Uitkomst gasenquête: het bewust wegkijken van de problemen in Groningen is symbolisch voor het tijdperk-Rutte

Analyse

Gasenquête Groningers zijn door opeenvolgende kabinetten in een „rampzalige situatie” terechtgekomen die tot vandaag voortduurt, concludeert de parlementaire enquêtecommissie Gaswinning Groningen.

In boerderij De Diek'n wordt het rapport van de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen gepresenteerd. Kamervoorzitter Vera Bergkamp na afloop in gesprek met bewoners van het bevingsgebied.
In boerderij De Diek’n wordt het rapport van de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen gepresenteerd. Kamervoorzitter Vera Bergkamp na afloop in gesprek met bewoners van het bevingsgebied.

Kees van de Veen

Bij het Toeslagenschandaal dat duizenden ouders trof, kon je nog ‘verzachtende’ omstandigheden bedenken. Het schandaal had zich over een beperkt aantal jaren afgespeeld, buiten de openbaarheid, en was niet op het hoogste politieke niveau goedgekeurd. Toch trad het kabinet-Rutte III erom af.

Zulke verzachtende omstandigheden zijn er niet voor de „rampzalige” situatie die opeenvolgende kabinetten creëerden voor zo’n tweehonderdduizend Groningers in het aardbevingsgebied. Dit was geen ongeluk in een obscuur uithoekje van het openbaar bestuur. Het voltrok zich in het volle zicht, ging jarenlang door, als gevolg van doelbewuste besluiten van hoge ambtenaren, ministers en soms een voltallig kabinet. En het duurt voort tot op de dag van vandaag.

De belangrijkste conclusie die zich opdringt na een eerste lezing van het lijvige rapport van de parlementaire enquêtecommissie naar de aardgaswinning in Groningen: het bijna totale onvermogen, soms grenzend aan onwil, van de Nederlandse overheid om zichzelf te corrigeren.

De commissie beschrijft een openbaar bestuur dat volstrekt naar binnen gekeerd is, overtuigd van het eigen gelijk, doof voor signalen van buiten en voor waarschuwingen van de eigen toezichthouder. De overheid is verantwoordelijk voor een „ongekend systeemfalen” – samen met de gas- en oliebedrijven NAM, Shell en Exxon. Het optreden van de bedrijven is volgens de commissie ook regelmatig „stuitend”, „schandalig” of „bijzonder kwalijk”. Maar het is uiteindelijk de overheid die heeft nagelaten voor het algemeen belang op te komen.


Lees ook het nieuwsbericht over het enquêterapport: Kabinet, Kamer en topambtenaren verantwoordelijk voor ‘rampzalige situatie’ Groningen

Opeenvolgende kabinetten lieten kans op kans op kans lopen om zich te verdiepen in de mogelijke risico’s van de gaswinning voor de veiligheid in Groningen. Ze bleven vasthouden aan een eigen werkelijkheid, ook nadat de gevolgen van hun fouten en nalatigheid zich na de aardbeving in Huizinge in 2012 opstapelden tot een niet te negeren berg ellende.

En toch gebeurde dat. De enige plausibele verklaring is dat verantwoordelijken het niet wilden zien, bewust wegkeken. Iets wat de commissie in verschillende bewoordingen vaststelt. Toen voor Groningers al duidelijk werd dat de gevolgen van bevingen tot grote maatschappelijke zorgen leidden, „wilde de overheid er zich zo min mogelijk mee bemoeien”. Ondanks het feit dat het Rijk al vanaf het begin in 1963 net zo verantwoordelijk was voor de gaswinning als de Nederlandse Aardolie Maatschappij, schoof minister Henk Kamp (Economische Zaken, VVD) in het kabinet-Rutte II alles op het gasbedrijf af.

Kamervoorzitter Vera Bergkamp houdt een toespraak. Kees van de Veen

Negeren

Bij de gaswinning zijn de belangen van Groningers „stelselmatig genegeerd”, concludeert de commissie. Het lijkt op het eerste gezicht een herhaling van de conclusie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) uit 2015, dat bij de gaswinning de veiligheid van bewoners „geen rol” had gespeeld.

