N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Albumrecensies Elke week komen er tientallen nieuwe albums uit. Welke zijn de moeite waard in week 17? Bij The National is het waken voor eentonigheid. Dat geldt niet voor het debuut van Kara Jackson, of Marion von Tilzers overwinning van onschuld op de haat (●●●●●).
Rock
●●●●●
The National First Two Pages of Frankenstein
De Amerikaanse band The National heeft altijd twee uitersten willen verenigen. Enerzijds is het vijftal zwaar op de hand, cerebraal en literair, neigend naar pretentie. Anderzijds is de groep van Matt Berninger ook baldadig en maf. Bij optredens crowdsurft hij richting de bar en tapt een eigen drankje. Zijn teksten zijn soms grappig venijnig. Op hun nieuwe, negende album First Two Pages of Frankenstein wint toch de melancholie. Muzikaal is er niet veel ontwikkeling ten opzichte van de twee vorige albums. Ook nu is de klank omfloerst, het tempo meestal traag, hebben de melodieën niet veel uitschieters. Lees de hele recensie.
Pop
●●●●●
Everything But The Girl Fuse
In alle rust werkte het duo Everything But The Girl aan de minimaal-elektronische kamermuziek van Fuse, waarop ze schijnbaar relaxed zingen over de grote dingen des levens. „I lost the plot”, bekent ze in het minimale ‘Lost’ – „I lost my mother”. Tracey Thorn kan zo’n tragisch gegeven sereen over het voetlicht brengen, nadat Watt in ‘Run A Red Light’ de perfecte elektronische update van 10CC’s ‘I’m Not In Love’ heeft laten horen. Fuse speelt met contrasten tussen de introspectie van ‘Interior Space’ en het luchtige ‘Karaoke’, over een feestje dat pas kan beginnen wanneer iedereen zijn remmingen overboord heeft gegooid. Een mooi, veelzijdig album. Lees de hele recensie.
Klassiek
●●●●●
Marion von Tilzer Into Eternity
Duisternis en licht zijn een blijvende inspiratiebron voor kunstenaars. De Duitse pianist en componist Marion von Tilzer weefde er indringende muziek omheen op Into Eternity. Het hart ervan is een drieluik rondom een brief van de Joodse Vilma Grunwald aan haar man. Beiden zaten gevangen in een ander deel van Auschwitz. Vilma verkoos haar kind Jan te volgen naar de gaskamers. Von Tilzer laat de gezongen brief zich langzaam uit de drek van Auschwitz verheffen. En in het slotdeel herovert ze de onschuld op de haat en het kwaad door de eenvoud van een slaapliedje. In de vijf resterende stukken borduurt Von Tilzer voort op de gedachte dat de deur van de dood niet naar het donker hoeft te leiden. Het zou evengoed een reis naar het licht kunnen zijn. Lees de hele recensie.
Metal
●●●●●
Metallica 72 Seasons
Blijkbaar is een uur en zeventien minuten een comfortabele lengte voor Metallica. Het nieuwe 72 Seasons, dat ze deze week in de Johan Cruijff Arena presenteerden, is namelijk exact even lang als voorganger Hardwired… To Self-Destruct. Het is ook het tweede album op rij waarop Metallica zo begeesterd en hongerig klinkt, strooiend met geslepen riffs, smakelijke gitaarsolo’s, sterke teksten en dat alles in een kraakheldere productie. De meeste nummers mogen wel allemaal mee naar de sportschool om een minuut of twee kwijt te raken. Wat nu een behoorlijk sterke plaat is, zou dan een héél sterke plaat zijn. Lees de hele recensie.
Pop
●●●●●
Kara Jackson Why Does the Earth Give Us People to Love?
Kara Jackson uit Chicago kan veel. Als 19-jarige werd ze gekozen tot Jeugddichter des Vaderlands, ze schreef een poëziebundel en trad op met spoken word-performances. Nu ze 23 is verschijnt debuutalbum Why Does the Earth Give Us People to Love? De liedjes zijn te beluisteren als gezongen gedichten, maar daarnaast zijn bijvoorbeeld ‘rat’, ‘no fun/party’ en ‘pawnshop’ (Jackson vermijdt hoofdletters) uitgegroeid tot rijk geïnstrumenteerde singersongwriternummers. De steelguitar gloeit, de ukelele rinkelt, de drums stuwen. Lees de hele recensie.
