N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Graan Terwijl Russische drones overvliegen, bewerkt Volodymyr Altsjejev zijn land. Door de oorlog lijdt zijn bedrijf verlies, maar financieel is hij op zichzelf aangewezen.
Uit de Oekraïense hemel komt een gezoem dat aanzwelt. Een Iraanse kamikazedrone van de Russen vliegt bij het Oost-Oekraïense dorp Komar tientallen meters over het hoofd van Volodymyr Altsjejev (70) richting haar geprogrammeerde doel. De graan– en zonnebloemboer kijkt ernaar en ontsteekt in woede. „Verdomme, had ik maar een geweer bij me dan had ik erop geschoten”, roept Altsjejev met zijn zware stem boven het gezoem uit.
Er klinkt wel geknal uit de machinegeweren van Oekraïense militairen die de drone proberen neer te schieten. „Laten we weggaan, voordat ze ons per ongeluk raken.”
Op het moment dat de drone over Altsjejevs hoofd scheert, loopt hij door een kapotgeschoten graanschuur. Een krater van de inslag en een in elkaar gestort dak herinneren aan een Russische aanval. Talloze graankorrels liggen verspreid over de grond. Het is niet de graanschuur van Altsjejevs bedrijf, maar hij laat het zien om aan te geven hoe het boeren vergaat na een jaar oorlog op vijftien kilometer van het front in de Donetsk-regio. Moeizaam en niet zonder risico, blijkt uit zijn verhaal.
Ook zijn landbouwgrond lijdt onder de oorlog. Tien minuten voordat de drone boven zijn hoofd vliegt, staat de bonkige Altsjejev bij een gat van vier meter diep van een inslag. Vijftien tot twintig kraters telde zijn land eerder door raket– en granaatinslagen. Altsjejev belt dan de explosievendienst om alles op te laten ruimen en maakt de gaten vervolgens dicht.
Zijn land, 1.600 hectare aan graan en 2.000 aan zonnebloemen, loopt door tot aan de frontlinie. Zeventig hectare kan hij niet gebruiken omdat er mijnen liggen, vertelt hij. Het is er overwoekerd met onkruid. Volgens de Oekraïense minister van Landbouw, Mykola Solski, ligt 470.000 hectare landbouwgrond in Oekraïne bezaaid met mijnen.
Met gevaar voor eigen leven werken Altsjejevs zestien landbouwmachinisten op de rest van het land, vertelt hij in zijn terreinwagen tijdens een ronde langs zijn land. „De aanvallen zijn niet te voorspellen. Dag en nacht kunnen de Orks vuren.” Orks noemt hij de Russen steevast, naar de monsters uit de trilogie In de ban van de ring. „Maar het werk moet worden gedaan. Je kunt het niet uitstellen. In de landbouw moet je rekening houden met de seizoenen.”
Als ik bang ben, hoe moet ik dan nog leven?
Jevhen Demjanov Landbouwmachinist
Altsjejev stopt bij een van de landbouwmachinisten, Jevhen Demjanov (58), die pauzeert. Die laat zich niet afschrikken. „Als ik bang ben”, zegt hij, „hoe moet ik dan nog leven? Dit is mijn inkomen. Daarbij is ons werk nodig om Oekraïne te voeden”, zegt hij vaderlijk.
Graanakkoord
Demjanovs inkomen (20.000 grivna per maand, 487 euro), en dat van de andere 54 medewerkers, groeide het afgelopen jaar niet. Tot de oorlog was dat wel altijd het geval, vertelt Altsjejev de volgende dag aan tafel in eetkantine Smaak van zijn bedrijf. Twee vrouwen hebben het eten bereid en de tafel staat vol met gevulde pasteitjes, kip, haring, gebakken aardappelen, worst, levertaart, knoflookbrood en borsjtsj. „Zonnetje”, zegt hij voortdurend tegen de twee als er iets ontbreekt, „kun je de fles wodka halen?”
