Betuttelend? Het is juist liberaal elkaar op ‘slecht’ gedrag aan te spreken

Essay | Liberalisme De globetrottende, kiloknaller-verorberende, vooroordeel-spuwende burger is té vrij geweest, en heeft zijn verantwoordelijkheid verwaarloosd. Zo holt onze vrijheid uit, aldus Jurriën Hamer.



Foto Jörg Farys/EyeEm

Als iets symbool staat voor de moderne moraal, dan is het wel een bosje snijbloemen. Snijbloemen waren mijn leven lang een vanzelfsprekende en volkomen onschuldige bron van schoonheid, gezelligheid en warmte. Mijn ouderlijk huis stond er vol mee, memorabele dagen werden met bollen, tulpen en rozen opgefleurd, en een bezoekje aan de bloemenmarkt op het Utrechtse Janskerkhof was vaste prik. Maar de productie van snijbloemen gaat gepaard met fikse energiekosten, erg veel waterverbruik en pesticiden die de bijenpopulatie decimeren. Niet duurzaam dus: de snijbloem is gecanceled.

Tja, als zelfs een bosje bloemen niet meer mag, is het dan afgelopen met de vrije samenleving? Een klimaatneutrale wereld vereist nu eenmaal dat we stoppen met al die vervuilende gewoontes, van vliegvakanties tot vlees eten en van prullen kopen tot tv-series streamen. En dan hebben we het alleen nog maar over duurzaamheid.

Ook waar het gaat om de strijd tegen racisme, misogynie, dierenmishandeling, grensoverschrijdend gedrag en de discriminatie van lhbti’ers zullen mensen zich behoorlijk aan moeten passen. Er zijn een boel woorden die eigenlijk niet meer kunnen, een hoop grapjes, stereotypes en kleine vergissingen – ‘micro-agressies’ – die vooroordelen bestendigen, en allerhande gedrag op de werkvloer dat vroeger misschien normaal was, maar nu toch echt niet meer.

Ik lees weleens dat we in ruil voor al deze verboden ook vrijheid terugkrijgen. De vrijheid van een leefbare wereld. De vrijheid om als collectief ons lot weer in eigen handen te nemen. De vrijheid om geen last te hebben van de vooroordelen van anderen. Maar laten we er geen doekjes om winden: de liberale samenleving ondergaat een fundamentele verandering. De vrijheid van vroeger komt nooit meer terug.

Tussen vrijheid en schade

Om te zien welke verschuiving op handen is, helpt het de geschiedenis in te duiken. Sinds de opkomst van het liberalisme, in de 17de en 18de eeuw, debatteren haar denkers over de spanning tussen de vrijheid van de één en die van de ander, of beter: tussen vrijheid en schade. In een vrije samenleving moet je immers de bewegingsruimte van sommigen begrenzen, als de schade voor anderen te groot wordt. In zijn beroemde werk Over Vrijheid omschreef John Stuart Mill, één van de meest invloedrijke liberale denkers, dit principe als volgt: „Het enige doel waarvoor macht met recht uitgeoefend kan worden over een lid van een beschaafde gemeenschap, tegen zijn wil in, is om schade aan anderen te voorkomen.”

Het schadebeginsel kun je twee kanten op redeneren: als grond om mensen vrij te laten, maar ook als reden om een ander te begrenzen. Zo beargumenteerde Mill dat de staat een ruime vrijheid van meningsuiting zou moeten garanderen, omdat de schade van censuur veel groter was dan de schade van een onfatsoenlijke of kwetsende uiting. Maar je kan in veel gevallen het omgekeerde betogen, en stellen dat de overheid juist moet optreden om schade te voorkomen. De staat kan niet stilzitten als ons voedsel onveilig is, verkeersregels worden genegeerd of arbeidsmigranten uitgebuit.

In de liberale traditie zijn vrijheid en schade altijd met elkaar verbonden, en het is cruciaal dat te beseffen. De liberale samenleving bevat niet per se een grote speelruimte voor het individu, of een actieve overheid, of juist intensieve sociale controle. Het ligt er maar aan: wie incasseert welke schade, en wat voor vrijheid staat er precies op het spel?

Leve de vrijheidsstrijder die een middelvinger opstak naar God, en de Nederlander zijn privéleven gaf

Die vraag brengt ons naar het recente verleden. De afgelopen veertig jaar is het schadebeginsel namelijk te eenzijdig begrepen: het werd gebruikt als uitdager van gezag, maar te weinig als uitdager van elkaar. Ons land kent een traditie van ‘vrijheid blijheid’ en van ‘ik doe ik en jij doet jij’. Een ander heeft weinig te zeggen over de manier waarop jij je leven leidt, laat staan een betuttelende overheid. Je zou recht hebben op een omvangrijke privésfeer, waarin je zelf bepaalt hoe je ontspant, praat, grapjes maakt, spullen koopt, reist en eet. We leven toch niet in een dictatuur?

Tegelijkertijd is niets normaler dan het gezag te bekritiseren. Om neerbuigend te spreken over de stuntelige overheid, die het land zou overspoelen met bureaucratische oplossingen. Over politici die de burger niet zouden kennen, en die je toch nooit zou kunnen vertrouwen. Als je bij de kapper zit en een balletje opgooit over vliegschaamte wordt het al snel ongemakkelijk. Maar samen de staat verfoeien, daar maak je wel vrienden mee.

Dit eendimensionale liberalisme is niet verrassend, maar een natuurlijk gevolg van twee naoorlogse maatschappelijke ontwikkelingen: de secularisatie en de neoliberale markteconomie. De secularisatie brak het gezag van de kerk af, en het neoliberalisme dat van de staat. De belofte van de jaren zeventig en tachtig was simpel: als kerk en staat iedereen nou maar met rust laten worden we allemaal verdraagzamer en rijker.

