Er wordt danig op los getrommeld in de nieuwe Zuidam, maar verstilling overheerst

Rob Zuidam: Ik heb van nature een vrije luie inslag, meen ik te moeten rapporteren.

Interview Componist Rob Zuidam zette de beklemming van de coronalockdown om in een dramatische liedcyclus, naar een verhaal van Edgar Allan Poe. Donderdag is de première in het Muziekgebouw.

Hij is een nieuwe fase ingegaan, zegt componist Rob Zuidam (1964): de kinderen zijn het huis uit, hij heeft meer tijd, maar voelt ook – „nog niet oud, maar wel ouder middelbaar” – dat de tijd niet oneindig voorradig is. Donderdag is in het Muziekgebouw in Amsterdam de wereldpremière van Zuidams nieuwste compositie, The pit and the pendulum, een dramatische liedcyclus voor sopraan Claron McFadden en Slagwerk Den Haag.

„Ik hoef niet meer elke ochtend om halfacht in de auto om mijn dochter weg te brengen, dat is prettig. Maar het gaf ook wel een vastomlijnd doel in het leven, dat vader-zijn. Laten we dat nou niet verkloten, dacht ik altijd.” Zuidam zegt het op blijmoedige toon, aan de telefoon vanuit zijn woonplaats op het Vlaamse platteland, waar hij na omzwervingen via onder meer New York zijn rust heeft gevonden. Zuidam, die als druistige jonge toonsmid gretig flirtte met de zelfkant, houdt inmiddels van tuinieren. Hij staat vroeg op en werkt gestaag aan een uniek en beeldschoon oeuvre, waarvan zijn ongeëvenaarde dresseerkunst van de menselijke stem het kloppend hart vormt.

Als je wat wilt doen, dan moet je gewoon gaan zitten en het maken, beseft de ouder-middelbare Zuidam. „Ik heb van nature een vrije luie inslag, meen ik te moeten rapporteren. Al liggen er vaak ook diepere vragen onder de lethargie die ik soms voel tegenover een leeg scherm of een vel notenpapier. Als ik eenmaal weet wat ik wil, werk ik met grote discipline. En tegenwoordig gaat het heel aardig. Geen Haarlemmerdijkjes – dat is een uitdrukking van mijn moeder. Geen gelul, aan het werk.”

The pit and the pendulum is gebaseerd op een gelijknamig verhaal van Edgar Allan Poe uit 1842. Het gaat over een veroordeelde die door de Spaanse Inquisitie wordt opgesloten in een buitenissige martelkelder: in zijn cel bevindt zich een diepe put (de ‘pit’), er is een aan het plafond heen en weer zwaaiend vlijmscherp mes dat steeds lager komt (de ‘pendulum’) en de muren worden roodgloeiend en komen op de veroordeelde af, zodat hij naar de put wordt gedreven. Op het laatste moment steekt iemand hem een reddende hand toe: Toledo is gevallen en het bewind van de Inquisitie is ten einde.

Zuidam: „Het is een fantasieverhaal, historisch klopt er niets van, Poe haalt verschillende tijden door elkaar. Maar het heeft wel de beklemming die ik zocht. Wat me fascineerde waren de bespiegelingen van de veroordeelde, die vond ik ontroerend. Hij is doordrongen van de uitzichtloosheid van zijn situatie en toch wordt hij nooit defaitistisch. Poe’s grote schrijverschap blijkt uit het tonen van die binnenwereld. Ik dacht: als ik me daarop concentreer, dan krijg ik een goed stuk.”

Het idee ontstond in de coronatijd, vertelt Zuidam. „Tijdens het componeren heeft muziek altijd iets van een luchtkasteel, maar toen kreeg dat nog een extra dimensie. Alsof het allemaal fictief was. Komt dat hele muziekleven ooit nog een keer terug? Achteraf is dat irrationeel, maar ik was er echt een beetje door van mijn à propos. Dat gevoel van beklemming, de unheimische sensatie dat een overheid steeds dieper in je leven probeert door te dringen, werkt door in dit stuk.”

Nooit eerder componeerde Zuidam muziek voor uitsluitend slagwerk. Maar de bezetting stond vast: Slagwerk Den Haag en Claron McFadden vroegen hem om een werk dat ze naast het American Songbook van George Crumb konden uitvoeren. Het is hem goed bevallen, zegt Zuidam: „Slagwerk heeft bepaalde eigenschappen – ritmiek en puls, de mogelijkheid om een enorme bak geluid te produceren – en ik zou gek zijn om daar geen gebruik van te maken. Er wordt bij momenten dan ook danig op los getrommeld. Die luide stukken staan voor de Inquisitie en wat die allemaal afvuurt op de veroordeelde. Maar vaak is de muziek juist heel verstild, wanneer ze zijn binnenwereld en de duisternis verklankt. Ik heb al gerepeteerd met Slagwerk Den Haag, ook om precies de juiste geluiden te vinden. Dat was heerlijk, want het zijn geweldige muzikanten.”

Met sopraan McFadden werkte Zuidam al dikwijls samen, onder meer in zijn grote opera Rage d’amours over Johanna de Waanzinnige. McFadden is een alleskunner, die excelleert in zowel barok als nieuwe muziek, maar die ook jazz kan zingen. Zuidam: „Het stuk is haar helemaal op het lijf geschreven. Met Claron weet je dat er een performer staat die er iets van kan maken, zal ik maar zeggen. Af en toe valt de veroordeelde ten prooi aan somberte en dan schiet ze in een aanval van paniek of wanhoop – dat heeft weinig meer te maken met het klassieke idee van een sopraan. Maar het gaat recht naar de kern.”

The pit and the pendulum van Rob Zuidam door Claron McFadden & Slagwerk Den Haag. 11/5 Muziekgebouw A’dam & 12/5 Musis Arnhem. Inl.: muziekgebouw.nl