Column | We bouwen ons land vol met modernistisch verdriet

Column

Rosanne Hertzberger

Rosanne Hertzberger

Kijk, ik wist best dat mijn wandeling naar de universiteit door de open ruimte langs de wilde groenstrook niet altijd zo zou kunnen blijven bestaan. Het was Amsterdam-Zuid nota bene, mogelijk de meest gewilde vastgoedlocatie van het land. In tijden van bouwdrift zou het helemaal vol komen te staan. Logisch.

Maar tegen beter weten in koesterde ik de hoop dat uit al die bouwputten iets moois zou verrijzen. Iets sierlijks. Ooit zou dit modernistische tijdperk toch voorbij moeten gaan. Ik ben een leek, maar ik dacht dat dat zo ging in de kunstgeschiedenis. Ooit verandert de smaak, de tijdgeest, en ga je andere liedjes maken, andere kunst en andere gebouwen ontwerpen.

Maar steeds weer blijkt dat deze periode nog lang niet is afgelopen. Uit elke bouwput verschijnt een nieuwe teleurstellende variatie op hetzelfde gebouw. De vierkante doos, een distributiecentrum op zijn kant, een brutalistische hoekige humorloze kolos in stemmig grijs. Of wit. Of in het geval van het nieuwe bèta-gebouw van mijn eigen universiteit, een nieuw soort bruingrijs dat me doet denken aan de in Australië verplicht gestelde kleur pantone 448C voor sigarettenpakjes, door een panel speciaal verkozen als meest afstotelijk en ontmoedigend.

En echt, ik zie ook hoe bij elk gebouw de architecten zichzelf subtiele kwinkslagen toestaat. Hier een raam dat net een iets scherpere hoek maakt. Daar juist een punt die uitsteekt, een vierkante hap uit de gevel. Of, doe eens gek, een driehoek. De architecten zelf vinden dat allemaal reuze knap en feliciteren elkaar. Afgelopen week werd bekend dat een wooncomplex in de Amsterdamse wijk IJburg, de ‘Jonas’, een prijs krijgt uitgereikt van de architectencollega’s bij de branchevereniging. De jury roemt het gebouw vanwege zijn duurzame doch betaalbare karakter en zijn zorgvuldige vormgeving. Het gebouw zou op een walvis lijken, mede vanwege de ingenieuze constructie met houten spanten die doet denken aan ribben en baleinen. Helaas zit dat alles goed verstopt achter zo’n zelfde donkergrijze hoekige façade. Was het maar een walvisvorm. Het zou revolutionair zijn om in deze tijd iets ronds of golvends te bouwen.

Bij elke bouwput weer de hoop, maar ons vermogen de eigen leefwereld lelijk te maken lijkt schier eindeloos. Zelfs nu we zoveel jaren barrevoets door de modernistische artistieke woestijn gestrompeld hebben en we anno 2023 collectief in depressie en burn-out zijn beland, nu iedereen verlangt naar iets aaibaars, iets moois, iets troostends en hartverwarmends om de ogen op te laten rusten, komen we nog steeds niet uit dezelfde reflex. We kennen maar één bouwmodus: glas en staal, staal en glas. Strak. Industrieel. Je begrijpt bijna waarom iemand er graffiti op zou spuiten. Het smeekt om een tekeningetje. Een menselijke expressie. Iets met de hand gemaakt.

Vraag je een aannemer of een timmerman om ergens een bloemetjespatroon in aan te brengen en hij lacht je in je gezicht uit. We zijn het verleerd om te versieren. Om plafonds te decoreren, of ornamenten aan te brengen, iets met glas-in-lood, een mozaïek, een gedecoreerde lambrisering, vloer of kozijn. Het is iets van vervlogen tijden. Wanneer de timmerman door heeft dat het geen grap is, denkt hij diep na en verwijst je naar een vriend van vroeger die naar de kunstacademie is gegaan. Want tekenen is louter voorbehouden aan kunstenaars, of aan kinderen. Het is geen onderdeel meer van het werk van ambachtslieden, architecten en aannemers. Die doen aan strak, aan veilig, aan duurzaam en functioneel.

En vertel me niet dat het om geld gaat. Ja, een ornamentenplafond of kozijn maken is duur. Zeker omdat helemaal niemand meer weet hoe het moet. Maar weet u wat ook duur is? Een absurd hoge centrale hal, waar zeker nog vijftien appartementen in passen. Een ‘hap’ uit je gevel waar je drie bedrijven in had kunnen onderbrengen. Hoe duurder het appartementencomplex, hoe leger, hoe strakker. Met concentratiekampgrijze tegels in de badkamer, en een industrieel ogende Tata Steel-constructie om een deur in op te hangen. Uiteraard van glas. Nee, voor iets sierlijks moet je juist naar de goedkopere winkels. Daar wees de aannemer ook op. Je kunt kant-en-klare gipsen plafondornamenten kopen bij de bouwmarkt. Voor iets ronds, iets gedecoreerds, iets aaibaars ga je naar een winkel waar de dingen 2,50 kosten.

Ooit gaat dit tijdperk over. Maar niet dan nadat we de komende jaren ons land hebben vol gestouwd met modernistisch verdriet. Op naar de bouwmarkt dus, voor een gipsen ornamenten plafond. Naar Xenos voor een engeltje of een zuiltje erbij. Kitsch, dat zeker. Maar zie het als een daad van verzet.

Rosanne Hertzberger is microbioloog.