Vooral de ontkerkelijking spreekt nog steeds tot de verbeelding. Hoeveel vrijheid heeft onze samenleving wel niet gewonnen, toen men ‘nee’ zei tegen een religieuze autoriteit die zich dacht te kunnen bemoeien met gendergelijkheid en seksuele identiteit? Leve de vrijheidsstrijder die een middelvinger opstak naar God, en de Nederlander zijn privéleven gaf.


Lees ook: De staatsmacht willen begrenzen is niet ‘wappie’ maar liberaal

Vrijheidsroes

Inmiddels blijkt de vrijheidsroes een hoge prijs te hebben. De strijd tegen betuttelend gezag heeft mensen blind gemaakt voor de schade die ze zelf berokkenen. Er is stevig bewijs dat ons consumptiepatroon de leefbaarheid van de aarde bedreigt, en dat met bewuste en onbewuste grappen, stereotypes en gewoontes de vrijheid van minderheden wordt ingeperkt. Je kan een lijn trekken van het n-woord naar racistisch geweld, van fatshaming naar eetstoornissen, van een slokje melk naar mishandelde kalfjes en van een retourtje Bali naar de aantasting van ecosystemen. Gedrag in de soevereine privésfeer heeft tal van publieke consequenties. En daarom moet, veel meer dan we gewend zijn, privégedrag ter verantwoording worden geroepen.

Dat is ongemakkelijk en verontrustend. Ieder mens heeft recht op een autonoom leven, en door elkaar aan te spreken of zelfs tot braver gedrag te verplichten wordt die zelfbeschikking aangetast. Daarom waarschuwt de VVD voor de wetten van woke en zet JA21 progressief klimaatbeleid weg als dictatuur.

Maar dwang en druk kunnen in een liberale samenleving noodzakelijk zijn. Als je bereid bent iets te zeggen over het leven van een ander, gooi je de morele vooruitgang van de afgelopen jaren niet weg. Integendeel: juist de vrijheden die vroeger gewonnen zijn op een intolerante kerk en staat vragen vandaag om bemoeienis met elkaar. Het is namelijk niet genoeg om vrouwen het recht te geven om te werken, als werkende moeders nog steeds gestigmatiseerd worden. Het is niet voldoende om homoseksuelen het recht te geven om te trouwen, als ze op straat nog steeds belachelijk worden gemaakt.

Les van onze tijd

Als mensen hun verantwoordelijkheid niet nemen, holt vrijheid vanzelf uit: dat is de les van onze tijd.

Met religieuze onderdrukking hebben de moderne mores al helemaal niks te maken. Illiberale godsdienst stuurt en knevelt mensen op basis van dogma. De kerk vindt homoseksualiteit een zonde, omdat nu eenmaal in de Bijbel staat dat het huwelijk een zaak is van man en vrouw. Klaar uit. De ‘klimaatpaus’ en de ‘linkse kerk’ spreken daarentegen niet in ondoorgrondelijke leerstukken, maar presenteren argumenten die in een liberale samenleving volstrekt legitiem zijn.

Want welke schade is reëler dan de dreiging van klimaatverandering voor de Nederlandse rivierdelta? Welke schade is concreter dan de onleefbare hitte die landen rond de evenaar treft? Welke schade is echter dan transgenders die gepest worden, vrouwen die zich moeten weren tegen seksuele intimidatie en mensen van kleur die voor Zwarte Piet worden uitgemaakt? Het is bij uitstek liberaal om de samenleving op deze schade te wijzen, en uit te leggen hoe ernstige vergrijpen en catastrofes samenhangen met ogenschijnlijk onschuldige gewoontes.

Dat betekent niet dat alle progressieve voorstellen hout snijden. Woke, klimaatbewuste en diervriendelijke mensen hebben geen universeel en eeuwig gelijk aan hun kant, en kunnen zichzelf zomaar overschreeuwen en de zondige ander in een vrouwenhatend, vervuilend en fascistisch hokje opsluiten. Maar eenieder die hun argumenten wegwuift, en ze afdoet als dictatuur en onderdrukking, heeft van de vrije samenleving geen kaas gegeten.

Laten we het beest in de bek kijken. In onze tijd komt de vrijheid niet ten einde, maar moet hij fundamenteel anders worden verdeeld. De kwaliteit van het leven van toekomstige generaties neemt toe, als wij nu bereid zijn ons consumptiepatroon aan banden te leggen. De levens van miljoenen medemensen knappen aanzienlijk op, als we in onze taal en cultuur diversiteit omarmen. En wie stopt met het nuttigen van vlees en zuivel, bevrijdt hulpeloze dieren uit een ellendig lot.

Gezien de rechten van toekomstige generaties, en van alle mensen en dieren die het stukken minder hebben, is het op z’n minst onwaarschijnlijk dat de gemiddelde Nederlander straks vrijer is dan nu. Hij zal in veel opzichten nooit meer zo vrij zijn als in het neoliberale tijdperk.

Maar die conclusie zou niemand moeten verbazen. De globetrottende, kiloknaller-verorberende, vooroordeel-spuwende burger is té vrij geweest, en heeft zijn verantwoordelijkheid verwaarloosd. Hij vergat dat het goede niet vanzelf komt, terwijl we allemaal vrolijk, argeloos en onbeschaamd ons eigen ding doen. Het goede kost moeite. Het goede heeft een prijs. En die zal in een liberale samenleving gewoon betaald moeten worden.