Opinie | Een goed pensioen – juist als je jong bent

Pensioenen Voor veel jonge werkenden is het pensioen iets voor later. Maar in het nieuwe pensioenstelsel is de eerste helft van de loopbaan juist belangrijk, ziet .
Illustratie Hajo

Veel jonge werkenden interesseren zich weinig voor het aanvullende pensioen, bovenop de AOW, maar ondervinden soms wel grote hinder van het pensioenstelsel. Er is veel (deels) onterecht wantrouwen en weinig draagvlak voor het pensioen bij deze groep. Binnenkort debatteert de Eerste Kamer over het nieuwe pensioenstelsel en een aantal punten stoort mij nog steeds in het nieuwe stelsel.

Ten eerste zijn veel jonge werkenden gericht op de korte termijn – pensioen is voor later. Maar in het nieuwe pensioenstelsel is de eerste helft van de loopbaan veel belangrijker, omdat er dan risicovoller kan worden belegd. Bovendien sturen pensioenfondsen complexe brieven over een moeilijk thema vaak pas enkele maanden na het begin van een dienstverband. Soms is dat dienstverband dan al weer beëindigd, want veel jonge werkenden wisselen vaak van baan of sector. Brieven zijn ouderwets in een digitaal en dynamisch tijdperk.

Ten tweede geldt er momenteel voor veel beroepen een zogenoemde verplichtstelling, die passiviteit bevordert. Een beroepsgroep is vaak door middel van de cao (collectieve arbeidsovereenkomst) automatisch aangesloten bij een bepaald pensioenfonds. Een deel van de zelfstandigen heeft ook een verplichtstelling, zoals notarissen en huisartsen. Nieuwe opkomende beroepsgroepen, zoals werknemers met een regulier dienstverband in de IT of bij start-ups missen een verplichtstelling, waardoor grote groepen in de samenleving zelf een pensioen met hun werkgever moeten afspreken (vaak via een pensioenverzekeraar). Een uitbreiding van de verplichtstelling is een optie om de missende pensioenopbouw bij nieuwe beroepsgroepen te ondervangen.

Jongeren zijn (helaas) vaak geen lid van vakbonden

Ten derde hebben deelnemers van een pensioen vaak alleen zeggenschap via een verantwoordingsorgaan of indirect, als vakbondslid. Jongeren zijn (helaas) vaak geen lid van vakbonden, terwijl vakbonden ooit voor een solide pensioenstelsel gezorgd hebben. Vanuit werkgeversperspectief moet het werk vanwege concurrentie gewoon tegen een zo laag mogelijke prijs gedaan worden.

Dat kan door zzp’ers of uitzendkrachten in te huren, of via een regulier dienstverband. Dat leidt tot erosie van het pensioenstelsel en een regulier vast dienstverband. Het aanvullende pensioen is namelijk bijzaak voor veel werkgevers. De nieuwe, slome arbeidsmarkthervormingen van minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, CDA) zijn nog steeds een druppel op de gloeiende plaat en laten zien dat de lobby’s en belangen fel tegen elkaar uitgespeeld worden.

Karig voor de werkende

De arbeidsmarkt flexibiliseert nog steeds. Uitzendondernemingen zijn vaak verplicht aangesloten bij het STIPP-pensioenfonds. Door de lage premie is het uitzendpensioen, en daarmee de uitzendkracht, goedkoop voor werkgevers, maar het is karig voor de werkende. Met de bonden en werkgevers is marktconformiteit bij het STIPP-pensioen afgesproken, terwijl de invulling van marktconform tot discussie leidt.

Zzp’ers investeren soms zelf (en vaak onvoldoende) en veelal niet bij een pensioenfonds of verzekeraar.

De verdere flexibilisering, de focus op de korte termijn en het wantrouwen leiden tot een grotere vermogenskloof. Rijke, wantrouwige zzp’ers en zelfstandigen willen massaal investeren in ‘stenen’ (huizen die ze vervolgens verhuren), terwijl andere zzp’ers en uitzendkrachten door de hoge horde nooit een hypotheek kunnen afsluiten en onvoldoende vermogen voor de oude dag opbouwen.

Daarbovenop investeren bepaalde pensioenfondsen (met verplichtstelling) in vastgoed met hoge huren, dat soms juist tegen de belangen van jongere generaties indruist. Een solide aanvullend pensioen kan de vermogenskloof verkleinen en zorgen voor meer zekerheid voor een oude dag. Stenen kunnen namelijk op een individueel niveau een risicovolle belegging zijn, risicospreiding (diversificatie) met een aanvullend pensioen is essentieel voor een goede, zekere oude dag.

Lees ook: Jong en zonder pensioenopbouw: valt dat ooit nog in te halen?

In het nieuwe pensioenstelsel is het onduidelijk waar jonge werkenden aan toe zijn. Werkgevers kiezen vaak voor goedkope opties in contractvormen zoals een uitzendcontract of zzp’ers. Werknemers met een regulier dienstverband in nieuwe beroepsgroepen zijn vaak zelf verantwoordelijk voor hun opbouw, terwijl zelfstandige huisartsen en notarissen verplicht pensioen opbouwen bij een pensioenfonds. Nu is het onduidelijk waar (jonge) werkenden aan toe zijn. Overzicht in de arbeidsmarkt en de verplichtstellingen zijn essentieel voor het draagvlak en vertrouwen. Boodschap aan de Eerste Kamer: kijk anders naar het pensioenstelsel en neem de arbeidsmarkthervormingen van minister Van Gennip gelijk mee.