Dodelijke honden van een bezopen keizer

Nomen est omen Karel de Grote en Ivan de Verschrikkelijke kent iedereen wel, maar er zijn nog veel meer heersers met opvallende bijnamen. Bart Funnekotter stelt ze aan u voor. Deze week: Wenceslaus verdronk de priester van zijn vrouw.

Wenceslaus IV de Luie, 1361 - 1419
Wenceslaus IV de Luie, 1361 – 1419

Een dronken oom op een verjaardag, maar dan erger. Het is een gênante scène in de roman Het woud der verwachting (1949) van Hella Haasse. De jonge Franse prins Charles d’Orléans wordt voorgesteld aan Wenceslaus, koning van Bohemen en Rooms-Duits koning, wiens nicht hij zal huwen. De koning is strontlazarus. Haasse noteert: „Het was algemeen bekend dat wie met Wenceslaus wilde confereren voor het ontbijt bij de keizer moest komen; alleen dan was hij voldoende nuchter om te weten wat hij deed.”

De kleine Charles presenteerde zich echter ruim ná het ochtendmaal, en het onderhoud ontspoorde. Haasse schrijft: „‘Een knappe jongen, een mooi kind’, riep Wenceslaus gierend. ‘Drinken moet hij: wijn, wijn!’ […] Hij sprak Frans als een straatslijper, grof in klanken en woordkeus, rijkelijk doorspekt met onverstaanbare Poolse uitroepen en krachttermen.”

De romancière kenden haar bronnen. Daaruit komt de Boheemse koning naar voren als een sadistische nietsnut. Zijn bijnaam was ‘de Luie’ – en dat was eigenlijk best mild als we alle verhalen over deze heerser mogen geloven.

Irritatie van de paus

Wenceslaus werd geboren als de oudste zoon van keizer Karel IV. Hij werd op zijn tweede al gekroond tot koning van Bohemen. Op zijn vijftiende maakte zijn vader hem tot Rooms-Duitse koning. Nadat Karel in 1378 overleed, was Wenceslaus in zijn eentje koning van het Heilige Roomse Rijk. Hij weigerde zich ook nog tot keizer te laten kronen, tot irritatie van de paus.

Wenceslaus had echter andere dingen aan zijn hoofd. Karel IV had zijn landen niet allemaal aan zijn oudste zoon nagelaten. Regio’s als Brandeburg, Görlitz en Moravië gingen naar (half)broers en neven. Sommigen van deze familieleden steunden Wenceslaus, anderen stonden hem naar het leven.

In 1394 zat de koning zelfs enige tijd gevangen. Hij had het daar wel een beetje naar gemaakt, want een jaar eerder had hij de heilige Johannes Nepomucenus laten martelen en verdrinken in de Moldau. (Reden: de priester weigerde de biechtgeheimen van Wenceslaus’ tweede vrouw te verraden.)

Door dynastiek gedonder had Wenceslaus geen tijd zich van zijn taak als Rooms-Duits koning te kwijten

Door al dit dynastieke gedonder had Wenceslaus geen tijd zich van zijn taak als Rooms-Duits koning te kwijten. In 1400 waren de vorsten van het Duitse rijk dat zat. Ze concludeerden dat Wenceslaus „ynen unnüczen, versümelichen, unachtbaren entgleder und unwerdigen” koning was en zetten hem af.

In Bohemen bleef Wenceslaus problemen houden met de adel. In 1402 zat hij weer enige tijd gevangen en in 1419 werd hij uit Praag verdreven door ketterse Hussieten. Hij stierf in datzelfde jaar aan een hartaanval. Dat iemand het op een zuipen zet bij zoveel stress in zijn leven is eigenlijk best logisch.

Wenceslaus was naast alcoholist ook paranoïde en wreed. Hij liet zijn honden los op mensen die hem misnoegden. Zij zouden zelfs zijn eerste echtgenote hebben doodgebeten. Niet vreemd dus dat zijn tweede vrouw heel wat zorgen had om met haar biechtvader te delen.