N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Dat het met de taalbeheersing van de Nederlandse scholier en studenten beroerd gesteld is, hoef je geen docent meer te vertellen. Van tijd tot tijd brengen rapporten dat ten overvloede met cijfers onder de aandacht. En prompt breekt er dan een spervuur los van voorstellen om de taal te vereenvoudigen, met de stilzwijgende veronderstelling dat het probleem daardoor wordt opgelost.
Ironisch genoeg is de mondiaal meest populaire alfabetische taal, het Engels, ook net de taal waarin uitspraak en schrift het verst uit elkaar gegroeid zijn. Van spellingshervorming hebben de Engelsen met hun bijna aangeboren hang naar het verleden nooit iets willen weten. Daarentegen kun je in het Spaans of Italiaans vrijwel blind varen op het schrift om te weten hoe een woord klinken moet.
Vereenvoudiging van het Nederlands hoeft op zich dus geen probleem te zijn. Waarom de verwarrende dubbelheid van ‘ei’ en ‘ij’ of ‘au’ en ‘ou’ niet teruggebracht tot één eenduidig vocabel? Ja, de etymologische band met het verleden wordt dan doorgesneden en aanvankelijk doet het zeer aan de ogen. Maar alles went, zoals ook het Spaans eraan gewend raakte de ‘g’ niet langer als ‘x’ maar als ‘j’ te schrijven. ‘Don Quixote’ werd ‘Don Quijote’ en niemand neemt daar nog aanstoot aan – al houden we het in Nederland nog steeds op het verfranste ‘donkiesjot’.
Whisky
Helaas zijn ook in grondig hervormde talen de spellingsproblemen niet uitgeroeid. Zo blijven buitenlandse leenwoorden een struikelblok. Die zouden we direct op z’n Nederlands kunnen spellen, opperde historisch taalkundige Nicoline van der Sijs onlangs op de radio als remedie voor de Nederlandse perikelen. Een aardig idee, misschien – al is ‘buro’ na vele decennia nog altijd niet populairder dan ‘bureau’.
Lees ook: ‘Wbj’, ‘tldr’: laten we ons buigen over de woorden die jonge mensen gebruiken
De buitenlandse brontaal doet in een zich mondialiserende wereld zijn invloed gelden. In Spanje besloot de Koninklijke Academie een paar jaar geleden de Schotse nationale drank voortaan fonetisch te schrijven als ‘guïsqui’. Het werd geen succes. Sinds kort heet whisky weer ‘whisky’.
Dat soort ingrepen zijn nog tamelijk goed te overzien. Ernstiger wordt het wanneer de taalvereenvoudigers voorstellen vaste regels in de spelling simpelweg af te schaffen. Laat ieder schrijven zoals hij wil. In de sociale media gebeurt dat tenslotte al probleemloos.
Of dat laatste werkelijk waar is, kun je betwijfelen. Sociale media zijn een beruchte bron van misverstanden. Maar vooral: de hanteerbaarheid van wilde spelling blijft beperkt tot zeer korte berichten. Wie een boodschap van meer dan 280 Twitter-tekens te lezen krijgt, begint het bij een spelling-naar-believen al snel te duizelen.
Aap-noot-mies
De taal is nu eenmaal niet voor niets gestandaardiseerd. Probeer maar eens een tekst te lezen uit de zeventiende eeuw, toen iedereen inderdaad nog zo’n beetje ‘deed wat hij wilde’. Ik wens de gemiddelde krantenlezer er veel geduld mee. Aan zo’n tekst ben je behoorlijk wat tijd kwijt.
Niet omdat wij daaraan ‘nog moeten wennen’ en het later helemaal goed zal komen. Maar omdat wij nu eenmaal niet letter-voor-letter lezen, zoals de voorstanders van deze vrijheid stilzwijgend veronderstellen. Zo leest een kind: met de wijsvinger langs het woord: a-a-p, n-o-o-t, m-i-e-s – om tenslotte opgelucht te herhalen wat het pas dan begrijpt als aap-noot-mies. Maar een volwassen lezer neemt hele woorden direct waar als één geheel, en dan gaat het lezen een stuk vlotter. Neem de proef op de som met een nieuwsbericht waarin een Russische eigennaam opduikt. Het is alsof je op de snelweg plots vol in de remmen moet: R-o-s-t-r-o-p-o-v-i-t-s-j, oh ja, de cellist Rostropovitsj. En pas dan gaat het weer verder in volle vaart: ‘De cellist R. geeft op deze cd weer een onovertroffen interpretatie weg.’
Niets is zo fnuikend voor de emancipatie van de lagere klassen dan spellingsvrijheid
Nu ja, zeggen de kampioenen van spellingsvrijheid-blijheid, daar hebben we dan de spellingscorrector voor! De computer ordent alles keurig naar regels die wij niet meer hoeven te beheersen. Of toch weer wel – want bij het lezen spelen die óók een rol. En dat lezen doen we vooralsnog zelf – hoewel je je kunt afvragen hoever de angst voor steeds eigenmachtiger AI juist hier niet op zijn plaats zou zijn. Zij schrijft ons dan (letterlijk) de wet voor, waarnaar wij onwetenden ons voegen.
Volksverheffing
En daarmee houdt die onwetendheid niet op. Wat in het pleidooi voor spellingsvrijheid vergeten wordt is dat een kind bij het leren van de regels daarvan niet alleen wegwijs wordt in de taal, maar ook leert denken. Ongemerkt krijgt het zo een besef van wat eigenlijk een regel is. Het oefent zich, met andere woorden, in een zekere mate van abstract denken – wat in een filosofisch zwakjes ontwikkeld land als Nederland geen luxe is.
En dan het ultieme argument: spellingsvrijheid zou de minderbedeelde lagen van de bevolking bevrijden uit hun achterstand. In werkelijkheid is voor de emancipatie van de lagere klassen niets zo fnuikend. Meent men werkelijk dat met deze vrijheid-blijheid elk maatschappelijk onderscheid in het taalgebruik zou zijn verdwenen? Elke samenleving, zo heeft de Franse socioloog Pierre Bourdieu duidelijk gemaakt, streeft naar distinctie: naar tekenen waarin men zich verheft boven de rest.
Standaardisering heeft op taalgebied een flink deel daarvan weggenomen. Niet alles, maar juist dankzij scholing kan ook wie niet in welvaart opgroeit zich dat in belangrijke mate eigen maken. Dát is wat het emanciperende onderwijs ooit ‘volksverheffing’ noemde. De taalverlaging die nu bepleit wordt bewerkt het omgekeerde. Ze geeft ruim baan aan de geheimtaal van de distinctie, die achter de coulissen van een vals egalitarisme alsnog wordt aangeleerd in de sociale omgeving, eventueel ondersteund met bijlessen die slechts voor de jeunesse dorée betaalbaar zijn.