Pop
●●●●●
Durand Jones Wait Til I Get Over
Drie studioalbums maakte Durand Jones met The Indications, de retro-soulgroep waarvan hij zanger en songwriter is. Op zijn soloplaat Wait Til I Get Over stapt hij een paar passen weg van de zalvende zoetigheid waar ze de laatste jaren in uitblonken. Neem de rauwe single ‘Lord Have Mercy’ die op het album wordt ingeleid met de mijmeringen van zijn oma. Zij herinnerde het dorp in Louisiana als een plek waar iedereen wilde zijn. Zo ervoer Jones het zelf nooit, hij wilde weg uit het dorp dat ooit werd gesticht door vrijgemaakte slaven. Die tegenstrijdigheid klinkt door in het nummer, in de zompige botsing tussen rock-’n-roll en soul waar de regio patent op heeft. Ook op andere nummers laat Jones meer Louisiana toe dan op de platen met zijn succesvolle groep. Lees de hele recensie.
Fieke Opdam ging als 18-jarige in Noord-Brabant het klooster in; ze was de jongste non ooit in Nederland. Tien jaar leefde ze zonder vrije toegang tot internet en met geen weet van dingen als de opkomst van verschillende soorten pindakaas; toen ze voor de eerste keer in tien jaar weer in een supermarkt rondliep, werd ze misselijk van alle geuren. „In het klooster was er nooit echt een geur, behalve die van groene zeep”.
De laatste keer dat ze een habijt droeg was tijdens een try-out voor de voorstelling Non-Actief, waarmee Opdam (35) door Nederland toert. Ze gaat daarin terug naar haar kloostertijd en de periode dat ze de buitenwereld opnieuw leerde kennen. De regie is in handen van cabaretier en zangeres Karin Bloemen (64). „Karin was de eerste regisseur bij wie ik in de lelijkste vorm over mijn verleden kon praten”, zegt Opdam.
Haar haren zijn half opgestoken, met een dunne vlecht op haar achterhoofd, en ze draagt paarse glitteroogschaduw. Ze zitten naast elkaar in de repetitiestudio bij Bloemen thuis in Broek in Waterland. Haar make-up is bijna dezelfde als die van Bloemen, haar mentor. Opdam vindt het prettig dat zij bij het gesprek aanwezig is.
Van Bloemen heeft Opdam geleerd „nul schaamte en angst” te voelen over het feit dat ze in haar kindertijd seksueel werd misbruikt door een naaste, zegt ze. Ze heeft een turbulente tienertijd gehad en werd op haar vijftiende uit huis geplaatst. Deze traumatische ervaringen hebben er onbewust toe geleid dat ze voor het klooster koos. Volgens Opdam is het misbruik één detail uit het verleden om haar levenskeuzes te begrijpen, maar wat zij in de voorstelling wil belichten is waar ze nu staat.
Daklozenopvang
Opdam ging op haar achttiende het klooster in. Op haar 28ste werd ze weggestuurd door de moeder-overste. Ze stelde namelijk een heleboel vragen over van alles, zegt ze. In de achtertuin van het klooster werd een zwembad gebouwd. „Hoe kan dat als wij in armoede leven?”, vroeg Opdam. Als zuster mocht zij, bij hoge uitzondering, pedagogische wetenschappen studeren aan de Universiteit in Amsterdam. „Dit terwijl ik het contact met de buitenwereld minimaal moest houden.” Opdam was gehoorzaam en ging altijd rechtstreeks naar de universiteit en daarna direct terug naar het klooster. „Maar alsnog begon ik nieuwsgierig vragen te stellen over wat ik buiten de kloosterdeuren zag.” De vragen werden de overste te veel en op een gegeven moment was de maat vol. „Zonder overleg of uitleg stond ik ineens op straat.”
