Wachten op de zondvloed met je kop in het zand


Illustratie Jesse Ceelen

Essay | Klimaathandelen Politici en burgers willen graag ‘iets’ doen voor het klimaat. Maar liever niet iets dat het hele leven met alle verworvenheden op zijn kop zet. Het moet wel leuk blijven.

Sombere verhalen over de al maar opwarmende aarde vragen om een optimistische draai aan het einde, een teken van hoop, iets wat mensen in beweging brengt. Want ook al neemt de schade toe en dreigen klimaatdoelen verder uit beeld te raken, zonder handelingsperspectief praat je mensen alleen maar dieper de put in. Het gevoel dat het tij niet meer te keren is, kan leiden tot apathie. Of erger, tot een gevoel van ‘na mij de zondvloed’.

„Je moet niet alleen maar drama en angst oproepen”, zei omgevingspsycholoog Linda Steg, medeauteur van een overigens zeer verontrustend rapport van het klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC), vorig jaar in een interview in NRC. „Dan kunnen mensen lamgeslagen worden. Dan maak je ze bang, zonder dat je erbij vertelt wat ze er zelf aan kunnen doen. Veel mensen zijn dan geneigd de kop in het zand te steken.”

Opmerkelijk is dat wel. Want wie zich ook maar een beetje heeft verdiept in de gevolgen van de klimaatverandering en de risico’s waarmee toekomstige generaties worden opgezadeld, weet heel goed wat er moet gebeuren. En ook wat je er zelf, als individu, aan kunt doen.

Dit zou een bijsluiter bij elk klimaatverhaal kunnen zijn: „Mocht u na lezing van dit artikel behoefte voelen om zelf bij te dragen aan het voorkomen van klimaatverandering, kunt u het volgende overwegen: veel minder spullen kopen, minder en liefst helemaal niet meer vliegen, de auto de deur uit doen, vegetariër of nog liever veganist worden en kleiner gaan wonen. Wanneer u niet bereid bent over te gaan tot deze maatregelen tenzij buren, vrienden en kennissen hetzelfde doen, kunt u proberen de maatschappij bij te sturen via een actief lidmaatschap van een organisatie of politieke partij die zich inzet voor een stringent klimaatbeleid.”

Illustratie Jesse Ceelen

Het probleem is alleen dat dit niet het handelingsperspectief is waar we op zitten te wachten – ikzelf ook niet. Veel mensen willen graag iets doen voor het klimaat, maar denken daarbij eerder aan afval scheiden, af en toe een vleesloze maaltijd, geen plastic zakken gebruiken en korter douchen. En niet aan veranderingen die ons hele leven op zijn kop zetten. Het moet wel leuk blijven.

In de ‘grote wereld’ is het niet anders. Politici en klimaatonderhandelaars krijgen vaak het verwijt dat ze te weinig maatregelen nemen om de klimaatcrisis af te wenden. Ook aan de vooravond van de klimaattop, die de komende twee weken plaatsvindt in het Egyptische Sharm el-Sheikh, zwelt de kritiek alweer aan: van de afspraken van vorig jaar op de klimaattop in Glasgow komt weinig terecht, rijke landen stellen nog steeds niet het geld beschikbaar dat ze jaren geleden al hebben toegezegd, enzovoort.

Het moet wel leuk blijven

Intussen is de wereldwijde CO2-uitstoot ook na een kwart eeuw onderhandelen nog niet aan het dalen. Een jaar na het hoopgevende klimaatakkoord van Parijs uit 2015 stootten we meer kooldioxide uit dan ooit tevoren. Vorige week schreef de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) met nauwelijks ingehouden woede over „de zoveelste onheilspellende waarschuwing voor klimaatverandering”: de concentratie van de drie belangrijkste broeikasgassen – kooldioxide, methaan en lachgas – in de atmosfeer bereikte vorig jaar een nieuw record. Driekwart van alle energie wereldwijd wordt nog steeds opgewekt met fossiele brandstoffen. Zolang dat niet verandert, zal de temperatuur blijven stijgen.