Maar er zijn twee belangrijke verschillen: het eerste is dat de OVV zich uitsprak over de periode tot 2013, en dat de enquêtecommissie nu vaststelt dat dit ook na die waarschuwing doorging. En dan is er het verschil tussen ‘geen rol spelen’ en ‘negeren’: dat laatste woord wijst op een bewuste keuze om iets niet te doen.

En zo beschrijft de commissie het ook: „Ook het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit 2015 en de fakkeltochten in Groningen in 2016, 2017 en 2018, waarbij duizenden Groningers actief hun zorgen uiten over de gaswinning, vormen geen aanleiding voor wezenlijke aanpassingen om belangen van Groningers beter mee te wegen.”

In 2013, na de zware aardbeving in Huizinge, werd het terugdringen van de gaswinning door de minister van Economische Zaken tegengehouden omdat dan de „leveringszekerheid” in gevaar zou komen. Maar dat was volgens de commissie „een rookgordijn”, er waren wel degelijk mogelijkheden om minder gas te winnen zonder de leveringszekerheid in gevaar te brengen, maar „de buitenwereld werd bewust niet wijzer gemaakt” en „jarenlang op het verkeerde been gezet”. Het zijn vriendelijke termen om te beschrijven hoe er over de leveringszekerheid is gelogen.

Er was ook jarenlang onwil om te erkennen dat de gaswinning aardbevingen kan veroorzaken. Dat heeft een „ongelofelijk lange tijd geduurd”. Net als de erkenning dat gaswinning dus ook schade en onveiligheid kan veroorzaken. Onderzoeken van de risico’s op zwaardere aardbevingen worden „niet nauwkeurig gelezen”. Zo werden in 2004 al onjuiste conclusies getrokken uit een studie van het KNMI over de maximale kracht van aardbevingen. Die werd door „wetenschappers of wetenschappelijk opgeleide medewerkers van de NAM, Shell of ExxonMobil” lager voorgesteld dan op grond van de KNMI-studie gerechtvaardigd was. Dit „tunneldenken” was „laakbaar”, volgens de commissie, en dat het KNMI dit niet corrigeerde „moeilijk te begrijpen”.

Het kabinetsbesluit van Rutte II om in 2013 niet onmiddellijk minder gas te winnen, terwijl de gaswinning volgens de commissie gehalveerd had kunnen worden, was een „grove schending van de belangen van Groningers”. Volgens de commissie hebben opeenvolgende kabinetten zich zo door geld laten leiden dat zij „ernstig tekortgeschoten [zijn in] het garanderen van veiligheid, beschermen van eigendom en opkomen voor gezondheid en welzijn van burgers”.

Schoorvoetend

Zelfs toen de kabinetten Rutte II en III langzaam hun koers wijzigden, was dat niet uit eigen beweging. Ze werden ertoe gedwongen, heftig tegenstribbelend. Of zoals de commissie schrijft: „Pas op het moment dat andere partijen afdwingen dat er geluisterd moet worden, komt er schoorvoetend verandering in de zaak.” Vanaf eind 2012 door het Staatstoezicht op de Mijnen, daarna door vasthoudende burgers die bij de hoogste bestuursrechter afdwongen dat hun overheid zich aan de meest elementaire beginselen van rechtszekerheid, zorgvuldigheid en betrouwbaarheid hield.

In die zin is wat er in Groningen gebeurde symbolisch voor de politiek-bestuurlijke cultuur van het tijdperk-Rutte: ook bij het klimaatbeleid, stikstofdossier, bij de opvang van asielzoekers en het natuurbeleid, heeft de regering dwang van de rechter nodig om zich aan haar eigen wetten en beloften te houden.

