Liefdesbrieven in Bergen-Belsen: ‘Zal ik eens spugen op zo’n briefje en jij likken?’

Holocaust Uit een nalatenschap dook een briefwisseling op tussen twee geliefden in het concentratiekamp Bergen-Belsen. De briefjes gaan vooral over eten en de liefde – en de spanning daartussen.

Reconstructie

Het begon zo veelbelovend, in het voorjaar van 1939, met een eerste date naar het Concertgebouw en een tweede naar een bal van het studentencorps. Twee Amsterdamse studenten van begin twintig, Henk Hartogh en Lore Katz, worden smoorverliefd. De oorlog rommelt dan al op de achtergrond, maar Lore gaat vrolijk met vriendinnen skiën in Zwitserland en Henk gaat op stage bij een Franse bank. „Tot verder amusement strekken de loopgraven die ze in alle perken en parken aan het graven zijn”, schrijft de onbekommerde stagiair zijn vriendin vanuit Parijs.

Henk wordt na zijn stage opgeroepen voor militaire dienst en Nederland mobiliseert. Maar dat weerhoudt het prille paar niet van bezoekjes aan elkaars ouders, een bloemententoonstelling, de bioscoop. „We kunnen wel zeggen dat er een soort van band tussen ons bestaat”, schrijft Henk – zo ingehouden – in mei 1940 vanuit zijn garnizoen in Amersfoort aan Lore.

Nadat Nederland even later door Duitsland is bezet, vervolgen Henk en Lore hun gelukkige studenten- en liefdesleven. Ze verloven zich. Ze studeren verder. Trouwen. Studeren af. Vlak na hun verloving schrijft Lore aan Henk: „Dit is eigenlijk mijn eerste liefdesbrief aan je, behoorde het tenminste te zijn, maar ik kan toch niet alle gekke woordjes op papier schrijven.

Lore aan Henk, augustus 1944

Lore is dan met difterie opgenomen in de infectiebarak en Henk werkt bij het schoenencommando.

Lieverd, zou je op het veld bij de schoenen een bouquetje veldbloemen kunnen plukken? We hebben hier morgen een jarige. Maar alleen zonder risico hoor. Eet lekker. Het smaakt goed, maar is razend weinig.

Van gêne of terughoudendheid is weinig over als het Joodse echtpaar een aantal jaar later – na een verraden onderduik en tien maanden in Westerbork – in het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen is beland. In de infectiebarak, waar Lore in augustus 1944 ligt met difterie, krabbelt ze met potlood op een flinterdun velletje: „Henkie ik houd van je en ik wilde dat ik bij je kon zijn en je een zoen geven. Zal ik eens spugen op zo’n briefje en jij likken, misschien lukt dat!

Henk (door Lore nu ook wel ‘Pukje’ genoemd) verblijft vanaf oktober 1944 in de ziekenbarak – volledig gesloopt door het harde werken, de appèls, ondervoeding, de buikloop. Hij schrijft zijn vrouw (‘Boemsje’) regelmatig over zijn „poeperij”, inclusief de „kleine ongelukjes in de broek”. Hij meldt ook een keer, om haar gerust te stellen: „Zojuist lekkere portie dikke ontlasting (dikke brei) Kom Flink zijn en volhouden.

De briefwisseling, bijna tweehonderd intieme berichten, die decennia later is opgedoken, werd stiekem door de hekken van Bergen-Belsen doorgegeven, vaak met een portie eten, soms met hulp van derden. Voor zover bekend is er geen andere omvangrijke briefwisseling uit het kamp behouden gebleven. De zeldzame verzameling is recent geschonken aan het Joods Museum.

„Het is uniek materiaal”, aldus conservator Peter Buijs, „omdat de brieven van beide kanten bewaard zijn. Ze geven de lezer een historische sensatie. Je kijkt mee over de schouders van gewone mensen.”

Pasfoto’s op de laatste collegekaart (1941-1942) van Lore en op een aanstellingsbrief van Henk in juli 1942, enkele weken voor hun onderduik.

