N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
In haar column in NRC (22/12) schreef Aylin Bilic een vurig betoog waarom sociale huurwoningen in het centrum van Amsterdam verkocht zouden moeten worden. Volgens haar is dit een „taboe”, een „ideologisch stokpaardje” die werkelijke oplossingen in de weg staat. Hoewel prikkelend geleverd, zijn haar argumenten al decennia geen taboe meer. Integendeel, ze herhaalt wijdverbreide ideologische mythes die het stads- en overheidsbeleid de afgelopen 30 jaar zijn gaan domineren. Deze mythes vormen geen gedegen oplossing voor de wooncrisis, maar normaliseren duur wonen en ruimtelijke segregatie.
Steen des aanstoots is het Entrepotdok in het centrum van Amsterdam. Bewoners protesteren hier tegen de geplande verkoop van 140 sociale woningen. Het zou hier gaan om „sociale huurders die het geluk hebben een spotgoedkope woning in zo’n gewilde buurt te bemachtigen”. De boodschap is duidelijk. Redenerend vanuit de marktideologie is goede huisvesting voor iedereen niet een recht, maar hooguit een gunst. Betaalbare woningbouw zou niet uit mooie woningen op populaire plekken moeten bestaan, maar uit sobere woonblokken aan de randen van de stad.
Kijken we echter iets verder dan zien we dat het hier gaat om woningen die in de jaren 80 zijn herontwikkeld als sociale huur, juist omdat marktpartijen destijds geen interesse hadden in de verkrotte pakhuizen. De publieke investering in betaalbare huisvesting heeft bijgedragen aan het feit dat het nu een gewilde buurt is. Die investering heeft zich daarnaast allang terugverdiend. Architect Van Stigt becijferde onlangs dat de panden al vele malen meer huur hebben opgebracht dan er ooit in is geïnvesteerd.
Scheefwoner-argument
Veel opiniemakers, politici en directeuren van woningcorporaties gaan hieraan voorbij. Zij zien sociale huur op dure locaties vooral als inefficiënt, onnodig én als vastgoed met hoge potentiële opbrengst. De verkoop van één woning op een gewilde plek zou genoeg geld opleveren om elders minstens twee nieuwe woningen van te bouwen. Het verzilveren van de hoge marktwaarde lijkt dan heel sociaal.
Lees ook: In de strijd om een woning verzuipt de solidariteit
Niet alleen zal dit de ruimtelijke segregatie verder versterken, maar het zal ook verder normaliseren dat sociale huur vooral sober moet zijn. Bovenal is het uiterst twijfelachtig of deze rekensom klopt, zeker met de huidige hoge bouwkosten, oplopende rentestanden en forse grondprijzen.
Bovendien wordt dit argument al zo’n twintig jaar gebezigd, maar gebeurt in de praktijk het tegenovergestelde. De afgelopen jaren werd de verkoop flink opgevoerd – sinds 2009 verkochten corporaties landelijk honderdduizenden woningen – maar halveerde de sociale nieuwbouw. Het logische gevolg is een uitgeklede sociale huursector met steeds minder plek en steeds langere wachtlijsten.
Een van dé kwaliteiten van de Nederlandse volkshuisvesting was decennialang dat het óók plaats bood aan de middengroepen
Deze marginalisering gaat gepaard met een diepe argwaan jegens collectivistische voorzieningen. De karikatuur van de scheefwoner is dan nooit ver weg. In haar column spreekt Bilic bijvoorbeeld over huurders die met hun hogere inkomen woningen „bezet” zouden houden. Alsof het hier niet gaat om betekenisvolle plekken waar zij zich thuis voelen. Dit zouden we nooit over huiseigenaren zeggen die dankzij royale subsidies betaalbaar kunnen wonen.
Het scheefwoner-argument negeert dat middeninkomens evengoed baat hebben bij een betaalbare huur. Onderwijzers, loodgieters en ambtenaren hebben meer behoefte aan betaalbare woningbouw dan aan middeldure schijnoplossingen. Een van dé kwaliteiten van de Nederlandse volkshuisvesting was decennialang dat het óók plaats bood aan de middengroepen. Het was een politieke keuze hen uit te sluiten middels strenge inkomenseisen.
Sociale menging
Na jaren van kaalslag domineert inmiddels het beeld dat de sociale huur enkel bedoeld is als laatste redmiddel voor wie niet anders kan. Het aandeel sociale huurders met een minimuminkomen is sterk toegenomen. De overgebleven middeninkomens die genieten van een betaalbare huur zijn bij voorbaat verdacht. De realiteit in haast heel Nederland is bovendien dat de markt er niet in slaagt middeninkomens betaalbaar te laten wonen, terwijl de volkshuisvesting dat voorheen wel kon.
De aanwezigheid van betaalbare huisvesting in populaire buurten was een andere volkshuisvestelijke kwaliteit. Het bevorderde sociale menging en gelijke toegang tot onze steden. Met een doorgaande uitverkoop dreigt de ruimtelijke tweedeling ook verder op te lopen.
Afgunst op sociale huurders en het verder bevorderen van marktwerking zijn niet de oplossing voor betaalbaar en aantrekkelijk wonen. Het probleem moet worden omgedraaid: niet klagen dat sommige mensen betaalbaar en beschermd wonen, maar eisen dat dit voor ons allemaal mogelijk is. Nederland heeft een rijke historie van woonbeleid dat marktfalen wist te corrigeren en wonen als recht centraal te stellen. De voorbeelden zijn er, nu de politiek nog.