N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Iedereen leest Op deze plek schrijft NRC over de populairste boeken van dit moment. In het nieuwe boek van Floortje Dessing kijkt ze terug op het maken van 25 jaar reistelevisie.
Al vele jaren maakt Floortje Dessing reistelevisie voor een groot publiek. In het boek Heimwee moet je koesteren. 25 jaar bijzondere reizen, ontmoetingen en inzichten kijkt ze terug, en onderzoekt ze haar eigen rusteloosheid.
Net als in haar programma’s is de toon oprecht. Lezers die mochten denken dat ze een bijzonder avontuurlijk leven leidt, helpt ze uit de droom. Ze reist altijd samen met een cameraman (m/v), heeft een draaiboek in haar tas en weet precies wanneer ze terugvliegt. Ze noemt zichzelf „een laffe reiziger” omdat ze nooit langer dan drie maanden achtereen van huis is geweest. Uit haar reizen naar landen als Afghanistan en Jemen (waar ze tijdens beschietingen twee dagen in een schuilkelder zat) blijkt dat het met die lafheid ook wel weer meevalt.
Haar thuisbasis is belangrijker dan ze lang heeft gedacht. Tegelijkertijd blijft het haar droom te gaan wonen „in de bossen van West-Canada, in de wildernis van Patagonië of in de bush van Namibië” – zoals de mensen die ze opzoekt in de serie Floortje naar het einde van de wereld. Via televisie kom je er niet achter hoe het leven daar écht is, schrijft ze. Als zijzelf tijdens haar korte werkbezoek (maximaal een week) al meer te weten komt over de schaduwzijden, belandt dat lang niet altijd in de uitzending. Ze wil niet dat mensen spijt krijgen van hun medewerking aan haar programma.
Soms mag er iets doorschemeren. Een vrouw in Nieuw-Zeeland vertelde haar buiten beeld dat het leven met haar dominante man op die afgelegen plek een hel kon zijn. Voor de camera zei de vrouw: „Hij sloeg me in ieder geval niet, want hij dronk niet.” Haar eindredacteur wilde die zin eruit laten, Dessing niet. Terecht: opgesloten raken in een slechte relatie kan een gevolg zijn van de keuze voor een geïsoleerd bestaan, en waarom zou je dat niet laten zien.
Eén reisadvies ontbreekt
Dessing geeft haar lezers ook lessen mee. We krijgen het advies vaker kou te trotseren, vaker te niksen, vaker alleen op reis te gaan en ons voor te bereiden op een noodsituatie met langdurige stroomuitval. We krijgen niet het advies minder te vliegen, of minder ver – Dessing raadt alleen aan er beter over na te denken. Die terughoudendheid, juist op dit onderwerp, wringt. In de negen jaar dat Dessing voor de publieke omroep ‘naar het einde van de wereld’ reist, is alleen maar duidelijker geworden hoe schadelijk verre vliegreizen zijn voor het klimaat.
Dessing hoopt dat ze met haar programma’s „bewustwording kan creëren als het gaat om natuurbehoud” en „kijkers kan laten nadenken over hun eigen keuzes”. Die goede bedoelingen lijken voor haar te rechtvaardigen dat ze blijft vliegen voor haar werk. En privé? „Zoals een ander moeite heeft om te stoppen met roken, zo heb ik moeite met privé minder gaan vliegen.”
Impliciet bevat haar boek genoeg aansporing om het maken van verre reizen achterwege te laten. Dessing liep bilharzia op in Colombia, hondsdolheid in Cambodja, dengue op Bali, tekenencefalitis in Zweden. Dat is een kleine greep. Ze werd ook aangevallen door duizenden wespen op een eiland in de Stille Oceaan. Volgens bewoners was het waarschijnlijk haar zwarte broek die het killerinstinct van de wespen had geactiveerd.