Hoest

Deze brieven zullen de geschiedschrijving niet doen kantelen, denkt Hubert Berkhout van het historische instituut NIOD. „Maar ze geven wel een gedetailleerd beeld van het dagelijks leven in het kamp, en van de persoonlijke beleving, uit eerste hand.” Anders dan ooggetuigenverslagen achteraf zijn brieven niet gekleurd door survival bias of herinneringscultuur. Berkhout: „Ongecensureerde brieven zijn een zeer authentieke bron.” Daarom is het NIOD net een nieuwe campagne begonnen om meer oorlogsbrieven te verzamelen. Veel mensen realiseren zich niet hoe waardevol die zijn.

De brieven van Lore en Henk laten ook zien hoe belangrijk hoop is, en verbondenheid. Ze beschrijven de dingen die je doorgaans alleen met je geliefde deelt, als je ’s ochtends nog wat kletst. Hoe je nacht was – of je zweette, vreemd droomde, woelde van de jeuk of pijntjes, door kou of hoest werd gewekt. De laatste roddels over de buren. Je temperatuur tot in decimalen. Hoe het ontbijt smaakt. Even banale als wezenlijke zaken. In dit geval trivia over leven en dood.

Henk aan Lore, augustus 1944

Lief Boemsje, even een kort levenstekentje. Ik blijf van je houden. Je zag er vannacht [in een droom, red] zo lief uit, in een mooi, nieuw gebloemde avondjurkje en een snoezige jas. Verder waren er je ouders en ook Rennie. Je was erg boos op mij, omdat ik vergeten had je op te bellen om te zeggen, dat ik wat later op het feest kwam, terwijl jij er al was. Ik voelde me zeer schuldig. Je gedroeg je precies als in het normale leven. Ik heb hier zojuist verteld van onze „koppeling” en ook van anderen de verhalen gehoord. Zo komt de ochtend wel rond en praten we niet enkel over het eten. Morgen spinazie. Ik zie dat het mooie weer, weer voorbij is. We halen allerlei Koninginnedagherinneringen op [destijds werd de verjaardag van koningin Wilhelmina gevierd, op 31 augustus]. Ik ga nu „austreten”. Tot straks mijn liefje, H.

Schrijfpapier was schaars, maar werd door geen van beiden gespaard om uitgebreid te vertellen over de hoogtepunten (geruilde suiker en sardines) en dieptepunten (koolrapen, dunne soep) van het kampdieet. Ze schrijven hoofdzakelijk over eten, ondanks hun afspraken om dat niet meer te doen, want daar komt telkens ruzie van. Grootste twistpunt: of de ander wel genoeg eten voor zichzelf houdt. Zo schrijft Lore vanuit de infectiebarak aan haar „lieve schat”:

Ik maak me wel ongerust over je, je bent weer zo bokkig. Je voelt je niet goed maar wilt al mijn raad niet opvolgen. Als je morgen nog last hebt, geef je mij je middageten en krijg je mijn pap, tenzij je een goede ruil met een ander kunt doen. […] Ik wil in elk geval niet meer dan 1/3 deel van alle ruilingen hebben. Doe me nu het genoegen en wees niet eigenwijs. […] Lieverd ik heb vanmiddag echt haast gehuild, je bent helemaal niet lief en zo vreselijk veraf.

Henk schrijft terug: „Jij hebt nu 1 extra rantsoen brood bij je en ik 5 1/2. Dat vind ik werkelijk een onjuiste verhouding. […] Wees dus niet boos als ik je binnenkort wat breng. […] Ik was vanmiddag volkomen van streek over jou. Gelukkig kom ik nu wat bij maar ik kan je zo moeilijk missen.

Lore, later, als Henk ziek is: „Laten we nu in de eerste plaats afspreken dat je je er niet meer mee bemoeit wat ik eet en [er] nooit meer over schrijft. Ik wil en kan daar niet meer over horen. Ik ben zo mollig en dik in vergelijking met jou. […] Ik verwijt mezelf elke krummel extra die ik heb gegeten (s.v.p. geen terug commentaar hierop).