Ik wilde het podium op, mijn moeder zei dat ik niet mooi kon zingen
Het enige wat ze nog had was haar habijt en 250 euro die de overste haar had gegeven. „Wat wil ik nu echt?”, vroeg ze zich toen af. „Als kind wilde ik graag het podium op, maar mijn moeder vond mij te dikkig en zei dat ik niet mooi kon zingen. In het kloosterkoor zong ik te hard en daarom mocht ik niet meer meedoen.”
Het eerste wat Opdam na haar gedwongen uittreding deed was de Kleinkunstacademie in Amsterdam bellen, met de vraag of ze auditie mocht doen voor de acteursopleiding. Volgens Opdam voelde de receptioniste haar „enorme drive” en mocht ze bij hoge uitzondering vanwege haar „standvastigheid” auditie doen. Ze deed auditie in haar tuniek, het enige kledingstuk dat ze nog had, maar werd afgewezen. „De docenten vielen bijna van hun stoel toen ze hoorden dat ik net uit het klooster was gekomen.” Ze heeft nog lang met de gedachte geworsteld om zich bij een ander klooster aan te sluiten, maar dat heeft ze toch niet gedaan.
De enige plek waar ze terechtkon, was de daklozenopvang, zegt ze, daar verbleef ze af en toe in de eerste twee jaar na het klooster. Ook was ze au pair in een christelijk gezin, gaf voorlichting over seksueel misbruik aan vrouwen die slachtoffer waren van seksueel misbruik en ging ze op zangles.
„In het begin had ik in mijn repertoire alleen psalmen.” Ze sprak toen nog „oubollig” Nederlands, want in het klooster werd ouderwets en keurig Nederlands gesproken. „Mijn zangdocente raakte gefascineerd door mijn levensloop en bood toen aan om bij haar te komen wonen.” De docente stoomde haar klaar om auditie te doen; ze werd aangenomen en in 2020 studeerde ze af aan de Koningstheateracademie in Den Bosch. „Hierna werd mijn theatertour vanwege de pandemie gecanceld en koos ik ervoor om op zangles te gaan bij Karin.” Algauw ontstond hun samenwerking voor Non-Actief.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Fieke Opdam en haar mentor Karin Bloemen, met wie ze Non-Actief schreef.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Fieke Opdam en haar mentor Karin Bloemen, met wie ze Non-Actief schreef.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26103625/data121992440-d745d0.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-8.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-6.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-7.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-8.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/cabaretier-fieke-opdam-was-non-ik-ben-blij-dat-ik-nu-behas-en-gekleurde-onderbroeken-mag-dragen-9.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/tisIGTXn7c5HsJEyonapP5YTuso=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26103625/data121992440-d745d0.jpg 1920w”>
Fieke Opdam en haar mentor Karin Bloemen, met wie ze Non-Actief schreef.
Foto’s Roger Cremers
Machtsmisbruik
„In het klooster werd ik niet geprikkeld door nieuwe dingen”, zegt Opdam. Ze had geen vrije tijd en geen vrije toegang tot het internet. Liedjes in haar hoofd neuriën deed ze ook niet. „Ik had niet eens een lievelingskleur.” Heel soms ging ze wandelen of de katholieke krant lezen. „We hebben wel een keertje geschaatst, omdat het Jeugdjournaal langskwam om opnamen te maken. Een dag van tevoren kregen alle nonnen schaatsen. We deden alsof we in onze vrije tijd op het ijs stonden, terwijl ik niet eens kon schaatsen.”
Ze vindt dat haar hele leven is bepaald door machtsmisbruik. In het klooster werd er zo min mogelijk geluid gemaakt en was Opdam de hele dag stil. Nu is dat lastig voor te stellen, omdat ze aan één stuk door praat. „Zelfs in mijn slaap ben ik niet meer te stoppen.” Opdam heeft naar eigen zeggen tien jaar lang in een wereld geleefd die totaal geen ruimte gaf voor ontwikkeling. In het klooster had alles een betekenis. „Is je jurk gekreukeld? Dan hou je niet genoeg van God. Ben je te laat gekomen voor het bidden? Dan hou je niet van bidden.” Volgens de nonnen kon zij het normale leven niet aan. „Nu kan ik ze het tegendeel bewijzen.”
