Opinie | De valse vrienden van Israël

Israël Orbán en Trump laten zien dat steun aan Israël niet langer in strijd is met antisemitisme. Intussen raken Joden in de diaspora steeds meer vervreemd van Israël, ziet .
Foto Oded Balilty/AP
Foto Oded Balilty/AP

Wanneer politieke leiders en hun aanhangers over de Joods-Hongaars-Amerikaanse filantroop George Soros spreken als ‘de man die achter de schermen aan de touwtjes van het wereldgebeuren trekt’, dan heb je te maken met een antisemiet. Hetzelfde gold vroeger voor mensen die achter alles de hand van de Rothschilds meenden te zien. De Hongaarse premier Viktor Orbán en de Amerikaanse oud-president Donald Trump bedienen zich van dergelijke retoriek. Toch zijn beiden trouwe aanhangers van het huidige Israël. Of, zoals Trump ooit zei: „Geen president heeft meer gedaan voor Israël dan ik.”

Orbán prijst Hongarije en Israël als „succesvolle conservatieve gemeenschappen.” Hij heeft ook gezegd dat Hongaren „hun volk willen vrijwaren van vreemde rassen”, een opmerking die beter past bij een racist dan bij een vriend van het Joodse volk.

Maar steun aan Israël hoeft tegenwoordig niet in strijd te zijn met antisemitisme; de Israëlische premier Benyamin Netanyahu heeft het een en ander gemeen met zijn rechtse vrienden in de Verenigde Staten en Europa. Dit geldt nog meer voor de meest extreme leden van zijn kabinet, zoals de minister van Nationale Veiligheid, de etnische nationalist Itamar Ben-Gvir. Net als Orbán ziet Ben-Gvir de natie als een rassengemeenschap. Zo wil hij Arabische burgers van Israël die onvoldoende loyaliteit tonen, het land uitzetten. Zijn mentor, de extremistische rabbijn Meir Kahane, heeft het samenleven met Arabische burgers ooit vergeleken met „leven met kanker”.

Joods racisme’

Dat steeds meer Joden in andere landen van Israël vervreemd raken, verbaast dan ook niet. Jake Auchincloss, Democratisch Congreslid en Joods, zei onlangs dat Joodse kiezers in zijn staat Massachusetts er weliswaar verschillende meningen op na houden maar, zo voegde hij eraan toe, over één ding zijn ze het eens: Israël dreigt steeds verder af te glijden naar een illiberale staat. Ook de Anti-Defamation League, altijd sterk op de hand van het zionisme, heeft zich uitgesproken tegen ‘Joods racisme’ binnen de Israëlische regering.

Lees ook dit essay van Arnon Grunberg: Land zonder volk voor een volk zonder land

De spanningen zijn voor een deel politiek: het kabinet van Netanyahu is extreem-rechts, de meeste Joden in de diaspora zijn dat niet. Maar de tweespalt zit dieper. Etnisch nationalisme gaat in Europa vanouds gepaard met antisemitisme. De laatste Duitse Keizer, Wilhelm II, geïnspireerd door de Britse antisemiet Houston Stewart Chamberlain, geloofde dat de VS en het VK „verjoodst” waren. Want in die landen kon het burgerschap voor een paar dollar worden gekocht, zei hij, terwijl de rasechte Duitser uit ‘bloed en bodem’ stamde. Hitler dacht er precies zo over. En Stalin was weliswaar geen Blut und Boden-adept, maar ook hij noemde Joden „wortelloze kosmopolieten” die niet te vertrouwen waren.

Antisemieten vereenzelvigden de multi-etnische Verenigde Staten vaak met Joden. Dit vooroordeel ging dikwijls hand in hand met een sterk antikapitalistische instelling: geldzucht werd tenslotte als een natuurlijke eigenschap van Joden en Amerikanen gezien. Een recente tekening in het Britse dagblad The Guardian die Richard Sharp, de net ontslagen directeur van de BBC en voormalig bankier, toont, is een goed voorbeeld van links antisemitisme. Sharp, afgebeeld met een grote neus en dikke lippen, houdt een doos in zijn hand waarin een glibberige inktvis zijn tentakels uitstrekt. Daarboven de naam van Sharps voormalige werkgever: Goldman-Sachs, in 1869 opgericht door een Duits-Joodse immigrant.

Rechtse antisemieten daarentegen, beschouwden Joden als typische bolsjewieken. Ook dit is een schijnbare contradictie. Kapitalist of bolsjewiek – de Jood was gespeend van enig nationaal gevoel. Dat was de boodschap.

Het radicale populisme dat nu overal zijn kop opsteekt, is ten dele een reactie op de zogenaamde globalisering – de macht van banken, internationale instellingen, grote bedrijven. Angst voor deze globale ontwikkelingen hebben geleid tot een roep om sterke leiders die beloven de macht terug te geven aan het volk van ‘bloed en bodem’ en de corrupte internationale elites te verdrijven.

Het radicale populisme dat overal zijn kop opsteekt, is ten dele een reactie op de zogenaamde globalisering

Maar er is iets merkwaardigs aan de hand. De zogenaamde ‘verjoodste’ VS zijn nu zelf een baken geworden van de rechts-populistische reactie, en dus een krachtige inspiratie voor demagogen en populisten overal ter wereld, onder wie de huidige leiders van Israël.

Israël is ooit opgericht als een staat voor Joden, maar was nooit exclusief voor Joden bedoeld. Uitgeputte verdreven Joden zochten onderdak in Israël, maar alleen orthodoxe joden geloofden dat God hen het alleenrecht had gegeven.

Theodor Herzl

Toen Viktor Orbán vorig jaar een groep Republikeinen toesprak in Texas, voegde een bewonderaar zich bij hem voor een selfie. Zijn naam was Yishai Fleischer, vertegenwoordiger van de Joodse kolonisten in Hebron. Op de vraag wat hij dacht van Orbáns vermeende antisemitische uitspraken, zei Fleischer dat dit hem niets kon schelen. Hij was geen diaspora-Jood, verklaarde hij, maar een Israëli, en Orbán was een medestander „tegen het globalisme dat de grenzen open wil breken en nationale identiteiten wil vernietigen”. Een perfecte beschrijving van de groeiende kloof tussen de Joodse staat en Joden in de rest van de wereld.

In 1898 vond een merkwaardige ontmoeting plaats in Jeruzalem tussen de vader van het zionisme, Theodor Herzl, en Kaiser Wilhelm II. Herzl trachtte de Kaiser te overtuigen dat hij steun moest bieden aan een nieuw thuisland voor de Joden. Wilhelm zat te paard, Herzl stond ernaast. De Kaiser was niet geïnteresseerd in het zionistische project. Maar als hij vandaag op dezelfde plek zou staan zou hij waarschijnlijk niet ontevreden zijn.