Foto IWM BU 4711 / Oakes, H (Sgt) / Imperial War Museum

Bergen-Belsen gefotografeerd door Britse troepen na de bevrijding van het kamp in april 1945.

Hoop

Een ander belangrijk thema: de liefde, inclusief het pijnlijke verlangen, het zoete dromen van een gezinsleven en de hoop op spoedige verlossing. Vrienden hebben geld ingezameld om Henk en Lore op een lijst te zetten, waardoor ze kans denken te maken op een gevangenenruil met Duitsers in Palestina. Zo schrijft Henk begin december 1944, vanuit de ziekenbarak:

Ik verheug mij zo ontzettend op ons toekomstig leven samen: ik aan het werk en jij in de huishoudelijke keuken! Heerlijk om aan te denken. Wij hebben in de afgelopen maanden wel eens ruzie gehad, maar ik zie hier dat dat bij anderen ook voorkomt. Dat schijnt ook een soort kampziekte te zijn, die wel overgaat.

Af en toe wordt een oorlogsnieuwtje uitgewisseld, maar nooit wordt de wereldpolitiek geanalyseerd. Geen beschouwingen over het immense onrecht dat hun is aangedaan. Ze praten elkaar liever moed in.

Lore aan Henk, december 1944

08.30. Mijn lieve schat. Zit ontzettend in spanning, hoe het nu met je is. Uit het feit dat er gisterenmiddag geen briefje meer van je kwam, begreep ik dat je je nog helemaal niet lekker of moe voelde. Ik snakte wel naar bericht, maar begrijp volkomen dat Ellen het te druk heeft om nog eens te komen. Hopelijk heb je ondanks het licht geslapen. Ik sliep tot +/- 1.30 en lag daarna maar aan jou te denken. Ben nu ook al aangekleed, omdat ik gisteren Ellen te lang liet wachten. Hopelijk komt er niet te laat bericht. Iedereen heeft buikloop of dunne ontlasting. Ik zelf heb het niet maar toch minstens eenmaal per dag pijn in mijn darmen en ik eet toch vrijwel geen middageten. Zou jij dat ook niet eens proberen. Er zit toch geen voeding in! Soep gisterenavond heerlijk, at van de zenuwen bovendien nog 1½ rantsoen gisteren. Wel een beetje erg. Vanmorgen ontbijt ik maar eens niet, want als ik eenmaal begin kan ik niet met minder dan 1 rants. toe. […].

Zo maakt Henk in een van zijn laatste brieven gewag van een uitwisselingstransport naar Zwitserland. Henk en Lore waren beiden te ziek en zwak om zelfs te proberen aan boord te komen. Daarover schrijft hij haar: „We hebben volgens mij pech gehad, maar het is een pech waar we zelf niets aan kunnen doen en dat vind ik het belangrijkste.” In zijn laatste brief, van begin februari 1945: „Misschien komen we toch weg een dezer dagen.” Kort daarop bezwijkt Henk. Hij is dan 28 jaar.

Als je de foto’s ziet die de Britse troepen twee maanden later maakten bij de bevrijding van het kamp, besef je pas goed welke langzame en afschuwelijke dood Henk in Bergen-Belsen vond, net als meer dan zeventigduizend anderen, onder wie Anne Frank. De uitgemergelde gezichten. De stapels lijken. In Bergen-Belsen waren geen gaskamers, zoals in Auschwitz – waar Lore’s ouders werden vermoord. In Bergen-Belsen stierven mensen aan uitputting, ziektes en honger.

Lore is vlak voor de overname van het kamp door de Duitsers in een trein richting het oosten gepropt. Honderden passagiers sterven onderweg, of kort nadat de Russen dit transport in het Duitse plaatsje Tröbitz bevrijden. Lore leeft. Alle briefjes heeft zij bij zich. Op eenzelfde soort papiertje schrijft ze uiteindelijk: „1 juli – thuis.”


