Wat te doen als je iemand een rolstoel in hebt gereden? ‘Daders kunnen ook opgelucht zijn als ze worden berecht’

Jurist Femke Ruitenbeek: „Als je de slachtoffers beter wil helpen, heb je ook de ervaringen van de veroorzakers nodig.”

Foto Merlijn Doomernik

Interview

Femke Ruitenbeek Meer aandacht voor veroorzakers van letselschade kan slachtoffers helpen. En de ‘daders’ weer in het reine brengen. Jurist Femke Ruitenbeek deed promotie-onderzoek naar ervaringen van veroorzakers.

‘En de veroorzaker dan?’ Het negenhonderd pagina’s tellende proefschrift van Femke Ruitenbeek-Bart (45) ligt naast haar laptop op de zonovergoten eetkamertafel te imponeren.

Ze interviewde tientallen verzekeringsjuristen, verkeersdaders, aansprakelijk gestelde medici, advocaten en andere betrokkenen bij verkeersongevallen en medische missers. En ze zette haar waarnemingen in een rechtsfilosofisch en psychologisch kader.

„Als je de slachtoffers beter wil helpen, heb je ook de ervaringen van de veroorzakers nodig”, concludeerde Ruitenbeek. Daar moet in het rechtssysteem meer ruimte voor komen. Niet alleen slachtoffers, ook veroorzakers voelen zich regelmatig niet gehoord. Wie in het strafrecht belandt, krijgt meestal nog wel een podium: tijdens de strafzitting kan een verdachte uitleg geven.

Ruitenbeek trof een verkeersdader die zelfs opgelucht was om zich bij de rechter te mogen verantwoorden. „Eindelijk had het consequenties”, vertelde de man haar. Hij had een kind doodgereden, maar was tot dat moment alleen met een verhoogde verzekeringspremie, een tijdelijk vernielde auto en een lichte blessure door de airbag en de stoelriem geconfronteerd.

Je vult papiertje in, dat is alles

Femke Ruitenbeek hoorde dit vaker in de gesprekken. „Het is heel gek, je vult een papiertje in en dat is alles. Deze veroorzaker voelde de discrepantie – ik heb iemand letsel toegebracht, ik heb dat gedaan en ik heb er verder helemaal niks meer mee te maken”. De onderzoeker „proefde bij herhaling” dat daders wél naar voren wilden treden en daarmee voor zichzelf en slachtoffers „van betekenis kunnen zijn”. Nu is het beeld vaak dat daders duiken, waarna slachtoffers in „verbittering blijven hangen”.

Intussen weten verkeersdaders vaak niet eens wie er na de klap in de ambulance is afgevoerd en hoe de afloop is. Soms wil de politie bemiddelen, regelmatig wordt contact ontmoedigd. Bij veel daders is sprake van schaamte en verlegenheid: wat moet ik, wat kan ik, wat hoor ik te doen „als ik iemand een rolstoel in gereden heb”. Als er geen rechters aan te pas komen, wat bij het gros van de verkeersongevallen zo is, wordt zo’n incident voor de dader feitelijk in stilte op papier afgehandeld. Door de verzekeraars.

‘Niet ons soort hulp’

Schade-afhandelaars stellen maanden later dan vast dat er bij de slachtoffers wél behoefte is aan contact, maar zien het vaak niet als hun taak daarbij te helpen. ‘Niet ons soort hulp’, hoorde ze vaak. Dat er een volgens Ruitenbeek buitengewoon nuttige Stichting Perspectief Herstelbemiddeling bestaat, die zulke contacten op aanvraag voorbereidt en organiseert, bleek bij de meeste geïnterviewde juristen volledig onbekend.

Terwijl juist daar maatschappelijk resultaat behaald kan worden. Niet alleen recht doen aan de schade, ook aan de persoon, zegt Ruitenbeek. Ook die van de veroorzaker, van wie erkenning, excuses en begrip worden verwacht. Maar die nu buitenspel staat, thuis op de bank, met vragen, mogelijk een schuldgevoel en vaak óók de behoefte te praten. „In het verkeer kan iedereen een fout overkomen”, zegt Ruitenbeek. Schade is heel vaak toeval, ook grote. En ook die persoon moet weer bij de ‘morele gemeenschap’ terug kunnen keren.

