Senatoren: ‘Ministers moeten ook de rechtsstaat verdedigen’

Rechtsstaat in de Senaat Het kabinet schuift te veel voor zich uit, negeert zijn adviseurs, verwaarloost sociale verbanden en kiest voor ‘hard, hard, hard’. Twee oud-rechters in de Eerste Kamer maken zich zorgen of Rutte IV nog wel naar zijn rechtsstaatadviseurs luistert.

Gala Veldhoen (GL) en Jeroen Recourt (PvdA)
Gala Veldhoen (GL) en Jeroen Recourt (PvdA)

Foto Olivier Middendorp

Verliest de politiek de rechtsstaat als overstijgend collectief belang uit het oog? Oud-rechters Gala Veldhoen (52) en Jeroen Recourt (52), leden van de Eerste Kamer voor respectievelijk GroenLinks en PvdA vrezen van wel. De woorden ‘zorg’ en ‘zorgelijk’ vallen in het gesprek zo vaak dat het zoeken is naar een positief einde.

Het juridisch blok van links, dat al nauw samenwerkt en na de senaatsverkiezingen voor het eerst in één fractie zal opereren, beseft heel goed dat de Eerste Kamer een politiek orgaan is, waarin het coalitiebelang doorgaans de doorslag geeft. Toch willen zij vooral de rechtsstaat bepleiten, die álle burgers beschermt tegen de macht van de staat. Hun zorgen zijn „niet politiek ingestoken”, zeggen ze. Ze worden ook met enige regelmaat gedeeld door andere fracties. Dan wordt er toch nog een wetsvoorstel tegengehouden, een zeldzame novelle afgedwongen, een evaluatie vervroegd, een inhoudelijke wijziging aangebracht of een wetsvoorstel stilletjes teruggenomen (zie kader).

Wat helpt is dat de rol van de media in de Eerste Kamer klein is, zeggen ze. Recourt, die zeven jaar lid van de Tweede Kamer was, zegt dat „heel fijn” te vinden. Samenwerken over coalitiegrenzen heen is daardoor makkelijker. Maar inhoudelijk is de trend niet positief. Het gezag van de ‘rechtsstaat’ als argument in de politieke besluitvorming neemt af, zien hij en Veldhoen.

Een positieve noot? Nou, goed dan. Ze prijzen zich gelukkig dat er in de Eerste Kamer een „sterk juridisch blok” zit vergeleken met de Tweede Kamer. De senaat telt veel juristen uit de beroepspraktijk, verdeeld over meerdere partijen. Dat leidt tot een gesprek op een „heel behoorlijk” niveau. En dus met enige regelmaat tot correcties. Was dat in de Tweede Kamer ook maar zo, menen ze.

Waar zit de grootste pijn?

JR: „Dat je wetgeving krijgt voorgelegd waarvan alle uitvoeringsorganisaties adviseren om het niet te doen, waar de Raad van State kritisch over is, waarna de minister zegt dat zo’n wet er toch moet komen. Politieke wil geeft dan de doorslag, of het regeerakkoord.”

GV: „Vaak ontbreekt de onderbouwing waarom een minister het toch wil, en de Eerste Kamer stemt dan in. Enorm zorgwekkend.”

JR: „Dat vind ik zorgelijk vanuit de zijde van de regering, maar ook vanuit de Kamer. Op het moment dat we bijvoorbeeld zeggen dat een wetsvoorstel in strijd is met een verdrag, laat de senaat de wet toch door. Je hoeft het wat mij betreft niet meteen weg te stemmen, maar bouw op z’n minst een pauze in en vraag om toelichting.”

Kunnen jullie een concreet voorbeeld geven?

GV: „We hebben onlangs iets heel bijzonders meegemaakt bij de inwerkingtredingswet van de Omgevingswet. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State – die doet dat nooit – heeft op eigen initiatief een brief aan de Eerste Kamer gestuurd over dat ze zich heel grote zorgen maken over de digitale omgeving van de Omgevingswet. Ze verwachten dat daaruit heel veel procedures kunnen voortvloeien. Dus hebben ze echt een brandbrief gestuurd, van: weet wat je doet.”

JR: „Die inwerkingtredingswet is hier aangenomen, ondanks die brandbrief. Ministers hebben een politieke agenda en dat is prima. Maar zij moeten ook de rechtsstaat verdedigen. Die is er voor de bescherming van de burger tegen de overheid. Neem de verhoging van de strafmaat voor doodslag, wat onlangs is gebeurd. Strafrecht wordt te vaak gebruikt als beleidsinstrument en niet meer als ‘ultimum remedium’, een laatste redmiddel.”

De minister laat dan toch haar visie zien, namelijk ‘law and order’? En al gaat het strafmaximum voor doodslag omhoog, wat dan nog?

GV: „Ik noem het spierballenwetgeving. Daar speelt politieke opportuniteit. De minister ‘kan laten zien dat ze iets doet’. Maar de maatschappij vraagt er niet om. En het veld ook niet. Ik vraag me dan af, waar dient die wet dan toe? Wie is daarmee geholpen?”

JR: „Het is een rechtse politieke agenda. Hard, hard, hard. De gedachte dat straffen helpt. Dat het af en toe dwars door rechtsstatelijke beginselen heen gaat, wordt op de koop toe genomen. De coalitie kan natuurlijk een behoorlijke meerderheid over rechts krijgen. En dat weet zij”.

