Alleen haring maakt Koningsdag te harden

Karin Amatmoekrim

Ik vierde dit jaar Koningsdag in de woning van de Nederlandse ambassadeur in Suriname. Vreemd gegeven, als je bedenkt dat ik een hekel heb aan Koningsdag. Het was er ongekend druk, en het leek alsof iedereen die iemand was een uitnodiging had gekregen. Ik niet, trouwens. Ik was meegekomen als introducee van een bevriend schrijver die yogales volgde met de echtgenoot van de ambassadeur en op die manier een formele invitatie had geregeld.

Nog toen ik met hem in de auto onderweg was, vroeg ik me af waarom ik eigenlijk meeging. Voor het gratis bier, suggereerde mijn gezelschap. Ik drink geen bier, en ik haat Koningsdag, reageerde ik. Ik hoopte maar dat er haring zou worden geserveerd. Dat vind ik altijd lekker, en ik eet het te weinig. Mijn Surinaamse gezelschap hield bij die bekentenis diplomatiek zijn mond.

Intussen had zich in de straat van de ambassadeurswoning een lange file gevormd van auto’s die net als wij onderweg waren naar bier, of haring. We werden opgeschrikt door loeiende sirenes die ons van achteren snel naderden. Het was president Santokhi, zoveel was duidelijk. We kropen gehoorzaam en nederig aan de kant, en een colonne van zeker tien geblindeerde suv’s, aangevoerd door motoragenten, knalde met een noodvaart aan ons voorbij. In de krant las ik een dag ervoor hoeveel kwaad bloed dergelijk machtsvertoon bij de bevolking zette: een politicus die zich met zoveel bombarie verplaatst, of die voor elk wissewasje een helikopter pakt terwijl de gewone sterveling over wegen vol gaten ploetert. Je vraagt je af voor wie een president zich zo aanstelt wanneer het overgrote deel van de mensen ver onder de armoedegrens leeft.

Sinds mijn verblijf in het land zag ik bijna elke dag een andere groep protesteren onder de klaagboom tegenover het presidentieel paleis. Die dag waren het de leraren geweest. Zij moeten inmiddels rondkomen van een salaris van omgerekend zo’n 200 euro per maand. Een van hen verklaarde dat ze haar laatste restje benzine had verbruikt door naar de demonstratie te komen. Ze had geen idee hoe ze weer thuis moest komen.

Het duurde lang voordat we de ambassadeurswoning hadden bereikt, en toen we er eenmaal waren hield Santokhi al een van zijn ronkende toespraakjes. Ik liep er verveeld van weg om naar het buitenissige uitzicht over de rivier te kijken. Ik dacht aan de vele overstromingen van die week, en hoe bizar het was om de gevolgen van de klimaatverandering zo concreet voltrokken te zien worden, toen er een meisje met een schaal met haring voorbijkwam.

Een dame van Surinaams-Nederlandse afkomst die ik van naam kende, kwam toevallig ook aanlopen. We babbelden even, en toen keek ze misprijzend naar de hapjes, de Hollandse vlaggetjes die erin geprikt waren. Haring, zei ze misprijzend. Wat random. Helemaal niet random, snauwde ik een beetje te fel wellicht. We waren nota bene de verjaardag van de Nederlandse koning aan het vieren bij de Nederlandse ambassadeur thuis. Als iets niet willekeurig was, dan was het wel haring. Nou ja, verweerde ze zich, het was in elk geval nogal koloniaal. Ze groette me en ging op zoek naar weet ik veel, een broodje pom ofzo.

Het eindigde ermee dat ik de helft van de schaal haring leeg at (want het bleek inderdaad het minst populaire hapje te zijn onder de verzamelde Surinamers daar) en dat ik nog lang nadacht over mijn irritatie. Ik kwam erop uit dat ik het nogal gemakzuchtig en irrelevant vind om te mopperen over de koloniale houding van Nederland wanneer de mensen daarbuiten, zeg maar zij die geen gratis bier krijgen, aan het pinaren (ploeteren) zijn onder de leiding van hun eigen politici. Maar goed, ik heb ook gewoon een hekel aan Koningsdag dus het kan ook aan mijn humeur hebben gelegen.

Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige. Ze schrijft om de week op deze plek een column.