N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Huldiging Zondag werd Feyenoord voor de zestiende keer landskampioen. Maandag werden de spelers en staf gehuldigd op het balkon van het stadhuis op de Coolsingel.
Rood-witte confetti vloog door de lucht, Feyenoordvlaggen wapperden, Cock van der Palms ‘Feyenoord, Feyenoord, Wat Gaan We Doen Vandaag?’ werd misschien wel honderd keer ingezet. Tienduizenden supporters zijn maandag vanuit het hele land naar Rotterdam gekomen om het kampioenschap te vieren met de huldiging van de spelers en staf van Feyenoord op het balkon van het Stadhuis aan de Coolsingel.
Maandagochtend vroeg, tussen 7.00 en 8.00 uur, stonden de eerste groepjes supporters klaar voor de huldiging. Al snel raakten de publieksvakken vol. Op andere plekken in de stad keken voetbalsupporters de festiviteiten op grote schermen. De NS zette extra lange treinen in van en naar Rotterdam. Een woordvoerder van NS noemde de treinen richting Rotterdam „gezellig druk”.
Ruim twee jaar na het doormaken van een acute coronabesmetting is de helft van de postcovidpatiënten nog steeds niet of nauwelijks hersteld. Dat blijkt uit maandag verschenen onderzoek van het Erasmus MC in samenwerking met C-support, een stichting die in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mensen met langdurige covidklachten ondersteunt.
Voor het onderzoek vulden 7.750 patiënten in 2022 en in 2023 een vragenlijst in. Tussen die twee meetmomenten steeg het percentage deelnemers dat grotendeels of helemaal was hersteld van 10 naar 26 procent. Maar driekwart van alle deelnemers is slechts half tot helemaal niet hersteld. De helft van de patiënten heeft na twee jaar nog steeds hulp nodig bij de dagelijkse verzorging. Bij de tweede meting beoordeelden de patiënten hun kwaliteit van leven gemiddeld met een 5,7, waar de Nederlandse bevolking gemiddeld een 8,9 scoort.
Het is belangrijk dat we in vervolgstudies ook de mensen betrekken die we nu nog slecht op de radar hebben
Het grootste deel van de deelnemers raakte besmet met het coronavirus SARS-CoV-2 voordat er vaccins op de markt waren. Het onderzoek betrof niet alleen vragen naar het verloop van hun klachten of kwaliteit van leven, maar ook werden deelnemers bevraagd over bijvoorbeeld hun participatie op de arbeidsmarkt en hun financiële situatie.
Het onderzoek benadrukt dat veel postcovidpatiënten langzaam herstellen en dat hun klachten grillig kunnen verlopen. 40 procent ervoer tussen de twee meetmomenten dat hun klachten afnamen, 17 procent ging in die periode juist achteruit.
Lees ook
Het bloed van mensen met long covid bevat een kenmerkende vingerafdruk van eiwitten
Nagenoeg
Postcovid is een complex syndroom waarbij verschillende systemen in het lichaam een rol spelen. De aandoening kent daardoor „veel verschillende gezichten”, aldus de onderzoekers in het rapport. Patiënten rapporteerden tussen de meetmomenten gemiddeld zestien soorten klachten. Extreme vermoeidheid, concentratieproblemen en moeite met prikkelverwerking, komen het meest voor. Die vermoeidheid is zo ernstig dat 80 procent van de deelnemers nog steeds overdag bedrust nodig heeft.
„We willen met dit onderzoek nogmaals op de kaart zetten hóé slecht het gaat met een groot deel van de postcovidpatiënten”, zegt Maike ter Wolbeek, projectleider van het onderzoek vanuit C-support. „Ten tijde van onze eerste vragenlijst voelde 10 procent van de deelnemers zich weer nagenoeg de oude, na de tweede meting steeg dat naar 26 procent. Zij hopen dat ze nu definitief genezen zijn, maar we zien ook dat bijna driekwart van de mensen binnen een jaar nog veel terugvallen heeft.”
Voor de andere patiënten, die nog steeds geen vooruitgang ervaren, bestaat de kans dat postcovid chronisch wordt, zegt Ter Wolbeek met enige aarzeling, want het is geen hoopvol bericht. En herstel kán nog steeds, benadrukt ze. „Alleen de tijd kan uitwijzen hoe deze patiënten zich ontwikkelen. Daarom is het zo belangrijk om postcovidpatiënten de komende jaren goed te blijven volgen.”