Op deze plek schrijft NRC over de populairste boeken van dit moment. Reacties: [email protected]
OEen tijdsverschijnsel: ophefdwang. Een evenement neemt een onverwachte wending. Mensen zijn verrast, overvallen, ontdaan. Online wordt het voorval op basis van korte videofragmenten en vaak anonieme getuigenissen in een mum van tijd geïnterpreteerd en gedefinieerd. Beeldvorming verdringt de werkelijkheid: de ophefdwang begint.
Zo ging het ook eind vorige week. Ongemakkelijke beelden van nachtelijk geweld tegen Israëlische voetbalsupporters in Amsterdam, politici uit Israël en Nederland met beladen vergelijkingen op sociale media. En nog voordat de precieze feiten bekend waren, laat staan verklaard, was de analyse gereed en het oordeel geveld.
Ineens zat het land, en de Kamer, in een heftig debat over antisemitisme.
Bij ophefdwang hoort ook dat iedereen die liever wacht totdat de feiten vaststaan – politici, media, deskundigen – wordt gedwongen zich in het debat te mengen. Ook al zijn de grenzen al getrokken. Je zag het toen de Kamer woensdag bijeenkwam: de goed-foutkeuze was al gemaakt. Goed was: „benoemen”, zoals Geert Wilders deed. Fout was: nuance.
Zo ontstond een dynamiek waarin politici meer aanzien verwierven naarmate ze hardere actie tegen het antisemitisme eisten. (Uiteraard pleitte niemand vóór antisemitisme, maar enfin.) Wie nazei dat „zachte heelmeesters stinkende worden maken” (Caroline van der Plas, BBB), dat „wegkijken” verkeerd is (Dilan Yesilgöz, VVD), dat „de zwijgcultuur” doorbroken moet worden (Nicolien van Vroonhoven, NSC), kon comfortabel aansluiten bij de rechtse meerderheid.
Toch klopte hier vrij veel niet. Zo hielden de zorgen over antisemitisme in rechtse partijen de laatste tijd niet echt over. Wilders’ eigen vicepremier, minister Fleur Agema (VWS, PVV), toonde eind oktober geen enkele betrokkenheid bij het groeiende aantal antisemitische incidenten: ze besloot te bezuinigen op het Joods Maatschappelijk Werk.
„In een tijd waarin er een explosieve stijging waarneembaar is van het aantal antisemitische incidenten in Nederland, is het kunnen bieden van psychosociale ondersteuning van groot belang”, reageerde het Joods Maatschappelijk Werk ontzet.
De PVV als het erop aankomt: geen daden maar woorden.
Zwaardere straffen?
In dezelfde categorie paste dat de hele coalitie, Wilders voorop, deze week zwaardere straffen voor antisemitisme bepleitte. Maar uit de PVV-inbreng in een recent debat over een initiatief van Frans Timmermans (GL-PvdA) en Mirjam Bikker (CU) om de straffen op discriminatie, inclusief antisemitisme, met een derde te verhogen, bleek een andere houding. „De PVV heeft […] ernstige twijfels bij dit voorstel”, zei het PVV-Kamerlid Emiel van Dijk. BBB was eveneens sceptisch.
Ook dat is handig aan ophefdwang: het schept ruimte je daden, of het gebrek daaraan, te laten verdwijnen in een wolk van actuele verontwaardiging.
De coalitie claimde dat „het benoemen” van de „rol van nieuwkomers” (Yesilgöz) bij het groeiend antisemitisme jaren onmogelijk was. Reden waarom de integratie (hallo, 2004) zou stokken.
Een gebied waar misverstanden altijd op de loer liggen. Zo vond ik in de databank een onderzoek (2015) van het Verwey-Jonker Instituut naar antisemitisme onder jongeren, waarin wordt vastgesteld dat „antisemitische uitingen lang niet altijd gepaard gaan met negatieve opvattingen over Joden in Nederland”.
Een nuance die deze week verloren ging. Dus je kon je afvragen hoe verstandig het was dat politici vooral afgingen op stoere taal („Jodenjacht”) in Telegramgroepen. Ik heb wel eens appgroepen van politici kunnen bekijken, en daar kan het er ook wild aan toegaan.
