N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Eerst las ik het stuk over ‘de psychologie van de bullebakbaas’ in De Groene Amsterdammer, toen volgde een podcastgesprek met de auteur: Daphne van Paassen. Na afloop wist ik ietsje meer en dat was nodig, want ik werk al tientallen jaren als freelancer. De meest onverzoenlijke baas die ik ken ben ikzelf.
Vroeger zei je dan dat zo’n baas (m/v) heel ‘driftig’ was of ‘snel aangebrand’, nu heet het ‘toxisch’ en dat laatste zegt iets over de uitwerking van al die opvliegendheid op de omgeving.
De omgeving is meestal een kantoor, een redactie, een grote winkel, waar een manager aan het hoofd staat. Weer: niet mijn dagelijkse habitat.
In de weekendkrant een reportage over onderwijsminister Dennis Wiersma, die erkent dat hij op zijn ministerie regelmatig in woede uitbarst jegens ondergeschikten. Die Wiersma ken ik alleen van de tv, sympathieke kop, een beetje jongensachtig, op het eerste gezicht niet de klassieke bulderaar, eerder aaibaar. Maar goed, er is het beeld voor de buitenwereld, het imago, en eentje voor de binnenwereld; als in een huwelijk waar de joviale echtgenoot, door al zijn kennissen op handen gedragen, binnenshuis ineens dictatoriale trekken vertoont.
Wat je vaak hoort in dit soort gevallen, ook bij Wiersma: maar deze man wil echt ‘het verschil maken’ en daarom slaat hij met zijn vuist op tafel/ schreeuwt/ blaft/ dondert/ intimideert. De baas is zo begaan met zijn werk dat zijn drift een breekijzer is om het vereiste doel te bereiken. Vraag: werkt het breekijzerinstrument ook op de langere termijn? Vraag: herkennen we de grote inzet van de leidinggevende vooral aan diens opvliegendheid? Dan vallen de zachtmoediger bazen af, die sotto voce spreken. Zijn die inderdaad minder effectief?
Wie het nog groter wil zien: het laatste decennium zijn wij geobsedeerd geraakt door ‘grensoverschrijdend gedrag’: is dat omdat er steeds meer grenzen worden overschreden, of omdat degenen die ermee te maken krijgen eerder alarm slaan?
Vroeger werden jongens die bleu waren al snel ‘mietje’ genoemd. Later kwam het honend uitgesproken ‘sneeuwvlokje’ in zwang, voor de millennialgeneratie die geen tegenspraak kon velen en door het minste of geringste van de leg raakte – vonden hun oudere bazen.
Ook ik vermoord regelmatig het sneeuwvlokje in mij, zeker als ik door een regenachtig Amsterdam moet fietsen. „Je bent niet van suiker”, fluister ik mijzelf toe. Maar streng zijn voor jezelf is iets anders dan afgeblaft worden door een ander.
Mensen worden sensitiever, is dat enkel verwendheid, of toch ook vooruitgang, civilisatie?
Wie altijd met zijn handen eet in een restaurant is niet automatisch een daadkrachtige ‘hands-on’ leider. Omgangsvormen zijn niet alleen prettig, ook nuttig. En onnodige wreedheid is vooral dat: onnodig.