Erkenning
Volgens Ter Wolbeek worstelen veel postcovidpatiënten met een gebrek aan erkenning vanuit hun omgeving. „Het kan voor vrienden of collega’s lastig zijn om begrip op te brengen voor [de dingen] waar deze patiënten tegenaan lopen, zeker als het al jaren duurt. Terwijl zij al zo ziek zijn, moeten patiënten zich naar hun omgeving continu verantwoorden voor hun klachten en ze moeten leven met de realiteit dat er op dit moment geen goede behandeling is. Dat is een erg zware last.”
Ook op de rest van de maatschappij heeft deze ziekte impact, laat het onderzoek zien. Postcovidpatiënten komen moeizaam mee op de arbeidsmarkt. Voor hun coronabesmetting had 95 procent van de respondenten betaald werk, in 2023 was dat 71 procent. Het gemiddelde aantal werkuren per week halveerde sindsdien.
Hoewel het onderzoek van het Erasmus MC en C-support een grote groep deelnemers volgde, benadrukken de onderzoekers dat de respondenten niet representatief zijn voor álle postcovidpatiënten in Nederland. „Dit zijn mensen die zich vrijwillig hadden aangemeld bij C-support”, zegt Ter Wolbeek. „Zij weten dus al goed de weg naar hulp te vinden. Het is echt belangrijk dat we in vervolgstudies ook de mensen betrekken die we nu slecht op de radar hebben: mensen met een migratieachtergrond bijvoorbeeld, en patiënten die zo ziek zijn dat ze bijna niet mee kunnen doen aan onderzoeken. Er valt op dit terrein nog ontzettend veel te leren.”
Lees ook
‘Het huidige gebrekkige longcovidbeleid is economisch kortzichtig’
Een boot met toeristen is maandag bij de Egyptische kust gezonken. Dat melden internationale persbureaus. Reddingswerkers zoeken nog naar 17 mensen die vermist zijn geraakt. Op de duikexcursie waren 31 toeristen en veertien bemanningsleden aan boord. Tot nu toe werden 28 mensen gered uit de Rode Zee.
De boot vertrok zondag vanuit havenstad Marsa Alam voor een vijfdaagse excursie. Op maandagochtend vroeg zond de bemanning van het schip een noodsignaal uit. Zaterdag zou een waarschuwing voor hoge golven en ruig weer afgegeven zijn door de Egyptische weerautoriteit. Schepen werd afgeraden de zee op te gaan volgens persbureau AP.
Volgens het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken waren er geen Nederlanders betrokken bij het incident, meldt persbureau ANP. Het is nog niet bekend uit welke landen de toeristen wel kwamen en waardoor de boot precies is gezonken.
In het archief van Overijssel, dat tegenwoordig Collectie Overijssel heet, werden tientallen jaren geleden een paar kleine fragmentjes van een onbekende ridderroman gevonden. Het heeft heel lang geduurd voordat duidelijk werd om wat voor tekst het ging. Onderzoeker Hedzer Uulders, tegenwoordig verbonden aan het Gelders archief en van huis uit gespecialiseerd in Franse middeleeuwse literatuur, heeft nu ontdekt dat het gaat om een Nedersaksische vertaling van een Hoogduitse ridderroman.
Dat is bijzonder, want tot nu toe hadden we in Nederland alleen Middelnederlandse ridderromans en ridderromanfragmentjes, en geen enkele Nedersaksische tekst of tekstfragment in dat genre. De fragmenten staan op twee stukjes 14de-eeuws perkament, die gebruikt zijn bij het inbinden van een 16de-eeuws boek. „Als rugversteviging van een katern”, legt Uulders uit. „Met zo’n stukje perkament eromheen slijt dat minder gauw.” Oude handschriften werden in die tijd op grote schaal gerecycled.
Dertig versregels
Het boek waarin deze stukjes perkament gevonden zijn, komt uit Holtheme, gemeente Hardenberg , niet ver van de Duitse grens. Het is een zogeheten ‘markeboek’: een verzameling administratieve stukken van een ‘marke’, een samenwerkingsverband van boeren, die allerlei afspraken maakten over het beheren van de gezamenlijke gronden. De vier gevonden fragmentjes zijn maar klein. In totaal gaat het om dertig versregels. Uulders vertelt dat hij de afgelopen zeventien jaar van alles heeft gedaan om uit te vinden om wat voor tekst het gaat. „Deze fragmenten hebben een wat typisch taalgebruik”, zegt hij. „Het lijkt Nederlands, maar er zitten ook Duitse elementen in.”