Zelf is ze een licht a-typische jurist. Veertien jaar werkte ze bij landsadvocaat Pels Rijcken in Den Haag, ze kwam daar gaandeweg tot de conclusie dat de ‘conflictsfeer waarin de advocaat meestal staat’ toch niet helemaal de hare was. Ruitenbeeks onderzoek nam zes jaar in beslag, nu is ze universitair docent aan de Erasmus School of Law. En na vandaag dus dr.

„Ik vaar uiteindelijk beter bij het zoeken naar verbinding, naar harmonie”, vertelt ze. Niet dat er in de advocatuur géén ruimte voor was. In haar cassatiepraktijk moest ze ook poortwachter zijn. „Dat je dus nét even kritischer kijkt naar het standpunt van de wederpartij – hoe houdbaar is dat”, vóórdat ze naar de Hoge Raad stapte. Als jurist omarmt ze inmiddels ‘meerzijdige partijdigheid’ als haar uitgangspunt. Een concept dat ze kreeg aangereikt in een opleiding tot pastoraal werker, die ze er als kerkelijk vrijwilliger bij deed nadat er in haar gemeente een incident plaatsvond.

Samen verder moeten kunnen

In dat ‘contextuele pastoraat’ leerde ze in conflicten opereren met respect voor onderliggende loyaliteiten. Altijd begrijpen dat bijvoorbeeld conflicten idealiter opgelost worden met zo min mogelijk schade aan het grotere verband. Het samen verder moeten kunnen. „Binnen een conflict grotere verbanden intact proberen te houden”, zegt ze. In de advocatuur dreigen loopgraven. In de letselschadepraktijk vergroot de ene advocaat sterk uit, de tegenpartij bagatelliseert zoveel mogelijk. Het vergroot de afstand, kan schade verergeren en is belastend voor partijen.

In haar proefschrift introduceert Ruitenbeek de begrippen ‘verantwoord aanspreken’ van de veroorzaker en ‘aansprekend verantwoorden’ door de veroorzaker. Slachtoffer en dader ziet ze als lid van dezelfde morele gemeenschap die dat ook willen blijven. De veroorzaker wordt dan aangesproken als ‘moral agent’. Iemand die bereid is door erkennen (‘ik reed door rood’) en dus het tekort doen van de ander, de norm bevestigt en zich zo weer voegt bij de gemeenschap. Ruitenbeek vermijdt overigens consequent de moreel geladen term ‘dader’.

Lees ook: Het verkeer is een gekkenhuis – en dat is de schuld van de jongeren, zeggen ouderen

Na een ongeluk of een medische fout hoeft de maatschappelijke en morele verbinding tussen beide partijen niet verloren te gaan. Nu is het daar veelal een nogal technocratisch, anoniem maar ook heftig slagveld van emoties, verwachtingen, misverstanden en teleurstellingen. Waar verbaal en juridisch stevig uitgedeeld en geïncasseerd wordt met hulp van juristen. Met tuchtrecht, civiel recht en strafrecht als beoordelingskaders. Vaak ver langs elkaar heen, in mateloze boosheid en bitterheid, over soms zeer lange perioden. Veel gehoord verwijt: „Wij hebben levenslang, maar….” En: „waarom liet de dader niks van zich horen?” Daarbij krijgen vooral zorgverleners in schade- en tuchtprocedures soms de afschuwelijkste verwijten van hun ex-patiënten te horen. Afhaken dreigt dan, mentaal, maar soms ook letterlijk. Ruitenbeek trof veroorzakers die door de nasleep van hun fout gedeprimeerd raakten, op hun werk uitvielen, overwogen ermee te stoppen of zelfs hun leven te beëindigen. En dat kan voorkomen worden, zegt zij.