N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Dans Ooit waren ze beroemd, maar door danshistorici werden ze genegeerd. Tot nu. Amanda Piña wekt in Exótica vier danskunstenaars tot leven die door hun geaardheid en etniciteit nooit in de Europese canon werden opgenomen.
Een daad van erkenning, een hommage, zo karakteriseert de Mexicaans-Chileense Amanda Piña haar nieuwe voorstelling over vier vergeten danskunstenaars. La Sarabia, François ‘Féral’ Benga, Leila Bederkhan en Nyoka Inyota maakten rond de jaren twintig van de vorige eeuw furore met voorstellingen die de fantasie en nieuwsgierigheid van het Europese publiek prikkelden.
Hoe succesvol ook, hun namen zijn daarna zo goed als vergeten, zelfs onder danshistorici. Dat is des te opmerkelijker omdat in vrijwel alle literatuur de toenmalige belangstelling voor het onbekende en ‘de Oriënt’ wordt genoemd. Beeldend kunstenaars als Picasso, Gauguin en Modigliani, de choreografen van de fameuze Ballets Russes, tuin- en binnenhuisarchitecten, theatervormgevers en mode-ontwerpers; iedereen was in de ban van het ‘exotische’.
„Zo werd destijds alles genoemd wat niet-West-Europees was. De wereld was nog groot: zonder Google en Youtube was ‘de Oriënt’ nog vol mysteries. De ideeën over hoe Mexicaanse, Indiase of Afrikaanse dans eruit zou kunnen zien, waren nogal generiek en breed. Vanuit het vroeg twintigste-eeuwse Europese, koloniale perspectief was het in elk geval vreemd. In die periode ontstond de gaze op het andere, De Ander.”
Familiemythes
De vier dansers die de inspiratie vormden voor Exótica waren die Ander. La Sarabia (1878-1988), geboren als Clemencia Piña, was Chileense en een directe voorouder van Amanda Piña. Ze werd door haar moeder meegenomen naar Mexico en had een succesvolle loopbaan in Europa, waar ze in Parijse artiestenkringen verkeerde en optrad in grote steden, zelfs ooit voor de Russische tsaar. „In mijn familie deden wel verhalen over haar de ronde, maar ik had die opgevat als een soort familiemythes. Des te groter de verrassing toen ik in de Bibliothèque Française een schat aan materiaal over haar vond: foto’s, recensies, ooggetuigenverslagen.”
Sarabia’s dansen waren een vrijmoedige mix van Mexicaanse en Spaanse dansen, flamenco en de Braziliaanse maxixe. Leila Bederkhan (1903-1986), dochter uit een voornaam Koerdisch geslacht, geboren in het toenmalige Constantinopel en opgegroeid in Caïro, gaf een eigen interpretatie van Egyptische dans („fantastische performances, en zo queer als wat”), de Senegalees François Benga (1906-1957) was als danser de muze van veel kunstenaars en fotografen, die de ‘zwarte parel’ veelvuldig vereeuwigden. In Parijs, waar hij naar toe trok toen zijn vader hem wegens zijn homoseksualiteit onterfde, danste hij onder andere bij de Ballets Noirs met Josephine Baker en trad hij op in de surrealistische film Le Sang d’un Poète (1930) van Jean Cocteau. Als veelgevraagd danser groeide Benga (Féral, ofwel ‘wilde’, is zijn artiestennaam) uit tot (gay) sekssymbool.
Piña’s nieuwsgierigheid naar deze vergeten sterren werd in eerste instantie gewekt door Nyoka Inyota. Deze ‘Indiase prinses’ werd in Parijs geboren als dochter van een Franse moeder en een onbekende vader. „Uit India of Egypte, we weten het niet. Nyoka creëerde haar eigen biografie en maakte voorstellingen op basis van tekeningen en foto’s van Indiase dansen.”
Koloniaal frame
Via de koloniale relaties van toen hadden de vier kunstenaars allen stevige banden met de Europese cultuur en waren onderdeel van de Parijse avant-garde. Door de onbekendheid van specifieke, etnische dansvormen bij het publiek konden zij zich artistieke vrijheden permitteren, waarmee hun positie als de Ander nog eens werd benadrukt. „Maar ze werkten feitelijk als moderne kunstenaars binnen de context van de Europese avant-garde. Er zijn raakvlakken met Art Nouveau en andere stromingen van toen. Maar door hun ‘andere’ achtergrond – en vooral hun etniciteit – hebben zij als zodanig in de geschiedschrijving nooit die erkenning en waardering gekregen.”
Inyota, Benga, Bederkhan en La Sarabia traden vaak buiten de grote podia op, in variété theaters, waar het was geaccepteerd dat de kostuums (voor de vrouwen) weinig verhullend waren. Exotisch kreeg dan ook al snel de connotatie erotisch. Hun dansen werden gezien als primitief. „Benga kreeg zelfs te horen dat zijn dansen ‘niet Afrikaans genoeg’ waren.”
Het koloniale frame, stelt Piña, bepaalt nog steeds onze blik. Werkend in Mexico en Wenen wil zij dat ongrijpbare, vaak onbewuste perspectief, de witte norm, zichtbaar maken en uitdrijven om de kunsthistorie te dekoloniseren en te helen. „Het is goed om ons ervan bewust te zijn hoe veel diverser de Europese historie eigenlijk is, hoe veel complexer en fascinerender. Voor mij en de performers in de voorstelling, allemaal personen van kleur, queer of trans, is dat een sterke motivatie om dit stuk te maken. Het is een eerherstel.”
Dat eerherstel neemt in Exótica de vorm aan van een uitbundig ritueel, als in een seance, waarin de dansen van de vier worden ontvangen in de lichamen van de performers. De voorstelling, die vrijwel direct na de première in Brussel naar Nederland komt, maakt deel uit van Piña’s meerjarige, multidisciplinaire project Endangered Human Movements. Samen met onder anderen danskunstenaars, dans- en kunsthistorici, antropologen, beeldend kunstenaars en filosofen doet de choreografe sinds 2014 bronnenonderzoek naar voorouderlijke dansen, rituelen en andere overgeleverde kennis, waaronder sjamanisme. Met lezingen, publicaties, installaties en voorstellingen zoeken zij naar manieren om die in het lichaam opgeslagen ervaring een plaats te geven in het hedendaagse discours van wetenschap, museum en theater.
„Let wel”, benadrukt de choreografe, „ik werk niet met dans als taal om iets te zeggen over kolonialisme. Mijn werk gaat over dans. Ik onderzoek hoe voorouderlijke beweging weer opduikt in het theater, wat die ons te vertellen heeft en hoe we daar nu naar kunnen kijken. Wat deze vier toen deden, doen veel hedendaagse choreografen ook, met alle nieuwe instrumenten die zij tot hun beschikking hebben. Zo zie je dat wat we nu modern vinden ook teruggrijpt op oude vormen. Dat is inherent aan dans. Dans is oeroud en hedendaags.”