Het bedrijf draait op voor de ‘valse’ handtekening van de werknemer

Economie & recht

Een bedrijf in 3D-printers moet bijna 18.000 euro betalen voor een dienst waar niet de directeur voor tekende, maar een werknemer. Met een valse handtekening van zijn baas.

Illustratie Stella Smienk

De zaak

Een bedrijf in zoekmachine-optimalisatie, search engine optimalisation (SEO), stuurt een offerte aan een bedrijf dat 3D-printers verkoopt. Voor een maandelijks vast aantal uren kan de SEO-specialist de website van het 3D-printerbedrijf beter vindbaar maken. Het SEO-bedrijf gaat aan de slag en ontvangt de offerte getekend retour via SignRequest, een online tool voor beveiligde ondertekening van documenten.

Het 3D-printerbedrijf is twee man sterk. Naast de directeur is een werknemer in dienst met wie het SEO-bedrijf steeds contact heeft.

Een half jaar verstrijkt zonder dat het 3D-printerbedrijf ook maar één factuur betaalt. En dan meldt de directeur van het 3D-printerbedrijf zich. Het reclamebureau dat het SEO-bedrijf had aangedragen, zou de ‘hoofdaannemer’ zijn. Maar daar had de directeur geen overeenstemming mee bereikt. En dus ook niet met de SEO-specialist, vindt hij.

Het SEO-bedrijf is het daar niet mee eens: er is een getekende offerte. Dus stapt het naar de kantonrechter en eist betaling van alle achterstallige rekeningen, inmiddels bijna 18.000 euro. Bij de kantonrechter komt het 3D-printerbedrijf met een ander verhaal. Er zou geen overeenkomst zijn, omdat de handtekening op de offerte niet van de directeur zou zijn.

De uitspraak: Toegewezen

De directeur heeft gelijk: zijn digitale noch zijn ‘natte’ handtekening lijkt op die van de offerte, blijkt uit de documenten die hij aan de kantonrechter voorlegt. Het is de SEO-specialist zelf die gesjoemeld zou hebben met de handtekening, beweert de directeur. Maar hij kan dat niet hardmaken, terwijl het SEO-bedrijf wél met bewijs komt. Zowel het e-mail- als het IP-adres dat is gekoppeld aan de handtekening en retourzending van de offerte, zijn van de werknemer van het 3D-printerbedrijf. Hij heeft de handtekening van de directeur vervalst, stelt de kantonrechter vast.

Wat betekent dat voor die kleine 18.000 euro die nog niet betaald is? De hoofdregel is dat degene wiens handtekening is vervalst, kan zeggen: dat is niet mijn handtekening en dus heb ik me ook nergens toe verplicht. Zelfs als degene die zich op de handtekening beroept aannam, en mocht aannemen, dat de handtekening echt was. Dus de directeur van het 3D-printerbedrijf is eigenlijk niet aan de offerte gebonden.

Maar dat kan onder bijzondere omstandigheden anders zijn. En dat is hier het geval, vindt de kantonrechter. Want het is aan de directeur toe te rekenen dat het SEO-bedrijf de handtekening voor echt hield. Hij heeft namelijk op geen enkele manier ingegrepen. Zo was de directeur vanaf het begin op de hoogte van het voorstel van de SEO-specialist, maar kon de werknemer volledig zijn eigen gang gaan in het contact en het verdere verloop van het offertetraject. Het gebrek aan toezicht is de directeur speciaal toe te rekenen, omdat hij wist dat de werknemer zich in het recente verleden schuldig had gemaakt aan onbehoorlijk bestuur van een onderneming die daardoor failliet was gegaan. Verder hadden de directeur en werknemer wekelijks, soms dagelijks, contact. Daarom is het volgens de kantonrechter onwaarschijnlijk dat de directeur niet wist dat het SEO-bedrijf op enig moment was begonnen met het werk. Toch deed de directeur lange tijd niets.

Er is dus wel een overeenkomst tot stand gekomen, zegt de kantonrechter. En het 3D-printerbedrijf moet betalen.

Commentaar

Alexandra van den Eijnden, advocaat-partner contractenrecht bij Ten Holter Noordam Advocaten, ziet zelden dat een handtekening vervalst wordt. „Ik kan me niet voorstellen dat deze directeur nergens vanaf wist. Ze zaten met zijn tweeën op kantoor, niet bepaald een multinational dus.” Van den Eijnden vermoedt dat het 3D-printerbedrijf van alles geprobeerd heeft om maar niet te hoeven betalen. „Dat de handtekening niet van de directeur was, lijkt een gelegenheidsargument.”

Wat Van den Eijnden wel regelmatig ziet, is dat iemand om praktische redenen zijn handtekening zet. Voorbeeld: een bedrijf staat op het punt een contract te tekenen, maar de tekenbevoegde is op vakantie. Dan zet degene die wel op kantoor is, maar niet tekenbevoegd, snel even zijn eigen handtekening. Ook dan geldt als uitgangspunt dat het bedrijf niet aan de overeenkomst is gebonden. Tenzij het de schijn heeft gewekt dat het degene die tekende een volmacht had gegeven en de wederpartij daarop mocht vertrouwen.

Om gedoe te voorkomen, adviseert Van den Eijnden altijd te controleren wie tekenbevoegd is en het contract aan hem of haar toe te sturen. Voor én na ondertekening. Eventueel met behulp van een verificatietool waarbij de tekenbevoegde moet inloggen via bijvoorbeeld sms-controle.

Zou het in deze zaak nog hebben uitgemaakt als de werknemer zijn eigen handtekening had gezet? Van den Eijnden denkt van niet. Het SEO-bedrijf mocht er in die omstandigheden op vertrouwen dat de werknemer bevoegd was te tekenen. „Linksom of rechtsom zou het 3D-printerbedrijf dus moeten betalen.”

Olivia den Hollander is verbonden aan The Investigative Desk, een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten