N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vanaf de brug over het Gooimeer zag ik onder me een rij bootjes oostwaarts varen. Een keurige rij bootjes, bijna allemaal met een motortje. Ze voeren langs een dijk en windmolens, ik reed over de brede brug, de zon scheen, het landschap lag er geordend bij. Al die mensen daar beneden hadden een vrije dag, het was zondag, ze genoten ervan nam ik aan, daar op het water, in hun respectieve bootjes.
Ik voelde me ook vrij, in mijn auto, waarin ik luisterde naar een aflevering De Ongelooflijke Podcast van de EO. Die is heel goed, je hoort er vaak diepgaande gesprekken met mensen die weten waar ze het over hebben, als het over Nietzsche en het nihilisme gaat bijvoorbeeld (dat was Paul van Tongeren), of zoals nu, over de politieke keuzes van Nederland, met electoraal geograaf Josse de Voogd.
De Voogd is bijna overal in Nederland geweest, hij heeft alle gemeenten bezocht en hij praat nu eens niet over die al te botte tegenstelling tussen stad en platteland, maar hij noemt veel meer factoren: opleiding, inkomen, invloed enz. De gevestigden en de afgehaakten is, in het groot en het grof, de tweedeling – maar er is natuurlijk helemaal geen tweedeling. Er is een kaleidoscopische hoeveelheid, al hoort iedereen ook wel, soms meer dan je lief is, bij een groep met groepskenmerken. Zodra De Voogd het heeft over huizen met blauwe regen er tegenaan, over bakfietsen, poezen en houten boekenkasten, voel ik me aangesproken, al heb ik bakfiets noch poes en groeit de blauwe regen aan de achterkant over een soort van gammele pergola. Maar toch – dat is het type waar ik wel zo’n beetje bij hoor. Stads en hoogopgeleid, al woon ik dan al bijna twintig jaar niet meer in de stad. Tegelijkertijd verveelvoudigt dat laatste mijn identiteit ook weer, want in een klein dorp wonen is echt anders, je hebt contact met mensen die ik vroeger nooit sprak of zelfs zág.
De bakfiets en de poes horen bij een andere groep dan de twee identieke vazen voor het raam, het grootbeeldscherm aan de muur en de zwart betegelde tuin. Bij beide groepen horen politieke voorkeuren en gevoelens over waar het met de wereld naartoe gaat, en, niet onbelangrijk, mogelijkheden om de stem te laten horen: de een schrijft brieven naar de gemeente en weet te wijzen op vergunningen en wetten, de ander gooit in wanhoop met rotte eieren als er nu precies weer bij hen in de wijk of het dorp een asielzoekersopvang wordt geopend. Zulke dingen hebben de boekenkastmensen met succes uit hun wijk weten te houden.
Wie zou er ontevreden zijn in deze wereld? Ik niet! En ik wel.
Ik luister en knik, en terwijl de gebruikelijke zorgelijkheid zich weer van me meester begint te maken, rijd ik in mijn zuinige auto met zijn hybride motor over schitterende snelwegen en zie de indrukwekkendste waterwerken: al die creativiteit van zoveel mensen, al die ondernemingszin om het leven beter te maken, om dingen uit te vinden, te beschermen, te onderhouden. Wie zou er ontevreden zijn in deze wereld?
Ik niet! En ik wel. Het ene moment voel je je dankbaar voor alle gemeenschappelijke inspanning, een volgend moment zorgelijk om de onmacht van de overheid, kwaad om de achteloosheid waarmee het landschap vernield wordt, angstig over de toekomst. Ook in jezelf bestaan er nogal wat kiezersgroepen en burgertypes.
Maar nu zitten ze even allemaal verenigd achter het stuur en zoeven langs de mooie gebogen dijk boven Lelystad, en geloven dat het goed kan komen, goed is misschien wel, zo zonnig, zo ordelijk, zo ijverig.