N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Deze maand wordt naar verwachting de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer behandeld. Stemt de senaat voor, dan valt het doek voor het huidige contract voor de aanvullende pensioenen. Dat heeft bijgedragen aan het succes van ons pensioenstelsel – ondanks alle gemopper is de Nederlandse oudedagsvoorziening relatief hoog en stabiel.
Het klopt dat het huidige aanvullende contract aan onderhoud toe is; met name de toegenomen levensverwachting heeft de betaalbaarheid onder druk gezet. Dit probleem kan enkel worden opgelost door langer doorwerken, hogere premiebetalingen of een lagere uitkering, of een combinatie van deze. Geen enkel kapitaal gedekt systeem ontkomt aan deze afweging, ook niet het nieuwe pensioencontract.
Berichten dat simulaties van het nieuwe contract leiden tot betere pensioenuitkomsten dan het oude, zijn op z’n best misleidend omdat ze gebaseerd zijn op een evaluatie over een beperkte horizon. Het huidige systeem voorziet in een herstel van de pensioenbuffers als deze te laag zijn, waardoor er aan het einde van de simulatiehorizon een buffer (‘spaarpot’) overblijft, terwijl de buffer onder het nieuwe contract (grotendeels) wordt uitgedeeld, waardoor er voor de cohorten in de verre toekomst minder overblijft.
Vergelijkende berekeningen zijn daardoor niet zuiver: beweringen dat het nieuwe contract leidt tot én meer inflatie-indexatie van uitkeringen én minder kortingen kunnen alleen kloppen als er iets in de vergelijking mist. De uiteindelijke pensioenuitkomsten worden bepaald door wat er via premies wordt ingelegd en het beleggingsbeleid. Daardoor zullen aanpassingen in de regels enkel tot een verschuiving tussen de verschillende groepen pensioengerechtigden leiden.
Het huidige contract met buffers heeft het grote voordeel dat onverwachte schokken, bijvoorbeeld een daling in het beleggingsrendement, tussen huidige en toekomstige pensioenontvangers kunnen worden gedeeld, doordat de buffer de schokken grotendeels opvangt. Toekomstige cohorten delen mee in een schok door mee te betalen aan het herstel van de buffer. Dit is exact waar de buffer voor bedoeld is en het betekent dat bij een gelijk risico een fonds onder het oude contract gemiddeld een hoger pensioen geeft dan onder het nieuwe contract, doordat het een groter deel van zijn portefeuille in risicodragende instrumenten kan beleggen die gemiddeld een hoger rendement hebben. Onder het oude contract is de risico-rendement afweging dus gunstiger voor de deelnemers.
Lees ook: De vier grootste knelpunten van de pensioenhervorming
Kleinere reserve
Onder het nieuwe contract zal er een kleinere reserve zijn dan de buffer onder het oude contract. Schokken zullen sneller dan voorheen doorwerken in de pensioenen. Ervaringen in het Verenigd Koninkrijk laten zien dat het pensioen bij ingangsdatum sterk afhankelijk kan worden van de specifieke marktomstandigheden. Met name het renteniveau is belangrijk.
De overgang van het oude naar het nieuwe contract is een mega-operatie die zijn weerga niet kent. De bestaande vermogens van de pensioenfondsen moeten worden opgesplitst in persoonlijke potjes. Dit is een verdelingsprobleem pur sang: als de een meer krijgt, krijgt de ander minder. Het feit dat er een keuze is uit twee methodes helpt daarbij niet. Als de resultaten van de methodes behoorlijk uiteen lopen, dan doemt de vraagt op wat de waarde is van de verdelingsmethodes, en heeft de partij die onder de gekozen methode slechter af is dan onder de andere methode reden om ontevreden te zijn.
De gehanteerde rekenrente speelt een cruciale rol voor de uiteindelijke verdeling van de vermogens, en laat die rekenrente nou net flink fluctueren. Juist de recent gestegen rente heeft de financiële situatie van onze pensioenfondsen enorm verbeterd, en leidt terecht tot de vraag of het nou wel zo’n goed idee is om het huidige contract vaarwel te zeggen.
Te ingewikkeld
Het nieuwe contract vraagt om aanpassingen in het toezicht, waarvan niet duidelijk is of dat hierop goed is voorbereid. Bijvoorbeeld, het sturen op verwacht rendement zonder het beprijzen van risico’s geeft fondsbeheerders een prikkel om extra risico te nemen. Er moeten rekenregels worden ingevoerd voor de leeftijdsafhankelijke toedeling van rendementen. Op zichzelf is zo’n toedeling wenselijk, maar de vraag is of hier wel een objectief beoordelingskader voor bestaat.
Er wordt vaak beweerd dat ons pensioensysteem te ingewikkeld is. Communicatie lijkt echter nog lastiger te worden binnen het nieuwe contract. Bijvoorbeeld, de gemiddelde deelnemer zal de regels voor de leeftijdsafhankelijke rendementstoedeling moeilijk kunnen begrijpen en zich afvragen of zij/hij niet te weinig krijgt. De, in vergelijking met voorheen, meer frequente aanpassing van het opgebouwde pensioen aan schokken vraagt ook om extra uitleg.
Het lijkt of de hervormingsdrift een eigen, niet te stoppen politieke dynamiek heeft gekregen. Omdat de politiek dit pad is ingeslagen, moet het ook worden afgemaakt, ongeacht de gevolgen van de hervorming. Wanneer pensioenvermogens eenmaal verdeeld zijn, is er geen weg meer terug naar ons oude stelsel. We dreigen een goed functionerend stelsel in te ruilen voor een onzeker alternatief. De huidige Eerste Kamer zou zo’n controversieel dossier redelijkerwijs aan haar opvolger moeten overlaten, die er nog een keer goed naar kan kijken, en eventueel tot de conclusie kan komen dat het beter is het huidige contract zodanig aan te passen, dat het klaar is voor een toekomst met een meer dynamische arbeidsmarkt.