Ze vindt het schandalig dat ze zomaar op straat is gezet, maar toch is ze het klooster ook heel dankbaar. „Mij wegsturen was het beste wat ze ooit voor me hadden kunnen doen. Ik hou nog steeds van de zusters, omdat het ook maar mensen zijn en ik heel veel van ze heb geleerd.” Karin Bloemen mengt zich in het gesprek en zegt dat geluk Opdams grootste wapen is tegen de mensen die haar pijn hebben gedaan.
Voor de zusters is ze nu een bui tenbeentje en een persoon die zondig leeft. „Ik vermoed dat ze voor me aan het bidden zijn.” Ze heeft het hun nooit kwalijk genomen dat ze niet meer naar haar omkeken, omdat de zusters volgens haar niet de vrijheid hebben om te mogen kiezen van wie ze houden. Opdam is niet meer religieus, maar gelooft wel dat er een god bestaat, alleen niet op de manier waarop de katholieke kerk God ziet.
Leedvermaak
Is ze van plan de kloosterzusters uit te nodigen voor de show? „Nee, de katholieke wereld is daar niet op gemaakt. Die willen niet geconfronteerd worden en ze zullen het ook niet grappig vinden.” Zo komt Opdam in het begin van de voorstelling het podium op in haar originele habijt – dat mocht ze eigenlijk niet houden.
In de jaren in het klooster had ze best veel ontwikkelingen gemist. „Het is alsof je iemand uit de jaren zeventig in de jaren twintig hebt gezet”, grapt Bloemen over de voorstelling. Volgens Bloemen schaamde het publiek zich bijna tijdens de try-outs, omdat het te hard moest lachen om de pijnlijke en waargebeurde scènes. „Door de grappen begrijpt het publiek wat Fieke al heeft verwerkt.” Ook merkt Bloemen dat het publiek soms geshockeerd reageert op gebeurtenissen en dat Opdam het dan moet herhalen zodat het tot ze doordringt.
Het gangbare beeld van nonnen is dat van ingetogen vrouwen zijn die alleen met God bezig zijn en er alles aan doen geen zonde te begaan. Opdam vertelt dat ze straf kreeg toen ze bij een tehuisbezoek eens de vogeltjesdans deed met bejaarden, en dat sommige nonnen stiekem seks met elkaar hebben. „Ik heb ook kloosterseks gehad. Dat was wel een doodzonde. Na de seks gingen we in de biechtstoel zitten en werden we vergeven.”
Terug in de buitenwereld ontwikkelde ze langzaam haar eigen identiteit. „In kledingwinkels vond ik alles mooi, omdat ik nog niet wist wat ik mooi vond.” Een moment dat terugkomt in de voorstelling zijn haar oneindige outfit-wisselingen. „In de auto had ik altijd verschillende outfits mee, omdat ik op straat bij ieder ander persoon een nieuwe stijl zag en die meteen wilde uitproberen. In bijvoorbeeld het tankstation kleedde ik mij dan snel om, omdat ik niet wist wie ik was.”
Ze schrijft ook een boek over de zoektocht naar zichzelf in en na het klooster. De filmrechten zijn verkocht. „Ik ben blij dat ik nu beha’s en gekleurde onderbroeken mag dragen en dat ik zie dat ik borsten heb”, zegt ze terwijl ze een kijkje neemt in haar decolleté. „Maar mijn habijt heb ik nog steeds lief, want als meisje wilde ik niets liever dragen.”
„Mijn verjaardag”, herhaalt de zanger Nick Cave met een frons. Nadat hem eerder al een pluchen kikker was toegespeeld, een verwijzing naar de song ‘Frog’, feliciteert een fan vooraan hem alsnog met zijn verjaardag – de in Australië geboren Cave werd onlangs 67 jaar. „Concentreer je”, briest die echter, aan de rand van het podium. Moet hij hier echt iedereen bij de les houden? Hij dóét niet aan verjaardagen. „Daarvoor ben ik te oud.” Zijn verjaardag? Meer een survive-dag, gnuift de zanger. „Wees stil en luister hiernaar”, is zijn gebod. Waarna hij op minimale pianonoten aan de theatrale vertelling van ‘Conversion’ begint, een van zijn nieuwe songs over transformatie en een spiritueel ontwaken.