Is dan de conclusie dat de rechtsstaat bij rechts niet in goede handen is?

JR: „Bij dít rechts, wat we nu hebben. Ik vind een politieke visie prima, maar zorg nou dat die rechtsbescherming in orde is.

Zijn jullie dan wars van politiek bedrijven?

JR: „Wij zijn ook politiek, maar de rechtsstaat is wat anders. Dat is het fundament.”

GV: „In de Wet versterking regie volkshuisvesting wordt de rechter in eerste aanleg eruit geknipt, omdat je ziet dat veel mensen gaan procederen. Mensen die willen procederen moeten dan meteen naar de Raad van State, en die moet ook nog binnen zes maanden uitspraak doen. Dus omdat de rechtspraak overbelast is, ga je proberen om de toegang tot het recht te frustreren. Ik zou zeggen dat je het systeem moet versterken, en voorkomen dat je het verder verzwakt.”


Lees ook: Botsen met Hongarije over de rechtsstaat

Is het wel eens voorgekomen dat jullie twijfels hadden over de rechtsstatelijkheid van een wet en dat jullie vanwege ideële redenen er toch voor hebben gestemd?

JR: „Eén keer misschien, recent. Dat was het wetsvoorstel over een dubbele achternaam. Daar zijn we ideologisch voor, maar wij vinden dat er een discriminatoir element in de wet zit. De restbepaling stelt dat als je niks regelt over je achternaam, je automatisch de achternaam van de man krijgt. Wij vinden dat die bepaling neutraal moet zijn, dus beide namen. Toch vonden we het te ver gaan om vanwege dit ene element de hele wet niet door te laten gaan.”

Met welke dilemma’s hebben jullie de afgelopen vier jaar nog meer gezeten?

GV tegen JR: „Jij bij de Wet straffen en beschermen toch?”

De Wet straffen en beschermen schrijft voor dat daders van zware misdrijven niet meer vervroegd mogen vrijkomen op het moment dat zij tweederdedeel van hun gevangenisstraf hebben uitgezeten. In de praktijk betekent dit dat daders maximaal twee jaar van tevoren vrij mogen komen.

JR tegen GV: „Dat dilemma was op de uitvoerbaarheid. Straffen en beschermen gaat over de manier waarop detentie wordt uitgevoerd. Daar hebben wij toen voor gestemd, jullie tegen. Ik vrees dat GroenLinks gelijk heeft gekregen.

„In het begin ga je uit van vertrouwen in de politiek. Hoe vaker dat beschaamd wordt, hoe moeilijker. Maar een politiek van wantrouwen vind ik ook heel slecht functioneren.”

GV: „Ook hier was voor mij doorslaggevend dat de uitvoering zelf twijfelt of de wet in die mate en snelheid, zoals de minister dat voor ogen had, zou kunnen. We moeten goed luisteren naar uitvoeringsorganisaties, en ik denk dat we nu de zure vrucht plukken van het feit dat we dat allemaal niet hebben gedaan.”

Oké, maar veiligheid is toch ook voor linkse kiezers van belang?

GV: „Als progressieve partijen moeten we dat domein meer omarmen, we moeten meer agendavormend zijn. Wij zouden justitie en veiligheid dus beleggen met andere maatregelen. Beter luisteren naar waar het veld mee komt, waar de wetenschap mee komt. Zorg dat je het maatschappelijk middenveld wél aan boord hebt, dat het hele sociale verband op orde is. Dat de GGZ weer functioneert. Al die basisvoorzieningen zijn zo afgeschaald. Je ziet de mensen die het moeilijk hebben langs alle loketten in de rechtsstaat bewegen: bij huur, bij toeslagen, bij schuldenproblematiek, bij ondertoezichtstellingen, bij kleine strafbare feiten. Er is heel veel naar politie en justitie toegeschoven omdat het elders maatschappelijk niet goed geborgd is.”

Bij de Wet straffen en beschermen heeft de PvdA-fractie voor gestemd, GroenLinks tegen. Hoe gaan jullie dat straks doen?

GV: „Ik denk dat je net zo lang met elkaar moet praten tot je eruit bent. Ik heb weleens een parallel gemaakt met de raadkamer bij meervoudige zittingen. Daar kan je ook heel anders denken over de uitkomsten.

„Uiteindelijk kom je op basis van argumenten met z’n drieën altijd tot uitkomst. Dat is in de fractie ook zo.”

JR: „Daar maak ik me geen seconde zorgen over.”

GV: „Ik denk dat jullie er iets pragmatischer in zitten, ook vanuit jullie achtergrond. Bij GroenLinks denken we principiëler.”

U verzet zich tegen de ‘vastgelopen participatiesamenleving’. Dat is met name onder Rutte II ingezet, waar de PvdA onderdeel van was. Straks zit u met die partij in één fractie. Hebt u daar moeite mee?

GV: „Ik heb daar niet zozeer moeite mee. Ik vind dat je steeds opnieuw naar de inhoud moet kijken. En als ik kijk naar hoe de debatten bij ons plaatsvinden… We hebben dezelfde idealen, dus ik heb er alle vertrouwen in.