Speld
Het is vanzelfsprekend goed mogelijk dat antisemitisme een rol speelde bij deze geweldsuitbarsting, maar wie het land regeert moet zorgvuldig blijven. Want hoe het precies zit met dat geweld, wie het toepaste, met welke motivatie, is deze week onopgehelderd gebleven.
Timmermans zei woensdag dat je Jodenhaat niet kunt bestrijden met moslimhaat. Voor de coalitie veel te genuanceerd – maar geen speld tussen te krijgen voor wie oog heeft voor maatschappelijke verhoudingen.
Die onderzoekers uit 2015 constateerden ook dat islamitische jongeren vooral moeite hebben met aandacht voor antisemitisme omdat ze vinden dat hun eigen discriminatie of die van Palestijnen daardoor ondersneeuwt. Gezien de eindeloze reeks bewijzen van moslimdiscriminatie, op de arbeidsmarkt en daarbuiten, én de Israëlische belegering van de Gazastrook, kan elke politicus begrijpen dat dit sentiment sinds 2015 niet verminderd zal zijn.
En je mag toch hopen dat acceptatie van discriminatie of van de Israëlische aanpak in Gaza niet tot de integratievereisten behoren.
De paradox: cursussen antisemitisme „roepen eerder antisemitische reacties op dan dat ze die tegengaan”, constateert dat onderzoek uit 2015. Verstandiger is het daarom antisemitisme niet te benoemen. Ga eerder „een brede discussie over discriminatie aan […], waarin antisemitisme een onderdeel is”, aldus het rapport.
En, zou je erbij zeggen: bekijk álle feiten. Een van de ernstigste antisemitische misdaden van recente datum, de projectie van een antisemitische tekst op het Anne Frankhuis vorig jaar, werd gepleegd door een Pools-Canadese neonazi.
Dempen
Feit is dat de politiek ook hier deze week het omgekeerde deed. Wilders’ roep om „keihard aanpakken” zette de toon. Een NRC-stuk van Marcel Haenen toonde de paradox: waar politici escaleerden, inclusief premier Dick Schoof, wilde de politie deëscaleren. „Politici zouden de vreselijke incidenten juist moeten dempen in plaats van uitvergroten”, zei José Rooijers, sectorhoofd bij de politie Oost-Nederland.
Ook haar agenten werkten in Amsterdam. „Politici zijn alleen maar bezig meer aanhang te zoeken in plaats van ervoor te zorgen dat we weer vreedzaam met elkaar kunnen samenleven.”
Zo vergrootte de ophefdwang ook de beruchte kloof tussen beleid en uitvoering. Dezelfde kloof die mede de Toeslagenaffaire en de Groninger gasaffaire veroorzaakte. In een uitvoerig onderzoek uit 2021 concludeerde een Kamercommissie dan ook dat politici juist beter naar uitvoerende diensten, zoals de politie, moeten luisteren. „Geef de uitvoering meer waardering en de professionals meer zeggenschap.”
Ook dat was de coalitie dus vergeten. Zo trotseerde ze een massa politiek-bestuurlijke kennis. Na een campagne vol migratieclaims vorig jaar, na maanden coalitiecrisis over onrechtstatelijk asielbeleid dit jaar, voldeed Den Haag nu aan een volgend PVV-verlangen: heropening van het 25 jaar oude integratiedebat. „Het land uit met dat tuig”, aldus Wilders.
Dit laatste moest natuurlijk waargemaakt worden, en het leidde er woensdag opnieuw toe dat een roekeloze Wilders-eis werd omgevormd tot bijna-beleid: Schoof zegde „onderzoek” toe naar de mogelijkheid het paspoort in te trekken van mensen met een dubbele nationaliteit die een antisemitisch misdrijf hebben gepleegd.
Het was, volgens de logica van de ophefdwang, alweer groot nieuws. Maar toen de spanning later op de avond uit het debat was, vroeg CDA-leider Henri Bontenbal minister van Justitie David van Weel (VVD): hoe kansrijk is dit nou?