Een diepe connectie wil Nick Cave voelen met zijn toehoorders. Het is tweeënhalf uur zijn ontbrandingsmotor en voor minder gaat het niet. Zeker niet aan het begin van zijn Europese tournee – hij doet Amsterdam aan voor twee shows. En ook al is zijn nieuwe Wild God, een verrukkelijk hoopvol, soul en gospel ademend album er nog maar net. De show bevat dus veel nieuwe songs die voor het eerst live klinken. Focus! Moet hij het nog eens zeggen?
Lees ook
Nick Cave zoekt in zijn concerten naar transformatie
Maar het lukt. De Ziggo Dome komt in trance. ‘Frogs’ zet de toon, een direct meevoerende opening in groen licht. Cave heeft vier zangers mee: fijn hoe die optillen in de opmerkelijk volle sound van de zeskoppige Bad Seeds. Radioheads bassist Colin Greenwood is de opvallende naam, de bebaarde co-componist Warren Ellis de blikvanger op veel instrumenten, vooral zijn gierende, versterkte viool. In grote letters komen kernwoorden uit refreinen als affirmaties op de schermen. Zoals „Bring your spirit down” bij ‘Wild God’, dat een van vele gloeiend-gruizige rocksoulclimaxen wordt.
Levensvreugde
‘JOY’ lezen we nu. Levensvreugde voelen. Kan het ooit nog zonder die ‘maar’, die adembenemende stomp in je maag die ogenblikkelijk herinnert aan de wanhoop, verdriet en alles waardoor een mens heen moet gaan na het afschuwelijk tragische verlies van een kind? Laat staan van twee, zoals Cave overkwam. Niets is meer hetzelfde, alles is veranderd. Maar Nick Cave, getormenteerde gentleman van het zware gemoed, literaire liedjesschrijver vol bijtende spot en dromer van gitzwarte sprookjes, is na donkere jaren dichterbij zijn fans dan ooit.
Soms letterlijk vallend op hun uitgestoken handen spuugt hij in Amsterdam demonen in de bek. Bitterzoet, getergd, aaibaar is hij, maar ook de kwetsbare ziel die aan zijn vleugel de dood enigszins kan omarmen. Of in elk geval, weet te accepteren met een lichtere en – nog erger – gelukkige kijk op de wereld. En het leven daarna, richting „the kingdom in the sky”. Al is zijn God allang geen betrouwbare gids meer.
Zijn tragiek komt aan, maar het voert niet meer de boventoon. Klein en „een beetje sad” is ‘O Children’ over hoe zijn kinderen vroeger speelden. Solo aan de piano beneemt ‘I Need You’ de adem („Just breathe, just breathe” – het is onverdraaglijk). Maar ‘Joy’ stijgt met koorzang formidabel boven alle pijn op.
Steengoed keert de sfeer richting de vintage Cave met gebalde vuist. Vergelding! Waanzin! Verdoemenis! Hij is de rusteloze verteller. Voel die onderhuidse spanning in ‘Tupelo’. ‘From Her to Eternity’ is een gissende en borrelende highlight met een bijtende Cave. Natuurlijk, het spooky verhaal van ‘Red Right Hand’ vol kerkbellen. Beukend ook: ‘The Mercy Seat’ (1988), zijn epos over de elektrische stoel met talloze bijbelse verwijzingen.
Ze dreunen na, terwijl Cave rusteloos in maatpak zijn catwalk af draaft, de ogen vlammend in het lange gezicht. Terwijl album Wild God gemaakt blijkt voor het podium, is Cave knap boven zijn rouw uitgestegen.
Als ik af en toe naar een dansevenement ga, doe ik oordopjes in. Misschien zien ze er niet per se aantrekkelijk uit, maar ik wil mijn gehoor beschermen. De muziek is hard, en na vijf minuten merk je niet eens meer dat je ze draagt. Ik heb er verder geen enkele emotie bij: het zijn simpelweg oordopjes.
