In deze interviews is het net of je bij Huub Oosterhuis aan tafel zit

Iedereen leest Op deze plek schrijft NRC over de populairste boeken van dit moment. De bundel interviews van Ad van Nieuwpoort met Huub Oosterhuis legt een wezenskenmerk van de naoorlogse generatie bloot.

Echt verbazen deed het niemand dat dichter, kerkmusicus en theoloog Huub Oosterhuis uitgerekend op Paaszondag het tijdelijke voor het eeuwige verruilde. Een man wiens taal zo zwanger was van symboliek kón haast niet op een gewone doordeweekse dag van hier gaan.

Met name binnen de liberale vleugel van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) krijgt men niet snel genoeg van zijn vaak virtuoze spel met woorden, klanken en beelden. Kom, we zetten maar weer eens een Huubje op de liturgie, zeggen dominees dan tegen hun organist. Ook op de ochtend van 10 april 2023 hadden zijn liederen – zelf zei hij liever ‘liedjes’ – nog in honderden kerken geklonken. ‘De steppe zal bloeien’ bijvoorbeeld, zijn beroemde paaslied: „De dode zal leven / De dode zal horen: nu leven”. Die middag zongen zijn kinderen hem op zijn ziekbed toe, via een stream vanuit de Dominicuskerk te Amsterdam. Die avond overleed hij, op 89-jarige leeftijd.

Oosterhuis was, zeker in eigen kring, het type mens dat in de Angelsaksische wereld wel een ‘towering figure’ genoemd wordt. Iemand die boven zijn tijdgenoten uitstijgt en zodoende bijna symbool voor een tijdperk komt te staan. Hij was misschien wel de laatste Nederlandse kerkelijke voorman wiens overlijden direct tot een ANP-bericht leiddde, merkte een journalist op.

Zijn overlijden lijkt daarom haast onvermijdelijk ook het eind van een tijdperk in te luiden. Dat van gelovigen die de vrolijke, vrijgevochten geest van de jaren zestig volledig verinnerlijkten, maar de kerk desondanks nog niet geheel ten grave wilden dragen. Na als studentenpastor in een rebels Amsterdam door de rooms-katholieke kerk te zijn verstoten, vormde hij zijn eigen ‘ekklesia’, waarin hij gelovigheid en de tijdgeest wél op elkaar liet rijmen. Op zijn leest geschoeide gemeenschappen vormden een ‘linkse kerk’, lang voor Pim Fortuyn dat als pejoratieve term introduceerde.

Dat de (elf dagen na zijn overlijden verschenen) bundel interviews van theoloog Ad van Nieuwpoort met hem direct in de Bestseller 60 kwam, op 44, zal wie het kerkelijk erf een beetje kent niet verbazen. Het boekje legt onbedoeld niet alleen iets van Oosterhuis zelf, maar ook een wezenskenmerk van de naoorlogse generatie bloot. Het vermogen zonder gêne of ironie over jezelf te verhalen. In Oosterhuis’ associatieve geest was zijn vertrek uit de rooms-katholieke kerk bijvoorbeeld niets minder dan een ‘uittocht’, zoals Mozes zijn volk uit Egypte leidde.

Zijn overlijden luidt haast onvermijdelijk het eind van een tijdperk in

De interviews doen eerder als audiëntieverslagen aan dan als pogingen daadwerkelijk iets nieuws aan Oosterhuis te ontfutselen. Zijn vriendschap met prins Claus, zijn onmin met Gerrit Komrij, zijn wending tot het socialisme van Jan Marijnissen. Het zijn thema’s die ook in alle necrologieën voorbijkwamen, zij het nu met zijn kleuring. Zeker wanneer hij midden in een gesprek een gedicht begint voor te dragen is het net of je met de auteur bij Oosterhuis aan tafel zit. Al mis je soms wel een relativerende kwinkslag die zijn zware poëzie toch licht verteerbaar maakte. „Woord dat ruimte schept / Toekomst wijd licht land […] Even is het waar / En dan is het weg.”

Op deze plek schrijft NRC over de populairste boeken van dit moment. Reacties: [email protected]