Column | Kies exact, kies Nederlands

Christiaan Weijts

Het moet maar eens afgelopen zijn met dat ineenstorten van onze taalvaardigheid, dachten ze bij de Onderwijsinspectie. Geen diploma meer met een onvoldoende voor Nederlands, is de nieuwste steunbalk die ze aandragen.

Het gevolg laat zich raden. Docenten zullen hun leerlingen nog fanatieker dresseren voor de eindtoets, het circusnummer genaamd ‘begrijpend lezen’. Exemplarisch is een van de teksten voor havo-eindexamenkandidaten. Die betoogde wat de meesten bij de lessen Nederlands al aan den lijve hadden ondervonden: dat leesvaardigheid belangrijker is dan leesplezier.

Opgave 34: ‘Tekstfragment 3 geeft als antwoord op deze vraag een oorzaak-gevolgketen. Geef deze keten weer. Neem daartoe de volgende woorden over en vul ze zo aan dat er volledige zinnen ontstaan. Alleen… Daardoor… en dat…’

Zelf zat ik in opgave 35: ‘Leg uit wat maakte dat Weijts zich kapotschrok.’ Van bovenstaande opgave? Nee, van de leeslijsten, waarvan ik ooit in nrc.next het excentrieke standpunt had verkondigd dat die iets aansprekender mochten. Opgave 37 vraagt naar de basis van het toegepaste ‘argumentatieschema’.

Op zichzelf is het prijzenswaardig dat de inspectie het Nederlands – dat exacte vak met zijn doortimmerde ketens en schema’s – hoger aanslaat dan iets als wiskunde, zo’n zweverig pretvak dat vooral drijft op rekenplezier.

Maar je repareert dat dramatische taalniveau heus niet door nog strenger te trainen voor de trapezes van deze luchtacrobatiek. Zeker, Nederlands is nu eenmaal een keiharde, gortdroge discipline. Daar helpt geen moedertje lief tegen.

Maar je kunt de exactheid van deze wetenschap ook anders invullen. Terwijl die havisten opschreven waarom ik me kapotschrok, brak mediëvist Frits van Oostrom, een van mijn meest inspirerende leermeesters, een lans voor talige precisie. In zijn afscheidscollege zei hij: „Modale bepalingen zijn onze decimalen.”

Secuur schrijven, genuanceerde taalbeheersing, daar gaat het om, en dat kan vooral in het Nederlands: „Die prachtige taal waarin zich alles laat uitdrukken wat je maar zou willen, als je maar je best doet.”

Werkelijk taalvaardig ben je pas als je een gedachtegang kunt formuleren, helder, speels, fantasierijk, en dat leer je door vooral veel te lezen. Maar ja, een creatieve schrijfopdracht laat zich lastiger beoordelen dan matrixen en multiple choice.

Alleen als je me verleidt, zal ik taalvaardig zijn. Geen trucjes of hoepels. Nee, rooster vaste uurtjes in: lees- en schrijfpracticum. Boeken, papier, zachte kussens. Géén telefoon.

Daardoor wordt het nooit zo sprankelend als natuur- en scheikunde – met hun begeesterde formules en fantasierijke grafieken – maar er is een kansje op bezieling, concentratie.

En dat, lieve inspectie, is mijn argumentatieschema: meer lees- en schrijfplezier, met juist minder toetsen.

Christiaan Weijts schrijft elke vrijdag op deze plek een column.