Vanaf het begin van de oorlog raakte zijn bedrijf in de problemen. Vorig jaar explodeerden zijn transportkosten. Ze stegen met 35 tot 40 procent, vertelt hij tussen het eten door. Voor de oorlog verlieten zijn producten Oekraïne via de haven van Marioepol. Toen de Russen deze stad bezetten, was Altsjejev aangewezen op de verder gelegen haven van Odesa. Daarbij kreeg hij te maken met hogere brandstofkosten en omdat hij in een risicogebied woont, vragen de chauffeurs hogere prijzen.
Vervolgens kreeg hij al zijn graan niet de haven van Odesa uit. De Russen blokkeerden de Zwarte Zee. Altsjejevs graan bleef in de opslag, waarvoor hij extra kosten moest betalen. Kort gezegd, de kosten waren hoger dan de opbrengst. Hij draaide vorig jaar verlies, en dit jaar gaat het diezelfde kant op. „Nog zo’n jaar en ik moet mijn bedrijf sluiten. Als deze situatie voortduurt, zie ik geen toekomst voor de landbouw in deze regio.”
Het in juli gesloten graanakkoord moet verlichting bieden. Maar dat staat momenteel onder druk. Na bemiddeling door de Verenigde Naties en Turkije tussen Moskou en Kyiv kon Oekraïne deels zijn graan uitvoeren over de Zwarte Zee. Volgens afspraak wordt het akkoord verlengd met 120 dagen. Maar op 18 maart verlengde Rusland het akkoord met slechts zestig dagen en dus verloopt de overeenkomst op 18 mei. Verlenging hangt voor Rusland af van het opheffen van westerse sancties waaronder de eigen landbouw lijdt.
Kyiv meldde maandag dat Moskou weigert schepen te controleren, waardoor de graanexport via de Zwarte Zee stilligt. De controles zijn een onderdeel van het graanakkoord. Altsjejev is er kort over: „We kunnen nu niets verkopen. Voor Rusland is wat op papier staat niets waard.”
Geen financiële steun
En dan was er nog dit voorjaar verzet van graanboeren uit de Oekraïense grenslanden, zoals Polen en Hongarije. Zij waren boos over de grote hoeveelheid Oekraïense graanproducten die in hun land terechtkwamen, nadat de Europese Unie uit solidariteit de importtarieven voor Oekraïense graanproducten tijdelijk had opgeschort. Als reactie blokkeerden onder meer Polen en Hongarije de invoer van Oekraïens graan.
Lees ook Brussel komt Oost-Europa tegemoet: maatregelen tegen Oekraïense graanimport
Altsjejev heeft er dubbele gevoelens bij. „Als boer snap ik hun standpunt, maar ze moeten zich ook voorstellen hoe het voor ons is. Vandaag voeren wij een oorlog, maar dit kan hen ook overkomen.” Brussel kwam de klagende boeren tegemoet met 100 miljoen euro en met maatregelen die moeten voorkomen dat graan uit Oekraïne op de lokale markt belandt.
Altsjejev hoeft niet te rekenen op hulp. Hij beseft dat hij zichzelf moet redden. Oekraïense banken geven geen leningen in de regio’s waar wordt gevochten. De overheid verleent geen financiële noodsteun, stelt hij bitter vast. Hij heeft alleen baat bij een hogere graanprijs en lagere kosten. „Het is hier niet zoals de Europese Unie die boeren bijspringt in geval van nood. Ik moet het doen met de eigen financiële middelen. We zullen daarom moeten zaaien, oogsten en rekenen op eigen kracht. En op de Oekraïense krijgsmacht. Het zou helpen als onze jongens de Orks verder terugdringen.”
Die jongens ondersteunt hij graag. De krijgsmacht maakt gebruik van zijn grond, bijvoorbeeld voor het afschieten van Himars-raketten. Op de mouw van zijn grijze trui draagt Altsjejev een embleem met een doodshoofd en de Oekraïense vlag, met de tekst ‘Geboren om te doden’. „Elke boer, tenminste als hij een patriot is, staat het leger toe om zijn grond te gebruiken. Waarom? Omdat de Orks mijn land kunnen afnemen. Als er dan twee tot vijf hectare wordt beschadigd door het afschieten van een Oekraïense raket, neem ik dat voor lief.”