N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Havenstad Harlingen Met drie dodelijke ongelukken op zee heeft de trotse havenstad Harlingen een zwaar jaar gehad. „We sjouwen dit vanaf nu met ons mee.”
Op woensdagochtend 31 augustus is het bedrijvig in Harlingen, het Friese havenstadje van waaruit de veerdienst naar Terschelling en Vlieland vertrekt. De inwoners maken zich op voor de jaarlijkse Visserijdagen, een soort dorpsfeest, kermis en braderie ineen. Het weerbericht voorspelt een graadje of 22 en weinig wind, ideale omstandigheden voor een evenement dat in vier dagen tijd tienduizenden toeristen trekt. Tussen de shantykoren en rommelmarkten door zal vanaf lange tafels de geur van mosselen en gerookte makreel opstijgen.
Volgens het draaiboek zal burgemeester Ina Sjerps (PvdA) die avond de Visserijdagen openen met een toespraak op het plein. Maar als het zover is, zit ze thuis, aangeslagen op de bank. Er is een verschrikkelijk ongeluk gebeurd in haar stad; een meterslange houten giek van het historische zeilschip Risico is afgebroken en op het hoofd van de 12-jarig Tara terecht gekomen. Dat meisje, dat deel uitmaakte van een groep van 160 schoolkinderen van Dalton uit Den Haag, overleed ter plekke.
Vanuit haar woonkamer kan Sjerps de locoburgemeester, die in haar plaats de menigte toespreekt, bijna horen. „We willen even stilstaan bij de scholieren die dit hebben meegemaakt, bij de families, vrienden en in het bijzonder de hulpverleners die vandaag hun best hebben gedaan. Onze mensen uit Harlingen van de KNRM die uitgevaren zijn. Maar ik wil ook stilstaan bij het feit dat het onze bruine vloot betreft. Kijk de komende dagen naar elkaar om.” Daarna klinkt Sailin’ Home over het plein, als eerbetoon.
Sjerps heeft de opening van de Visserijdagen bewust aan haar locoburgemeester overgelaten. Ze heeft die hele dag de Haagse schoolkinderen opgevangen. „Ik vond het niet passend om op dat podium vrolijk te doen”, blikt Sjerps later terug. „Het zou ook te emotioneel voor me zijn geweest.”
De Haagse school vaart al drie decennia jaarlijks over het Wad met de Harlinger bruine vloot – gecharterde, traditionele zeilschepen die hun naam ontlenen aan de kleur van de zeilen. Nooit ging er iets verkeerd, tot die zonnige, windluwe dag.
Met drie dodelijke ongelukken in vijf maanden tijd heeft Harlingen een zwaar jaar gehad. In mei overleed een 79-jarige passagier aan boord van zeilklipper Wilhelmina, toen een stalen giek naar beneden kwam. Eind oktober vielen drie doden bij een aanvaring tussen een watertaxi en de snelboot naar Vlieland en Terschelling. Het vierde slachtoffer, een kind van 12, wordt nog steeds vermist.
Precies een maand na het laatste ongeluk, op 21 november, is Harlingen verzonken in een diepe winterslaap. In de binnenhavens zijn de ruiten van de zeilschepen beplakt met vuilniszakken om de snijdende kou buiten te houden. Een enkeling begeeft zich – dik ingepakt – met een boormachine op het dek. Het geld dat de schippers in de zomer verdienden met het rondvaren van gasten, gaat in de winter grotendeels op aan onderhoud.
Tot dertig jaar geleden bepaalden de scheepswerven, zeilmakerijen en mastenmakers het straatbeeld. Nog steeds staan langs de twee binnenhavens pakhuizen met namen als Java, Sumatra en Rusland. De havens zijn er nog, maar de vrachtschepen maakten grotendeels plaats voor de pleziervaart. Nu huisvest de Zuiderhaven met zeventig schepen de grootste bruine vloot van Nederland. De masten torenen hoog boven de huizen uit. Eens per vier jaar meren de grootste en indrukwekkendste tallships ter wereld aan – reusachtige zeilschepen die naar Antarctica of Kaaphoorn varen – voor de Tall Ship Races. Het evenement zet Harlingen tot ver buiten de landsgrenzen als zeilstad op de kaart.
