Niet de auto, maar de file

Science fiction Hoever kan iemand zien die vooruit kijkt? Science fiction houdt zich met die vraag bezig en, schrijft Auke Hulst, die verre blik is een blik naar binnen.

Illustratie Dewi van der Meulen

Myopie, oftewel bijziendheid, komt vooral bij mensen voor, maar niet exclusief. Katten schijnen met hun relatief enorme ogen moeilijk van focus te kunnen veranderen, waardoor hun omstandigheden bepalend zijn voor de wijze waarop die ogen staan afgesteld. Buitenkatten zijn meestal verziend, binnenkatten bijziend.

De moderne mens is een binnenkat. Een kantoortuinbewoner wiens blik stukloopt op computer- en telefoonscherm, op wanden en plafonds. Maar de resulterende bijziendheid zou tegelijk een stimulans voor geestelijke verziendheid kunnen zijn, het openen van het denkraam, het opporren van het voorstellingsvermogen. Ogen dicht en je een bijna tastbare toekomst inbeelden… Maar ook daarin zijn we door de bank genomen akelig bijziend. De toekomst is – zelfs wanneer we een beredeneerde gok doen door te extrapoleren – terra incognita. Hoe in de vage contouren van de tijd helderde vormen te ontwaren?

Laat dat nu net zijn wat sciencefiction-schrijvers namens ons proberen te doen. Waarbij ze niet alleen het territorium van de toekomst betreden, maar ook de nog onontgonnen ruimte of parallelle universa. De werelden die ze scheppen – die ze zíen – zullen mogelijk nooit werkelijkheid worden, maar helpen ons wel na te denken over onze eigen wereld, onze eigen tijd, onze eigen omstandigheden. En over onze eigen menselijkheid, die geregeld onmenselijke vormen aanneemt. Toen ik als twaalfjarige voor het genre viel, was dat niet alleen vanwege kleurrijke planeten en de avonturen die daar te beleven vielen, maar vooral – het duurde voor ik het doorhad – vanwege experimentele test-opstellingen die me van alles leerden over mijn eigen wereld en over mezelf. Bijziendheid en verziendheid bleken in sciencefiction onlosmakelijk met elkaar verbonden – door ver te kijken, werd het nabije zichtbaarder gemaakt. De verre blik was een blik naar binnen.

Dystopische verhalen zijn daar een bekend en momenteel vrij populair voorbeeld van: ze tonen akelige toekomstscenario’s die iets zeggen over tendenzen in onze eigen tijd. Maar opgelet: het is verleidelijk een verhaal te schrijven dat vooral de nadruk legt op de grote ontwikkelingen en voor de hand liggende gevaren. Terwijl de gelaagdheid elders te vinden is. Zoals de sf-schrijver Frederik Pohl ooit zei: ‘Een goed science-fictionverhaal moet niet de auto voorspellen, maar de file.’ Oftewel: wie zich aan dergelijke literatuur waagt moet dóórdenken, stilstaan bij te makkelijk over het hoofd geziene, soms erg alledaagse gevolgen, en wat die voor personages betekenen. Het is een citaat waarmee ik allerlei tech-utopisten in het gezicht had willen slaan, van zij die zeker wisten dat internet een digitale heilstaat zou opleveren, tot de huidige voorstanders van ongebreidelde AI. Maar het is vooral een citaat dat schrijvers (ook ik) op een post-it op het toetsenbord zouden mogen plakken. Om vervolgens enthousiast aan de slag te gaan.