Leegte
Het werd het meest verhelderende moment van de hele week. Je ontneemt die veroordeelde terrorist het Nederlands paspoort, zei Bontenbal, maar dan loop je het gevaar dat hij in het land blijft en de overheid het zicht op die persoon verliest.
Van Weel beaamde het. „Er zitten ook nadelen aan.” Dan moeten we misschien niet doen, concludeerde Bontenbal, alsof hiermee „het integratieprobleem of de problemen met antisemitisme worden opgelost”.
De kern van de zaak. De betekenis van deze beleidskeuze was hol: wat actie tegen antisemitisme moest lijken, was een te groot risico voor de nationale veiligheid (en vermoedelijk dus alleen spektakelleegte).
Dit alles mede mogelijk gemaakt door Dick Schoof, de oud-secretaris-generaal van het ministerie van Justitie die echt wel beter weet. Het tragische is dat ook hij nu ervaart hoe het is om jezelf uit te leveren aan een populaire maar grillige leider.
Machiavelli beschreef zijn positie al in paragraaf VII van De heerser (1532): „Zij die alleen door een gelukkige samenloop van omstandigheden van gewoon burger heerser worden, kost het weinig moeite het te worden, maar veel om het te blijven.”
Wordt Europa een economisch museum? Die vraag zorgt al een tijdje voor buikpijn bij Europese bestuurders, want de Europese economie lijkt achter te blijven bij de Chinese en de Amerikaanse. En nu komt Donald Trump daar overheen met zijn dreigement een handelsoorlog met de EU te ontketenen.
Wat moet Europa doen om economisch het hoofd boven water te houden?
Eerst en vooral onderhandelen met Trump. De EU exporteert meer goederen naar de VS dan we er vandaan importeren (bij diensten is het andersom). We hebben er dus alle belang bij om te voorkomen dat Trump op alle invoer uit Europa een ‘belasting’ heft van 10 of 20 procent .
Die deal zou – in theorie – makkelijk te maken moeten zijn, want zo’n handelslieverdje is de EU niet. De EU heft ook importtarieven op producten van buiten: 10 procent op auto’s bijvoorbeeld, terwijl de VS het houden bij 2,5 procent. „De EU kan Trump voorstellen dat Europese tarief naar 2,5 procent te verlagen,” zegt de Duitse econoom Daniel Gros. Hij was lang directeur van de Brusselse denktank Centre for European Policy Studies.
Zelfs als Trump wel alle Europese export naar de VS te grazen neemt, is er nog hoop volgens Gros. Trump dreigt immers met nog veel hogere tarieven op Chinese producten: van 60 procent. Zolang Trumps tarieven op Europese producten lager zijn, heeft Europa een relatief voordeel. „Op de Amerikaanse markt hebben Europese bedrijven dan geen last van Chinese concurrentie.” Het is een klassieke economenwijsheid: als twee landen het moeilijk maken om met elkaar te handelen, kan de rest van de wereld winnen.
Het gevaar is nu dat Europa zijn grote bedrijven gaat beschermen
Maar daarmee is Europa er nog lang niet. Want de EU lijkt economisch stil te staan terwijl de VS en China razendsnel vernieuwen. De VS en China lopen voorop in nieuwe bedrijfstakken, zoals kunstmatige intelligentie (AI) en groene technologie. Op het lijstje met de grootste bedrijven ter wereld domineren de VS en China.
Als Europa zichzelf niet als de donder opnieuw uitvindt, is het gedoemd tot „een langzame doodsstrijd”, waarschuwde econoom Mario Draghi begin september in een rapport over de staat van de Europese economie.
Wat moet Europa doen? Gros was in oktober een dag lang op het Ministerie van Financiën om daarover zijn advies te presenteren en in discussie te gaan met andere economen. Hij is het eens met Draghi dat Europa meer moet innoveren. „Als Europa wil meetellen in de wereld, onafhankelijk wil worden van de VS en de Russische wraakzucht wil kunnen weerstaan, moet Europa sterker worden in high tech,” zegt hij aan de telefoon. Hij bedoelt: in zeer innovatieve techbedrijven zoals biotech, software, computertechniek, digitale diensten, AI.
