Autoritje

Marijn de Vries

Toen ik me deze week wéér in winterkleren had gehesen en tegen de storm in fietste, en het ook nog eens begon te stortregenen, wenste ik vurig dat ik lekker warm in een auto zat. Ik was al moe toen ik begon met fietsen. Mijn lijf en leden leken gevuld met watten. Meestal blaast de wind die weg, maar vandaag niet. Ik verlangde naar warmte, wind mee, gedragen worden. Naar de stoelverwarming en dat gevoel van optrekkende warmte via je billen naar de onderrug en langs je ruggengraat omhoog tot in je nek.

Als hier nu een auto langs de weg stond, fantaseerde ik, al lekker voorverwarmd. En dat er dan een grote mok hete thee met veel suiker in het houdertje klaarstond. Dat ik de deur dichttrok om de razernij van wind en regen achter me te laten – hoe heerlijk zou dat zijn. Ik zou mijn ogen even dichtdoen, en mijn vermoeide lijf en leden en de buitenwereld voor een moment vergeten. Ik zou het niet eens merken als de auto zou gaan rijden. Ik zou me laten meevoeren, glijdend door het landschap.

Ik kan me dus zo goed voorstellen dat Joasia Zakrzewski in die auto stapte. Moe en misselijk liep de Schotse atlete de tachtig kilometer lange ultramarathon tussen Manchester en Liverpool, en ze kon de verleiding niet weerstaan. Gewoon eventjes in de auto. Warm worden. Zich beschermd voelen. Ogen dicht. Misschien heeft ze wel helemaal niet gemerkt dat die auto ging rijden en schrok ze zich na vier kilometer kapot. Snel eruit! Hup, verder rennen. Zo stel ik me het gebeurde voor.

Meteen na de finish werd ze gehuldigd als derde, en direct daarna gediskwalificeerd. Het nieuws van haar autokilometers ging de wereld over, en de atlete werd afgeslacht. Joasia Zakrzewski was een valsspeler. Haar sport niet waardig. Als atleet totaal mislukt. Dat ze in februari nog een wereldrecord vestigde met het lopen van de grootste afstand ooit in 48 uur – ze rende 411 kilometer – maakte niets uit. Haar naam, haar reputatie, haar leven; alles ging door de drek.

Alleen de hetze werd verspreid, niet de verklaring, zoals dat bijna altijd gaat. Ik moest goed zoeken om te vinden dat Joasia een lift van een vriend had geaccepteerd omdat ze, moe en misselijk als ze was, ook nog ondraaglijke pijn in haar benen had gekregen. Ze liet zich naar het volgende checkpoint rijden, om zich daar terug te trekken uit de race. De officials vonden dat zonde, want ze was toch al zo ver, en ze was inmiddels weer wat hersteld, dus ze sprak af: ik ren buiten mededinging door.

In de hectiek op de finishlijn kreeg ze vervolgens voor ze het doorhad een beker en een medaille. Geen tijd om tot zichzelf te komen. Geradbraakt en groggy stond ze daar. Flits, foto. Nog voor ze haar verhaal had kunnen doen was de rel al geboren, hij begon als een olievlek uit te drijven, niet meer te stoppen, zoals dat gaat met juicy nieuws.

En zo is haar naam voor eeuwig bezoedeld, want je kunt boenen op die vlek zo hard je wilt, verdwijnen gaat hij nooit meer. Alleen met je rug in de warme autostoel en de ogen dicht kun je het af en toe even vergeten, misschien.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.