Surrealistisch
Harlingen is gewend aan de gevaren van de zee, maar werd dit jaar wel érg hard geconfronteerd met de schaduwzijde. Voor 2022 was het laatste dodelijke ongeval op een oud zeilschip in 2016. In de veertig jaar daarvoor was er zelfs geen enkel dodelijk ongeluk met een oude zeilboot.
Het had iets surrealistisch, herinnert gemeentesecretaris Stella van Gent zich, de formele heisa rond het ongeluk op de Risico. Zij was die dag betrokken bij de opvang van de schoolklassen in het Entrepotgebouw, waar die middag eigenlijk een muziekoptreden voor de Visserijdagen zou worden voorbereid. Het veiligheidsprotocol trad in werking. Ineens stapten een commandant crisisbestrijding en communicatie-experts het Entrepotgebouw binnen. Alle kinderen werd om hun burgerservicenummer gevraagd.
Harlingen is gewend aan de gevaren van de zee, maar werd dit jaar wel érg hard geconfronteerd met de schaduwzijde
„Ik dacht echt: hou op!”, zegt Van Gent in een zaaltje van het driehonderd jaar oude stadhuis. „In mijn ogen stond ons maar één ding te doen: zorgen voor genoeg broodjes, koeken, limonade en een plek waar de kinderen bij elkaar konden zijn.”
De trots van Harlingen is nu ook onderwerp van verdriet geworden, zegt Van Gent. Achter haar, op de vensterbank, staat een miniatuur van een oude driemaster. De gemeente gaf drie jaar geleden alle ‘bruine’ schepen met Harlingen als thuishaven de vlag van de stad om in de top te hangen. Zo kun je overal ter wereld zien of er Harlingers varen. Of, zoals Van Gent het zegt „een van ons”.
Ook burgemeester Sjerps draagt de vloot een warm hart toe – „de schepen en schippers horen bij Harlingen” – maar ze is ook de burgermoeder van haar inwoners en voorzitter van de lokale afdeling van de KNRM. „Het moet wel veilig”, zei ze een dag later over de pleziervaart. Ze koos er tijdens mediaoptredens bewust voor het ongeluk niet af te doen als een incident. Een paar maanden later zegt ze daarover: „Dat kón en wilde ik niet. Niet zolang ik niet kan garanderen dat dit nooit meer gebeurt.”
Maar wat te doen, daar worstelt Harlingen mee. Wetgeving voor schepen wordt landelijk bepaald. De gemeente onderzoekt wat ze zelf kan doen, bijvoorbeeld de certificaten van de boten strenger controleren. De gemeente wíl dat er dingen anders gaan, maar weet nog niet precies wat.
Kapotgaan
Voor de vrijwilligers van de lokale reddingsdienst zijn gevaren onderdeel van hun dagelijks leven. „Zij maken veel meer mee dan de ongelukken die het nieuws halen en treden daar niet over naar buiten”, zegt Van Gent.
Edward Zwitser van de KNRM zag door de jaren heen meerdere jongens en mannen in stilte „aan goedheid kapotgaan”. Dat wil zeggen: ze geven het misschien niet hardop toe – het zijn vissers, zeelui, „harde kerels die graag de strijd met de elementen aangaan” – maar storten op een onbewaakt moment ineens in. Hij zag mannen in huilen uitbarsten toen zes jaar na een ongeluk het verhaal opnieuw ter sprake kwam. Iemand begon twaalf jaar na dato te beven als een rietje toen hij dagboekfragmenten terugvond. „Ja, dat heeft hij soms”, zei zijn echtgenote tegen Zwitser.
We kunnen oefenen met varen in zware stormen, maar in grote ongelukken komt het op improvisatie en instinct neer
Edward Zwitser KNRM
Het reddingsteam bestaat uit zo’n 25 man, die allemaal in Harlingen wonen en werken. Dat moet wel, want vanaf het moment dat de pieper gaat moet de eerste reddingsboot binnen tien minuten in het water liggen. Van huis, kantoor of kroeg gelijk naar de haven, reddingspak aan en gaan. „Dat alarm gaat en eigenlijk weet je maar twee dingen: of het een prio 1-, 2- of 3-ongeluk is en een korte beschrijving, niet meer dan ‘persoon in nood’ of ‘schip maakt water’ Het team heeft geen idee wat het gaat vinden. Je kunt er ook niet op trainen. We kunnen oefenen met varen in zware stormen, maar bij grote ongelukken komt het voor een groot deel neer op improvisatie en instinct. Als je een groep geschokte scholieren aantreft, is het vooral een kwestie van je papa-pet opzetten.”