Voor innovatie en vernieuwing leunt de EU al decennia op wat Gros ‘mid-tech’- bedrijven noemt, zoals autofabrikanten. Die zijn middelmatig innovatief. Terwijl in de VS de autofabrikanten in 20 jaar voorbij zijn gestreefd door techbedrijven als Google, Meta en Microsoft.
Dat verklaart ook waarom bedrijven in de VS meer in innovatie investeren: dat doen hightechbedrijven nou eenmaal veel meer. Het probleem zit níet in Europese bedrijven zelf. Amerikaanse en Europese autofabrikanten geven evenveel uit aan R&D. Het probleem zit in de structuur van de Europese economie: we hebben veel minder hooginnovatieve bedrijven.
Hoe die structuur te veranderen? Draghi adviseert 800 miljard euro te steken in het stimuleren van innovatie en industrie. Gros betwijfelt of dat werkt. Het geld van overheden moet vooral anders worden besteed. De VS subsidiëren vooral zeer prille vindingen waarvan nog onduidelijk is of ze levensvatbaar zijn, laat Gros in een studie met andere economen zien. De EU richt zich juist op vindingen en bedrijven die de zeer riskante fase zijn ontgroeit. Zo blijft de EU zich volgens Gros vernieuwen in bedrijfstakken die het al kent. Richt dat EU-geld op prillere vindingen.
Draghi adviseert van de EU meer één markt te maken door regels te harmoniseren, bijvoorbeeld ook voor jonge bedrijven die financiering zoeken. Pas dan kunnen Europese bedrijven groot genoeg worden, en vertrekken veelbelovende jonge bedrijven minder vaak naar de VS.
Dat is belangrijk, vindt ook Gros, maar niet de gouden sleutel. „Kijk naar Zwitserland, dat is geen onderdeel van de EU en heeft wel grote hoogtechnologische bedrijven.” Gros denkt dat jonge vernieuwende bedrijven naar de VS vertrekken om een andere reden: ze zijn daar flexibeler. Ze kunnen een nieuwe afdeling openen en een andere sluiten omdat personeel makkelijker is te ontslaan.
„Veel ondernemers probeerden een elektrische auto te maken op hetzelfde moment als Elon Musk. De meeste stopten. Musk kon het blijven proberen omdat hij mensen kon aannemen en ontslaan.” Daar zit de kern van het Europese probleem volgens Gros: „Bedrijven in Europa hebben de neiging te investeren in wat ze kennen want de kosten van falen zijn heel hoog.” Maak die kosten lager door ontslagregels te versoepelen.
Het gevaar is nu dat de EU vooral zijn bestaande bedrijven meer gaat beschermen, bijvoorbeeld tegen concurrentie uit China. Draghi pleit voor minder strikte regels: om Europese kampioenen te creëren zouden fusies tussen bedrijven vaker moeten worden toegestaan. Maar op die manier wordt de EU niet opeens wèl hoogproductief. Integendeel. „Als we onze auto-industrie afschermen voor concurrentie uit China is over tien jaar de hele wereld overgestapt op elektrische auto’s en maken wij nog brandstofauto’s.”
De les die de EU moet trekken uit het Chinese en Amerikaanse succes is niet: bescherm bestaande grote bedrijven meer tegen de tucht van de markt. Want dan krijg je het slechtste van twee werelden: bedrijven die markten domineren zoals de techbedrijven in de VS, maar die anders dan de Amerikaanse techbedrijven slechts middelmatig productief zijn. De les is wel: met slim beleid kunnen landen veel bereiken.
Marike Stellinga ([email protected]) is redacteur van NRC en kijkt op deze plek met een economische bril naar ontwikkelingen in politiek en samenleving.