Dus ontbreekt het ook politici niet aan een handelingsperspectief: stop met het gebruik van kolen, olie en gas, laat de vervuiler betalen, maak autorijden onaantrekkelijk, voorkom groei van de luchtvaart, bied ruimte aan akkerbouw ten koste van veeteelt, leg de industrie strenge uitstootnormen op, verplicht burgers hun huis te isoleren. Maar politici doen liever hetzelfde als de meesten van ons: een uitweg zoeken uit deze crisis die niet ten koste gaat van verworvenheden. Ook voor hen geldt: het moet wel leuk blijven.

Illustratie Jesse Ceelen

Op het eerste gezicht is er één belangrijk verschil tussen politici en burgers. Wat individuen doen is, tot nu toe althans, vrijwillig. Maar landen hebben zich gecommitteerd aan internationale afspraken over klimaatbeleid, dus politici móéten wel. Toch is dat verschil minder groot dan het lijkt. Dat komt door een wonderlijk aspect van internationale klimaatafspraken: landen hebben een gezamenlijk einddoel vastgesteld, maar niet afgesproken wie voor welk deel daarvan verantwoordelijk is. Dat maakt het vrij gemakkelijk om onder allerlei beloftes uit te komen.

Dat is dus precies wat er in de praktijk gebeurt. Wetenschappers becijferden dit voorjaar dat de temperatuurstijging op aarde met de huidige beloftes beperkt kan blijven tot iets onder de twee graden Celsius. Niet genoeg, maar altijd nog beter dan de drie graden waar we nu op af koersen. Een van de auteurs noemde het onderzoek, dat werd gepubliceerd in het tijdschrift Nature, „goed nieuws, maar tegelijk slecht nieuws”. Het goede nieuws is dat landen zichzelf steeds strengere doelen opleggen, het slechte nieuws dat ze die onvoldoende omzetten in concreet beleid.

Dit Nature-onderzoek gaat nog uit van een opwarming van bijna twee graden Celsius. Maar in het Klimaatakkoord van Parijs heeft de wereldgemeenschap vastgelegd dat de opwarming „ruim onder de twee graden” moet blijven en „liefst onder de 1,5 graad”.

Het goede nieuws: dat landen leggen zichzelf strengere doelen op. Het slechte: ze zetten die onvoldoende om in beleid

De planeet is sinds de industriële revolutie al 1,1 °C opgewarmd en je hoeft alleen maar naar de hittegolven, bosbranden, opgedroogde rivieren en overstromingen van de afgelopen zomer te kijken om de gevolgen te zien van die nog min of meer veilig geachte opwarming. „Al die afzonderlijke gebeurtenissen zouden nog toeval kunnen zijn”, zei klimaatwetenschapper Heleen de Coninck onlangs in haar oratie bij haar aantreden als hoogleraar aan de Universiteit Eindhoven. „Maar gezamenlijk vormen ze een patroon: klimaatverandering is aan de gang, het komt door de menselijke uitstoot van broeikasgassen, en hoe hoger de temperatuurstijging, des te groter de ellende.”

Politici moeten zich dus niet alleen aan hun beloftes gaan houden. Ze moeten nog veel meer doen dan ze hebben beloofd. En vooral heel veel sneller. Twee weken geleden legde Hans Mommaas, scheidend directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), in een interview in NRC uit wat dit alleen al voor Nederland betekent: „In 2030 willen we 55 procent minder CO2 uitstoten dan in 1990. Met de hakken over de sloot is het in 2020 gelukt 25 procent minder te halen. Daar hebben we dus dertig jaar over gedaan. En nu moeten we in acht jaar 30 procent of meer gaan halen.” Dat „grenst aan het realiseerbare”, schreef het PBL eufemistisch.