Een uitzondering op het bewuste wegkijken is Eric Wiebes (VVD), die als minister van Economische Zaken begin 2018 besloot de gaswinning versneld naar nul terug te brengen. „Minister Wiebes stelt ter discussie wat voorheen als zekerheid werd gepresenteerd, en laat zich weinig gelegen liggen aan wat er in het verleden is gebeurd.”

Zijn fout is dat hij in ruil voor steun van zijn collega’s de versterkingsoperatie van Groningse huizen stopzette die toen net met horten en stoten op gang was gekomen. Wiebes’ besluit om de versterking vervolgens helemaal opnieuw in te richten, heeft die volgens de commissie „ver in de tijd teruggeworpen”. Ook hier speelde geld een hoofdrol: het kabinet wilde de versterkingsoperatie sterk terugdringen om kosten te besparen.

Dat de overheid de schades en versterking niet snel en adequaat afhandelde is volgens de commissie „zeer kwalijk, omdat er naast onderschatting van de omvang van de problemen, sprake is van een combinatie van onkunde, ontregeling en zelfs onwil”.

Sandra Beckerman na afloop in gesprek met een bewoonster van het bevingsgebied. Kees van de Veen

Woud van regels

Hier en daar ziet de commissie wel pogingen om hierin verbeteringen te brengen. Maar die mislukten grotendeels: voor bewoners die vastliepen in een woud van regels en regelingen, werden nieuwe regels en regelingen bedacht. Deze werkwijze illustreert volgens de commissie „bij uitstek de grote kloof tussen bewoners en beslissers. […]: ieder gat in een regel wordt opgevuld met een nieuwe regel. Dat dicht het gat voor de organisatie die de regels moet uitvoeren, maar vergroot het woud van regels voor gedupeerden.” Hierdoor verdwalen gedupeerden tot op de dag van vandaag in eindeloze schadeprocedures en de onbegrijpelijke versterkingsoperatie.

Ook dat is herkenbaar – zie het vastlopende herstel in het Toeslagenschandaal. Onder politieke druk worden complexe en onwerkbare noodoplossingen voor grote problemen bedacht, waardoor voor getroffenen de zaak vooral verslechtert.

De constante factor in al deze jaren was minister-president Mark Rutte. Over hem is de commissie kort, maar messcherp: hij heeft werkbezoeken afgelegd, besluitvorming over de problemen in Groningen naar de ministerraad overgeheveld en vaak sorry gezegd. Zo heeft Rutte „verwachtingen gewekt”. Maar „tot een wezenlijke verandering waar Groningers iets aan hebben gehad” heeft dat niet geleid.

Over de herhaalde excuses in de afgelopen jaren, ook van mensen als Shell-directeur Marjan van Loon en NAM-directeur Gerald Schotman, schrijft de commissie dat die „alleen van waarde zijn als deze vervolgens in de praktijk tot beterschap leiden”. En dat gebeurde niet.

Een „ongekend systeemfalen”, de Staat die „ernstig tekortgeschoten” is in het beschermen van de belangen van zo’n tweehonderdduizend Groningers. Dat is „het aantal bewoners van de steden Leiden en Alkmaar bij elkaar opgeteld”, zoals de commissie het beschrijft. Er zijn kabinetten om minder afgetreden.

En de Tweede Kamer? Die heeft zestig jaar lang „relatief weinig kunnen betekenen”.

Alle ogen zijn nu gericht op wat het kabinet, in het bijzonder staatssecretaris Hans Vijlbrief (Mijnbouw, D66), gaat doen. De paradox is dat pas sinds zijn komst „signalen uit Groningen eindelijk voldoende op waarde lijken te worden geschat”. Vijlbrief had de conclusies van de commissie „met schaamte” aangehoord, zei hij met een hoorbare brok in zijn keel. „Groningers hadden altijd gelijk.” Of hij ging aftreden, was de eerste vraag die hij kreeg. De staatssecretaris wuifde het weg. Erkennen van „het leed wat wij ze hebben aangedaan is vandaag het allerbelangrijkste.”