Dus ik was verrast door hoeveel emoties er in Nederland leven rondom helmen. Op een steiger, op de fiets, op een bouwterrein… Het dragen van een helm wordt niet alleen als overbodig gezien; mensen worden soms zelfs boos als iemand anders er wél voor kiest. Vrijheid, democratie en zelfbeschikking lijken nauw verbonden te zijn met het niet dragen van een helm.
Toen ik hierover in Engeland schreef, werd ik met veel onbegrip geconfronteerd. „Helmet hair is better than concrete head”, schreef een lezer van The Sunday Times. Mijn schoonmoeder sprak over „the rift between the supposed free spirits and sane folk who recognize the seriousness of avoidable brain damage”, de kloof tussen de zogenoemde vrije geesten en de verstandige mensen die de ernst van vermijdbare hersenschade inzien.
Simpelweg beschermend
Toen ik van Londen, Edinburgh en Melbourne naar Amsterdam verhuisde, droeg ik altijd een helm op de fiets. In Engeland, Schotland en Australië is dat normaal, en vaak zelfs verplicht. Ook hierover voel ik weinig emotie. Een helm is simpelweg een stukje hoofdbescherming – licht, tegenwoordig ook comfortabel, je vergeet snel dat je ‘m op hebt. Het kan vervelend zijn als je hem thuislaat of als hij nat is (net als je zadel), maar mijn gevoelens over mijn helm zijn vergelijkbaar met die over mijn regenjas: nuttig onder bepaalde omstandigheden, verder niets bijzonders. Nothing to see here.
Lees ook
Sukkels zijn het, in hun regenbroek met reflectorstrepen
Op mijn elektrische fiets draag ik tegenwoordig weer een helm. Je rijdt hard zonder dat je het doorhebt. Ook al ben je Nederlander – één van de ‘uitverkorenen’ – durf ik te stellen dat je hoofd net zo veel impact ondervindt als dat van ieder ander wanneer je op het asfalt klapt. Hoe harder je rijdt, hoe meer zin het heeft je veiligheid serieus te nemen. Een helm is simpelweg beschermende kleding. Verder niets.
Uitgescholden worden
Is het vreemd dat een overheid hierover regels maakt? Niet echt. Wanneer iemand, vooral een jong persoon, hoofdletsel oploopt door een ongeluk, dragen wij als samenleving uiteindelijk de zorgkosten en missen we een productieve werknemer.
Wat wél vreemd is, is de sociale druk om géén helm te dragen. Nog vreemder is dat je vaak wordt uitgescholden als je er wél voor kiest, in dit zogenaamd vrije land. Ik ga toch ook niet schelden als de ander géén helm draagt: gun mij, alsjeblieft, dezelfde beleefdheid.
Regels zijn regels. Grappig genoeg is een rood licht niet alleen decoratie!
Natuurlijk is helmgebruik maar een deel van het verhaal. Het verkeer moet veiliger worden, en dat vereist investeringen in infrastructuur, het terugdringen van autogebruik waar mogelijk, meer ruimte voor fietsers en voetgangers en socialere gedragsnormen voor iedereen. Regels zijn regels. Grappig genoeg is een rood licht niet alleen decoratie! We hebben die regels samen bedacht, dus het zou normaal zijn als iedereen zich eraan houdt. Zo niet, dan moet handhaving plaatsvinden.
De fietsburgemeester van Amsterdam vatte het goed samen: het verkeer is een plek van sociale interactie, en een langzamere stad kan ook een mooiere stad zijn.
Helm én mooi haar
En als je je echt zorgen maakt om ‘helmet hair’, is het dan misschien een idee om niet in een land te wonen waar het vaak hard waait en regent? En anders bedenkt een slimme Nederlandse ontwerper misschien wel een helm die helmethairproof is, en opvouwbaar. Het zou eigenlijk heel on-Nederlands zijn om zo’n grote marktkans te laten liggen in een land met 18 miljoen fietsers, van wie zo’n 90 procent geen helm draagt.
Vanochtend regende het cats and dogs. Na tien minuten op de fiets waren mijn knieën doorweekt. Maar onder mijn helm, toen ik op mijn werk aankwam, was mijn haar heerlijk droog.