Tweehonderd optredens in een jaar: hoe kom je als artiest eigenlijk aan zo’n aantal? Conny Bens van artiestenbureau BENZ Agency, actief in het volksfeestrepertoire, schetst een gemiddeld jaar van een veel optredende artiest. „Het begint met carnaval; dan kun je in een paar dagen tijd tien, vijftien optredens doen. Het is rustig, tót eind april: met Koningsnacht en Koningsdag. En als dan de zon weer opkomt – zoals wij dat altijd zeggen – komen de feestjes, de pleinen, de kermissen, de popfestivals, de zomerweken. Zo kunnen we een mooie route uitstippelen voor onze artiesten met drie, vier, vijf shows op een avond.” Nederland lijkt misschien een klein land, zegt hij, „maar er wordt werkelijk van-al-les georganiseerd.”
Niet alle muziekartiesten houden er zo’n planning op na. Allereerst is daar een praktische component: voor een band met instrumenten die uitgebreid moet opbouwen en soundchecken is het niet mogelijk meerdere shows op een avond te doen. Dat kunnen alleen dj’s of artiesten die optreden met een muziektape.
Bovendien is het artistiek of strategisch niet altijd gewenst om tweehonderd shows per jaar te doen. Zo laat concert- en festivalorganisator Mojo weten dat hun artiesten „om allerlei redenen” niet zo vaak optreden. Manager boekingen Arjo Klingens: „Onze artiesten hoeven niet zo nodig alleen maar te spelen. Zij zitten meer in een ritme van muziek schrijven, een album releasen, een tour. En na zo’n tour moet je bijkomen om weer nieuwe ideeën op te doen voor het volgende schrijfproces.”
Niet in dezelfde regio
Ook zet het fenomeen ‘regio-check’ soms een rem op het aantal optredens. Klingens: „Als een artiest de ene week op een festival in Dordrecht staat, wil de opdrachtgever niet dat hij twee weken later ook de headliner is op een festival in Zwijndrecht. Dus daar moet je soms een show voor laten gaan.”
Een overeenkomst tussen de veel optredende artiesten lijkt dat ze enerzijds naamsbekendheid genoeg hebben om op veel feesten en festival te worden geboekt, maar anderzijds niet à la Guus Meeuwis, Anouk of Armin van Buuren een Ahoy of Ziggo Dome uitverkopen. „Dat klopt, al gaat het niet altijd op”, zegt Conny Bens. „Mart Hoogkamer hoeft geen naam meer te maken, maar treedt toch meer dan tweehonderd keer per jaar op. Het is altijd een combinatie van factoren.”
Ik heb negen witte pakken waarin ik optreed; dat is genoeg om één weekend door te komen
Ook de fee die je voor een artiest betaalt, is een factor in hoe vaak hij of zij optreedt. Online zijn vooral bedragen te vinden voor Nederlandstalige solo-artiesten. Dat loopt uiteen van rond de 4.000 euro (Thomas Berge, John de Bever) met een tussenstop rond de 10.000 euro (Frans Bauer, Marco Schuitmaker), om op te klimmen tot 18.000 euro voor een half uurtje Jan Smit. Al is dat wel een omzetbedrag. Zoals Yves Berendse uitlegt: „Daar moeten nog de kosten vanaf, de afdracht voor de boeker, mijn management, geluidstechnicus en platenlabel. En dan komt de Belastingdienst natuurlijk ook nog langs.” De grotere artiesten treden op voor een bedrag ‘op aanvraag’.
Vooral mannen
Een laatste opvallende overeenkomst is dat de veeloptreders vooral mannen zijn. Zangeres Monique Smit hoorde altijd dat dit een commerciële wens was van de feestorganisatoren die de tent vol willen krijgen. Smit: „Met een man op het podium, komen er vrouwen binnen en dáár komen weer mannen op af. Terwijl een vrouw op het podium vrouwen juist wegjaagt, omdat ze het niet fijn vinden als een andere vrouw aandacht krijgt. Dat is niet mijn mening, hè? Maar zo werd het mij altijd verteld.”
Ondertussen is Smit goed voor 220 optredens per jaar, al zeventien jaar lang. En ze heeft nog nooit gemerkt dat vrouwen de zaal uitlopen. „Ik heb een publiek van 0 tot 100 zeg ik altijd. Mannen, vrouwen, kinderen, families. En iedereen gaat uit z’n dak.”