Dodelijk en dichtbij
De ongelukken op de watertaxi, (drie mensen stierven en een kind raakte vermist), en op het historische zeilschip de Risico (12-jarig slachtoffer door afgebroken giek) hebben volgens Zwitser drie dingen gemeen: ze waren groot, dodelijk en dichtbij. „De jongen op de watertaxi was een bekende van ons. En het slachtoffer op de Risico was even oud als het kind van een van onze reddingswerkers. Maar je kunt niet weglopen als je merkt dat je het niet trekt om een kind of kennis uit het water te halen. Eenmaal op zee zit je vast op dat schip.”
Een dag na zo’n zenuwinzinking wuift menig reddingswerker het voorval alweer weg. Trauma erkennen vindt een deel van de redders lastig, ziet Zwitser. „Maar het is er wel degelijk, al komt het soms pas veel later. We laten nu in ieder team mensen traumacursussen volgen. Niet om te behandelen, maar om het te herkénnen. Dat begint al bij iets simpels als: is iemand nog zichzelf?”
De meeste schippers houden de luiken stijf dicht, interviewverzoeken worden steevast afgewezen. Te vroeg, te persoonlijk, te veel verdeeldheid en onderling geklets. Enerzijds is er het verdriet om collega’s van wie de levens na zo’n ongeluk nooit meer hetzelfde zullen zijn. Anderzijds zit de angst voor reputatieschade diep. Want hoe vrijgevochten en avontuurlijk ook, alle charteraars blijven ondernemers die met het zeilen hun brood moeten verdienen.
Huis en pensioen
Dat de sector als geheel als ‘onveilig’ werd weggezet – zoals de burgemeester volgens velen deed met haar gevoelige uitspraak vlak na het ongeluk – raakt hen niet alleen bedrijfsmatig, maar ook emotioneel. Voor de meeste schippers is hun boot hun levenswerk. Het is hun huis en pensioen. Ze eten nog liever hun schoen op dan dat ze hun schip verwaarlozen. Steeds jezelf moeten verantwoorden, daar zitten de meeste schippers even niet op te wachten, zeggen ze.
Alleen al vanwege die knagende zelftwijfel. Want als een giek naar beneden kan komen op twee schepen die bekendstaan om het gedegen onderhoud en het vakmanschap van de schippers – waarom dan niet bij henzelf?
Wat niet helpt is dat de officiële onderzoeken naar de toedracht van de ongelukken op de Risico en de Wilhelmina lang duren. Houtrot in een mast of giek is een diagnose waar niemand op zit te wachten. Hoe goed de kwaliteit van het hout ook mag zijn en hoe zorgvuldig gekeurd, een beginnend gaatje midden in zo’n reusachtige balk is zelfs met het meest getrainde oog niet te ontdekken, zeggen experts.
„Tot nu toe heb ik elke journalist bewust weer naar buiten gewerkt. Ik voelde helemáál niet de behoefte om erover te praten”, zegt Joost Bakker, eigenaar van Rederij Vooruit, het grootste boekingskantoor van Harlingen. Bakker bemiddelt voor De Risico en 35 andere bruinevlootschepen. Hij zucht eens diep en zet dan toch maar twee kopjes thee. „Misschien is het ook wel goed. Dan kan ik het wat beter een plekje geven.”
Bakker was in de haven, die dag in augustus. Hij zag hoe de scholieren met een snelle reddingsboot aan wal werden gebracht, terwijl de schipper van de Risico met zijn eigen schip naar de politieboot in de haven voer om aangehouden en verhoord te worden. „Omdat hij verdachte was, kreeg hij geen slachtofferhulp. Maar die film krijgt ook de schipper niet zomaar van zijn netvlies.”
Hij rekent even hardop: zijn bedrijf biedt al 55 jaar zeilreizen aan. Per jaar stappen zo’n dertigduizend passagiers aan boord. „Dat zijn meer dan een miljoen gasten.” Bakker aarzelt even. Hij zou iets kunnen zeggen over kansen en percentages. „Maar dan wek ik de indruk dat ik het ongeluk bagatelliseer. Één ongeluk is al te veel. We sjouwen dit vanaf nu met ons mee.”