Doos

Ruim een halve eeuw later, in 2003, zit Lore Katz op het terras van haar huis in Maarssen te praten met Bauke Marinus, de voormalige partner van de dochter van haar tweede echtgenoot. Aan het eind van een snikhete dag wil Lore bij wijze van uitzondering wel wat kwijt over haar verloren liefde. Ze oogt beheerst en gebruikt weinig woorden. Wat ze zegt klinkt tegenstrijdig, maar evengoed waar. „We hebben pech gehad”, zegt ze. En: „Ik heb de mazzel gehad dat ik al die herinneringen van mij af kon zetten.” Altijd als ze treinen hoort, denkt ze aan de oorlog, zegt ze. En altijd denkt ze aan Henk.

Van hem is ze waarschijnlijk even zwanger geweest in Westerbork, getuige een briefje. Maar kinderen heeft Lore nooit gekregen. Ze hertrouwde op late leeftijd en haar tweede huwelijk was niet erg gelukkig. Wel ontwikkelde ze een zeer warme band met de (klein)kinderen van haar zuster en die van haar tweede man.

De brieven heeft ze nooit meer ingekeken, vertelt Lore aan Marinus. Ze was altijd van plan geweest die weg te gooien. Ze wijst hem de doos waarin de brieven zitten. Erop ligt een notitie: ‘Direct vernietigen’. „Je ziet maar wat je ermee doet”, zegt Lore.

Na haar dood, in 2005, is de notitie weg. En in de doos, vol papieren brokstukken van een lang leven – briefkaarten, rapporten, plakboeken – vindt Bauke Marinus een prachtige leren portefeuille vol velletjes. Marinus, een historicus, begrijpt dat hij iets heel bijzonders in handen heeft en slaat aan het transcriberen. Het resultaat – integraal – geeft hij begin dit jaar uit in eigen beheer, in een oplage van 125 exemplaren, ten behoeve van de instellingen die zich bezighouden met oorlogsgeschiedenis, en voor de familie.

Henk aan Lore, december 1944

Beiden liggen dan in een ziekenbarak, Henk heeft buikloop, Lore geelzucht.

Ik retourneer je vandaag je borsteltje. Heb mij vanmorgen heel vroeg lekker geschoren en gewassen. Af en toe kleine ongelukjes in de broek, die ik dan zelf uitwas. Hebben hier mooi washok: 3 w.c.’s is echter wel weinig. Onze bedden wel lekker, maar klein en zonder enige mogelijkheid om iets op te bergen. Lieve schat. Eet flink en word spoedig beter, wie van ons beiden wint de wedstrijd? Helaas kan ik je geen Sinterklaascadeau bereiden, volgend jaar krijg je beslist iets moois. Ik verheug mij zo ontzettend op ons toekomstig leven samen; ik aan het werk en jij in de huishoudelijke keuken! Heerlijk om aan te denken. Wij hebben in de afgelopen maanden wel eens ruzie gehad, maar ik zie hier dat dat bij anderen ook voorkomt. Dat schijnt ook een soort kampziekte te zijn, die wel overgaat. Het eten komt binnen (11.15 uur). Vele kussen H.

Het boek is nadrukkelijk niet bedoeld voor het grote publiek. „Ik wil handelen in de geest van Lore”, verklaart Marinus. „En zij had net als ik een hekel aan het zoveelste boek over de oorlog. Je wordt daar toch een beetje iebel van.” Marinus (87) is zelf van voor de oorlog. Hij weet wat honger is. En hij leerde al vroeg de schijn op te houden. „Dat had Lore ook heel erg. Ze hield zich in. Vertelde niet veel. Typisch eerste generatie. Te pijnlijk. ‘Beter even niet.’ Zo ben ik ook.”

