Nederland verwaarloost onderwijs in Frans en Duits

Talen Nieuw elan is nodig om Frans en Duits in het onderwijs opnieuw te laten bloeien, volgens . Als de overheid niet ingrijpt voorspelt hij een treurig einde van deze vakken.


Foto Paul van Riel / HH

In lijn met de neerwaartse spiraal waarin de bachelorprogramma’s Franse en Duitse taal en cultuur al enkele decennia zitten, werd recent bekendgemaakt dat zij opgaan in één landelijke bachelor. Nu nog worden zij op vijf verschillende universiteiten aangeboden. De masteropleidingen werden eerder al opgeheven. In de toekomst kan men naar verwachting dus nog maar op één plek in Nederland Frans en/of Duits studeren op academisch niveau. Reden: de tanende studentenaantallen.

Het is mij een raadsel hoe de politiek enerzijds met de handen in het haar zit vanwege het tekort aan leraren – waarbij Frans en Duits beide al jaren kampen met deze tekorten – en anderzijds nog steeds niet bereid is, een agressieve overheidscampagne te beginnen om het leren van Frans en Duits de impuls te geven waar deze vakgebieden al lang naar snakken. Zo kunnen jongeren wakker geschud worden om te kiezen voor de talen en culturen van de belangrijkste landen in de Europese Unie. Wervingscampagnes kunnen een begin zijn.

Vakinhoudelijke passie

Daarnaast zal wetgeving onontbeerlijk zijn om op duurzame wijze een minimum aan structurele en vanzelfsprekende aandacht voor het Frans en het Duits in de Nederlandse maatschappij in te bedden: docenten kunnen nog zo enthousiast hun vakinhoudelijke passie overdragen op scholieren, de literaire wereld kan nog zo zeer hameren op de meerwaarde van literatuur, het zijn druppels op een gloeiende plaat en die leiden op macroniveau tot niets.

Daarvoor is overheidsingrijpen hard nodig en moet het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zich inspannen om de meerwaarde van diepgravende kennis van de Franse en Duitse taal en cultuur te erkennen en deze het prestige te verlenen dat zij verdienen.

De in Nederland zo vastgeroeste focus op de Angelsaksische wereld zou toch langzamerhand als sleets mogen worden beschouwd

Waarom is er bijvoorbeeld geen quotum bij de NPO voor Duits- en Franstalige content? Onbekend maakt onbemind. De NPO heeft een informerende en opvoedende taak en valt onder hetzelfde ministerie als het onderwijs. Structurele aandacht voor de buurtalen en -culturen lijkt mij niet meer dan een logische ambitie. Een samenwerking zou voor de hand moeten liggen. De in Nederland zo vastgeroeste focus op de Angelsaksische wereld zou toch langzamerhand als sleets mogen worden beschouwd: de Verenigde Staten zijn op vele fronten niet bepaald meer een voorbeeldland te noemen en het Verenigd Koninkrijk is uit de EU gestapt. Het belang van goede banden tussen Nederland en respectievelijk Frankrijk en Duitsland wordt in de huidige geopolitieke situatie alleen maar groter.


Lees ook: Laat het tot je doordringen: een derde van de onderwijzers leest niet’

Tegelijkertijd wordt er door een vakvernieuwingscommissie en het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO) achter de schermen hard gewerkt aan vernieuwing van het talencurriculum in het voortgezet onderwijs. Dat moet leiden tot nieuwe examenprogramma’s, ook bij Frans en Duits. Een nascholing van de beroepsvereniging Levende Talen bood docenten die bevlogen genoeg waren om recent een weekend hun vrije zaterdag op te offeren, een kijkje in de keuken.

De commissie is behoorlijk ambitieus en hoopt via deze weg de negatieve spiraal te doorbreken. Dat is begrijpelijk: de basisvorming en met name de door marktwerking gedreven invoering van de Tweede Fase (waarbij leraren tot coach gereduceerd werden) sloopten sinds invoeren van de rampzalige lumpsumbezoldiging eind jaren negentig de vakken Frans en Duits, met name in de bovenbouw havo/vwo. Het aantal contacturen ging omlaag vanwege de introductie van de vier profielen en de daarmee gepaard gaande bredere vakkenpakketten en aanhoudende bezuinigingsrondes sindsdien. De taalvakken vervlakten en werden in het ergste geval gereduceerd tot een taalcursus, aangevuld met examentraining.

Frisse ambities

De ambitie om nieuw elan te geven aan het talenonderwijs is op zich een prima idee. Frisse ambities in de vorm van nieuwe examendomeinen moeten het tij gaan keren. Maar ik mis hierin een garantie van de overheid dat het veld voor de uitvoering ervan op termijn ook gefaciliteerd zal worden; hoe haalbaar is het landelijk opschroeven van vakinhoudelijke eisen als onderwijsbesturen lukraak kunnen blijven snijden in lestabellen en school A als gevolg daarvan in bijvoorbeeld slechts 80 minuten contacttijd per klas per week moet doen waar men op school B nog wel de benodigde 150 tot 200 minuten heeft? Een eerste stap in vakvernieuwing zou de bereidheid van het verantwoordelijke ministerie moeten zijn, wettelijke minimumlestabellen voor Frans en Duits van vmbo tot en met vwo vast te stellen, zodat de vakken op alle scholen die ze aanbieden, tot bloei kunnen komen.

Wellicht dat leerlingen dan meer doordrongen raken van de rijkdom die een talenstudie kan bieden en weer bereid zijn voor een dergelijke studie te kiezen. In een almaar verder internationaliserend Nederland zal dit op termijn zijn vruchten afwerpen. Dat dit eerst jarenlang vooral veel geld zal kosten, moge duidelijk zijn. Maar de kosten gaan voor de baat uit. Komt er geen breed overheidsgedreven plan om de talen in het voorgezet- en wetenschappelijk onderwijs te redden, dan voorspel ik een treurig einde van de vakgebieden taal-, cultuur- en letterkunde en een land dat zich over enkele decennia verwonderd afvraagt waarom we onze buurtalen eigenlijk helemaal niet meer beheersen.