In een opiniestuk in NRC laten vijf Nederlandse wetenschappers die betrokken waren bij de laatste IPCC-rapporten weten dat „de deur naar een mondiale opwarming van minder dan 1,5 °C nog op een kiertje” staat. Maar dat die deur ieder jaar dat we op de oude voet doorgaan, verder sluit. Anderhalve graad vraagt, aldus de auteurs, om een ‘systeemtransformatie’ waarmee vandaag nog moet worden begonnen. Het Nederlandse klimaatbeleid „lijkt te impliceren dat we voor het doel van CO2-neutraliteit gewoon wat meer en wat sneller moeten doen wat we al deden”, schrijven de wetenschappers. „En dat is een illusie.”

Voorbeelden van wat er moet gebeuren noemen ze ook. Kort samengevat komt het hierop neer: „de bouwstenen en onderliggende principes veranderen van alle systemen waarop onze samenleving en economie zijn gebouwd. Zoals industrie, energie, infrastructuur, landbouw en stedelijke inrichting.”

Dat klinkt nog vrij abstract. De Coninck is in haar inaugurele rede explicieter: „We moeten kijken naar wat leidt tot hardnekkige emissies, en die onderdelen zoveel mogelijk elimineren. Dat omvat bijvoorbeeld gedrag van individuen, en wat we waarderen in het leven. […] Als we onze systemen niet veranderen, blijft emissiereductie tegen de stroom in zwemmen.”

Onderdelen van het maatschappelijk leven elimineren! Ons gedrag veranderen en afscheid nemen van dingen die we als individu juist zo waarderen! Daarmee zijn we terug bij maatregelen die ons hele leven op zijn kop zetten, terug bij ons eigen gedrag, terug bij een handelingsperspectief waar de meesten van ons nou juist niet op zaten te wachten – misschien nog wel in theorie, maar niet als de gevolgen ons echt gaan raken.

Illustratie Jesse Ceelen

Uit opiniepeilingen blijkt keer op keer dat in de meeste landen een ruime meerderheid van de bevolking voorstander is van strenger klimaatbeleid. Maar is dat nog steeds zo, als dat strenge beleid grote gevolgen heeft voor onze manier van leven?

We verwijzen graag naar een overheid die klimaatvriendelijke keuzes zou moeten stimuleren. Maar zodra de overheid ons zachtjes die kant op wil duwen, zijn er altijd wel critici die vrezen dat de keuzevrijheid in het geding komt. Je kunt mensen toch moeilijk verbieden om een gehaktbal te eten. We vinden dat de zwaar vervuilende industrie eerst maar eens orde op zaken moet stellen voordat wij als individuele CO2-kleinverbruikers dat doen. Maar heeft Ben van Beurden, directeur van grootvervuiler Shell, niet een klein beetje gelijk als hij met de beschuldigende vinger naar zijn klanten wijst, die geheel vrijwillig bij hem komen tanken? En trouwens, als Shell geen benzine meer verkoopt dan doen Esso of BP dat wel en schiet het klimaat er weinig mee op.

En natuurlijk wijzen we erop dat andere landen niet van die vergaande maatregelen nemen en zo profiteren van ‘onze’ bereidheid om dat wel te doen. Dat zal ook op de klimaattop in Sharm el-Sheikh volop gebeuren. Met als gevolg dat we over twee weken kunnen concluderen dat de onderhandelaars maar weinig zijn opgeschoten. Niet vanwege een gebrek aan handelingsperspectief, maar vanwege een gebrek aan handelingsbereidheid. En dus niet alleen bij die onderhandelaars, maar net zo goed bij onszelf.

Vorige week verscheen de Nederlandse vertaling van Het klimaatboek, waarin de jonge Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg tientallen wetenschappers, publicisten en activisten vroeg om iets uit te leggen over klimaatverandering. Aan het einde van het boek heeft Thunberg het over hoop. „Voor mij is hoop niet iets wat je wordt geschonken, maar iets wat je moet verdienen, moet creëren”, schrijft Thunberg. „Ze kan niet passief worden verkregen door aan de zijlijn te staan en te wachten tot iemand anders iets doet. Hoop is actie ondernemen, buiten je comfortzone stappen.”

Is dat handelingsperspectief genoeg?