Om een idee te geven van hoe dat klinkt, volgen hier vier verzen: „Do he met den ridder quam” (toen hij met de ridder kwam) „da gereden ouer tfelt” (daar gereden over het veld) „voer des coninx tszelt” (voor de tent van de koning), „sy beisten unde gingen daer in” (stegen ze af en gingen naar binnen).
Ook al gaat het maar om in totaal 140 woorden, het is volgens Uulders duidelijk dat de vertaling gemaakt is onder invloed van maar liefst drie verschillende talen. De tekst bevat een paar Hoogduitse woorden, zoals wie (hoe), saghen (zeggen) en hoelf (hielp). Het merendeel van de tekst is geschreven in de taalvariant die in Nederland Nedersaksisch genoemd wordt en in Duitsland Nederduits. Met woorden als: unde (en), he (hij) en em (hem).
En dan zijn er nog een aantal Middelnederlands aandoende woorden, wat erop wijst dat het om een Nedersaksische (Nederduitse) tekst gaat die geschreven is in het meest westelijke gebied van het Nedersaksisch: dese (deze), hi (hij), ontfingen (ontvingen).
Overduidelijke match
Uulders: „Dus ik dacht: het zou een vertaling kunnen zijn van een Hoogduitse tekst, maar het zou ook een vertaling kunnen zijn van iets in het Middelnederlands. Het mooie is dat het een tekst op rijm is.” Op die rijmwoorden (en vertalingen daarvan) ging Uulders zoeken, op het internet. Uiteindelijk vond hij een overduidelijke match met een Hoogduitse ridderroman uit de 13e eeuw: Willehalm von Orlens. Dat was in het Duitstalige gebied een heel populaire tekst: er zijn meer dan veertig middeleeuwse handschriften van overgeleverd. Als je die Hoogduitse tekst naast de fragmenten legt, zie je heel duidelijk dat het daarin om een Nedersaksische vertaling gaat.
Uulders: „In Noord-Duitsland werd Nedersaksisch gesproken, maar het Hoogduits was daar vaak de literaire taal. Dus die Hoogduitse teksten circuleerden daar ook. De Nedersaksische vertaler kon daardoor af en toe een Hoogduits woord laten staan, omdat het publiek dat woord waarschijnlijk wel begreep.”
Nedersaksische ridderromans zijn er niet zoveel. Er zijn er, in Noord-Duitsland, een paar compleet overgeleverd, en verder zijn daar ook nog wat fragmenten gevonden. Willehalm von Orlens is een klassieke ridderroman, van vele duizenden verzen. Een ridder wil trouwen met een prinses. Maar ze worden uit elkaar gedreven, omdat de omgeving het er niet mee eens is. En dan moet hij allerlei proeven ondergaan, om uiteindelijk haar waardig te zijn en haar te kunnen trouwen.
In deze fragmenten is hij zwaar gewond: hij heeft een speer in zijn lijf en die mag er alleen uit worden verwijderd door een adellijke dame. Dus hij loopt rond met die speer, heeft pijn, wordt op de proef gesteld. Uiteindelijk komt hij op een hof en daar is een koningin die hem van die speer bevrijdt.
De tekst zegt het zo: „dat em die coninginne hoelf” (afhielp) „van den noden sijn” (van zijn nood). Waardoor „die getrouwe reine man weder sijn macht ghewan” (terugkreeg).
Hof van Bentheim
Uulders denkt dat de vertaling net buiten de grenzen van het huidige Nederland gemaakt is: mogelijk aan het hof van Bentheim. „We weten dat ze daar ridderromans hadden.”
Als je de geschiedenis van de Nederlandse literatuur laat ophouden bij de grens met Duitsland, dan horen deze fragmenten er niet bij. Aan de andere kant, de fragmenten laten volgens Uulders mooi zien dat het Nedersaksisch, dat aan weerszijden van die grens gesproken werd (en wordt), soms ook een (internationale) literaire taal kon zijn. „Het Nedersaksisch wordt in Nederland vaak gezien als een verzameling dialecten, als een taal van het platteland van Twente, Salland, de Achterhoek, Drente, Groningen. Maar die taal heeft een eigen cultuur gehad, en ook een eigen literatuur.”