Rotterdam is de kanarie in de kolenmijn van de Nederlandse grote steden

Sjoerd de Jong

Het duurde even, maar je kunt er nu zelfs met de metro naar het strand. Van het centrum in 37 minuten naar Hoek van Holland. Ja, de stad was er ook maar weer mooi trots op: een zoveelste staaltje Rotterdamse vernieuwingsdrift. Kun je soms vanaf Amsterdam Centraal ook met de metro naar Zandvoort? Nou dan.

In Rotterdam, waar de verklaarde Ajax-fan die ons staatshoofd is vandaag zijn opwachting maakt (zijn vrouw is, genadig, voor Feyenoord), is city marketing een kunstvorm. Bij aankomst op het station kun je direct Rotterdam-mokken inslaan, sokken of T-shirts met lollige volkswijsheden uit ‘Roffa’ (voorheen ‘Rotjeknor’). De stad van de ‘opgestroopte mouwen’ en ‘ja toch, niet dan?’ staat alweer jaren op de lijstjes van Lonely Planet. En zo dreigt ook Rotterdam, zoals Tom Wolfe al eens mistroostig opmerkte over zijn eigen New York, een stad te worden „die zichzelf speelt”.

Maar wat is de realiteit? Er is veel dat haaks staat op de glimmende reisfolders. Onvrede. Armoede. ‘Uithalers’ in de haven, afrekeningen in de drugseconomie. Jeugd die met steekwapens de straat opgaat. De tergend trage renovatie van Rotterdam-Zuid, waar de gemeente nu al decennia de handen in de juiste opgestroopte mouwen probeert te steken. Gentrificatie en verpaupering tegelijk. En dan ook nog een aansteker als projectiel in de Kuip.

Het is de stad waar de multiculturele samenleving allang geen debat meer is, maar een dagelijkse realiteit

Toch kun je ook die keerzijde weer anders zien. Rotterdam is de kanarie in de kolenmijn onder de grote steden, een sociale thermometer in crisistijd. Het bruggenhoofd van Fortuyn in 2002, maar ook de stad waar de multiculturele samenleving allang geen debat meer is, maar een dagelijkse realiteit. De stad van hardvochtige maatregelen als de Rotterdam Wet, maar ook de stad waar Woonprotest en ander verzet het eerst de kop opsteekt. Ook geen toeval: Feyenoord, in verwende decennia de brekebeen van het voetbal, herleeft miraculeus in onrustige tijden.

Kortom, het is er wat verder lopen van het ene café naar het andere – of, voor de incrowd, van het ene schouderklopje naar het volgende – maar Rotterdam is waar het gebeurt.

Journalist Arjen van Veelen schreef vorig jaar al een mooi, tegendraads boek over die kant van de stad, Rotterdam. Een ode aan inefficiëntie, waarin hij de lezer meeneemt door de minder fonkelende Rijnmond-regionen. Eén kanttekening: hij schrijft dat Rotterdam geen „weemoed” kent. Aanpakken en niet omkijken is het devies. Toen ik dat las, verslikte ik me wel even in mijn kapsalon. Het levensgevoel van Rotterdammers – allemaal import, uit Zeeland, Brabant, Friesland, Anatolië of de Rif – is flegmatiek (‘je doet er toch niks aan’), maar het geduld is niet eindeloos. Weemoed én protest, een puike combinatie voor een stad met een hart.

Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een -column.