Maar Marinus vindt het wél van belang dat zulke verhalen worden doorgegeven in de familie. „Dáár leer je hoe het er in de grotemensenwereld werkelijk aan toe gaat. Op school leer je niet wat liefde is, wat ontberingen zijn. Die fundamentele kennis doe je op in een gezin, of op de trap waar je woont met de buren. Je directe leefomgeving, die vormt je.”

Hij hoopt dat zijn studerende kleinkinderen het boekje met de brieven eens zullen openslaan, zegt Marinus. „Zij hebben alles en zijn zich totaal niet bewust dat ze leven in een samenleving die vol spanning is. Lore en Henk zijn aan het begin van de oorlog net zo, vrijheid, blijheid. De loopgraven in Parijs, het lijkt zo ver van hun bed.” Dat raakt Marinus het meest. „Ze hebben zo’n geweldig begin gemaakt.”

Henk aan Lore, 14 december 1944*

Geschreven vanuit de ziekenbarak, een dag na een heimelijke ontmoeting

10 uur. Goedemorgen lief vrouwtje, wat hebben we een heerlijke middag gehad. En wat ben ik blij dat je vandaag rustig in je, zij het wat koude barakje achter prikkeldraad zit, terwijl alle andere kampvrouwen niet weten waar zij vanavond moeten slapen. Wat was het zalig gisteren. Je zag er zo ontzettend lief uit. Ik houd er wel van dat je je haren zo laat hangen, dat weet je wel. Maakt je ook veel jeugdiger. Heerlijk was het je weer te kunnen voelen en betasten. We zijn toch ook niet voor niets man en vrouw, al zou je dat in die rare maatschappij hier wel eens vergeten. O liefje wat is het heerlijk, „de liefde”, het van elkaar houden; weten dat er een ander wezen is, dat net zo naar jou verlangt als jij naar haar. Lief Loortje, we moeten volhouden, doorzetten door alle pesterijen en lichamelijke en geestelijke moeilijkheden. En het oog blijven richten op de toekomst, als we hopelijk weer als normale mensen zullen kunnen leven. Heerlijke toekomstdroom. Hoe ben je naar huis gekomen? Onder militair geleide? Laat hij je in het vervolg ook maar vergeten. Was jullie soep ook zo lekker. Hier de gamel niet zo dik als in de andere barakken, maar wel heel lekker zoet. In andere barakken schijnt hij nog beter te zijn geweest. Ik was tevoren reeds van plan hem grotendeels tot vanmorgen te bewaren. Maar je weet hoe ik ben! Gevolgen niet aangenaam: hele nacht door buikpijn. Nam norit en midden in de nacht bella donna [atropine, red]. Gelukkig daarna veel beter, maar vanmorgen voelde ik mij pas weer fit. Gisterenavond en vanmorgen dikke ontlasting. Dus dat is voorlopig in orde. Hoest vandaag minder. Sliep met zeer veel onderbrekingen maar zonder middeltje. Hoop dat vannacht ook weer te doen. Had vanmorgen nog weinig eetlust. Maar ontbeet om 9 uur toch maar lekker. Ga straks maar weer gewoon knolletjes eten. Eenmaal moet ik er toch aan wennen. Ruil straks 1 rantsoen brood in voor 1/3 pot biomals [moutextract, red]; heb dus eigenlijk geen brood van jou nodig. Krijg morgen 1 rantsoen voor drie dagen van jouw portie; dat is inderdaad gemakkelijker. Ellen vandaag „vacantie” (d.w.z. moet haar moeder verhuizen). Haar plaats hier vandaag ingenomen door Frankje. Hier op zaal is het een pakhuis. Alle vrouwen brengen hun bagage hier. Het wordt een vreselijke toestand in het kamp vanavond. Alle mensen moeten samen slapen. Wat ben ik blij dat wij daar op het ogenblik niets mee te maken hebben. Dat betekent de dood voor vele half-zieken en oudjes. Dokter komt net langs, zegt ook, weer gewoon eten (…). Voel mij best op het ogenblik. Helemaal niet moe. (…). Je H.