‘In hemelsnaam, waarom bombarderen deze vliegtuigen zo willekeurig?’

Achterblijvers Niet iedereen kon weg uit Soedan. Hoe vergaat het mensen die nog in Khartoem zijn?

Een bij gevechten zwaar beschadigde markt in Noord-Khartoem.
Een bij gevechten zwaar beschadigde markt in Noord-Khartoem.

Foto Mohamed Nureldin Abdallah/Reuters

„Mijn kinderen, dat is waar ik me de meeste zorgen om maak.” De stem van Adam Abdelrahman (38), een leraar, trilt aan de telefoon. Hij vertelt over hoe hij in zijn huis in Khartoem wordt geconfronteerd met het gewelddadige conflict tussen de twee strijdende generaals. Op de achtergrond klinken inslaande granaten. „Ik heb vele buurtbewoners zien vluchten, maar ik heb het geld niet, alle prijzen zijn volledig door het plafond geschoten. Ik kom hier niet meer weg.”

Zijn drie kinderen schuilen het grootste deel van de dag onder hun bedden. En in de nacht, als het oorlogsgeweld afneemt, denderen de schoten voort in hun hoofden en worden ze gillend wakker. „In mijn buurt domineert de RSF, de luchtmacht van het regeringsleger bombardeert ze. Maar de RSF-strijders in pick-ups zijn bijna niet te raken omdat ze steeds van positie veranderen. Daarom worden er zoveel huizen en burgers geraakt.”

Woensdag ging Abdelrahman op zoek naar eten. „Toen regende het opeens bommen op de markt, marktkraampjes vlogen de lucht in en twee vrouwen werden gedood, onder wie mijn favoriete verkoopster van kopjes thee. Waarom bombarderen deze jets zo willekeurig?”

Elders in deze stad met ruim vijf miljoen inwoners woont Zarfa Jantana (50), een van de berooide honderdduizenden Zuid-Soedanese vluchtelingen hier. Jantana verkoopt kopjes zoete thee op de markt. „Er zijn nauwelijks klanten, maar wie weet kan ik zo toch een beetje geld bij elkaar schrapen om te vertrekken. Het is me al gelukt een buskaartje te kopen voor mijn kinderen, die zijn onderweg naar Zuid-Soedan. Zolang mijn kinderen maar veilig zijn, gaat het goed met me.” Na een hevige explosie wordt de lijn verbroken.

Van verzets- naar noodcomité

Niet iedereen popelt om te vluchten. Ebaid Ahmed (37) is lid van een verzetscomité, een van de honderden groepen die hielpen bij de volksopstand tegen voormalig dictator Omar al-Bashir in 2019. Sindsdien bleven zij ageren tegen de militairen. „Ik heb er geen moment aan gedacht om Khartoem te verlaten”, vertelt hij. „Het is mijn sociale plicht om mensen te helpen. Onze rol als verzetscomités is nu veranderd in noodcomités. Er zijn zo veel slachtoffers gevallen in mijn buurt. Gewonden, onder wie ouderen en kinderen, hebben iedere dag medische hulp nodig, aangezien de grote ziekenhuizen buiten dienst zijn vanwege de luchtaanvallen op de ziekenhuizen. Wij zijn geen artsen, maar proberen wel eerste hulp te verlenen.”

Ahmed klinkt opgewonden en geagiteerd aan de telefoon, zijn vechtlust is nog levendig. „Ik wens dat het vechten stopt, aangezien in deze oorlog tussen twee generaals de winnaar de verliezer is, want straks valt er niets meer te regeren. Alles gaat kapot.”


Lees ook: Het beste hotel van Khartoem is verwoest