textuur van de stenen botst keihard met de glimmende mozaïeksteentjes: hier haalt Long weergaloos een stukje wildernis naar binnen.