Bob Buys herbeleefde dierbare momenten op het schildersdoek

Recensie Beeldende kunst

Expositie Bob Buys was als schilder een handige jongen: dat maakt de beschouwer van zijn werk wat wantrouwig. Maar je laat je voorbehoud varen als je de intense Franse landschappen ziet die hij aan het einde van zijn leven schilderde.

Bob Buys, ‘Gezicht op Saint-Guénolé en de vuurtoren van Eckmühl’, 1969. Olieverf op doek, 51 x 60 cm. Particuliere collectie.
Bob Buys, ‘Gezicht op Saint-Guénolé en de vuurtoren van Eckmühl’, 1969. Olieverf op doek, 51 x 60 cm. Particuliere collectie.

Het Museum Henriette Polak in Zutphen werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw geopend als een wijkplaats voor eigentijdse schilders en beeldhouwers die werkten in de figuratieve traditie van de (post)impressionisten. Kunstenaars die interessante dingen deden, maar weinig aandacht kregen omdat er in die tijd andere dingen in de mode waren: abstractie, experiment, minimalisme, performance. De stromingen die je kent uit overzichtsboeken over de na-oorlogse kunst – en uit andere moderne musea. Wat dat betreft is het Museum Henriette Polak nog steeds een leuke vreemde eend in het Nederlandse museumlandschap: je ziet er altijd iets anders dan elders.

Tegenwoordig deelt het museum een pand met het Stedelijk Museum Zutphen en heeft het enigszins te lijden onder een nieuwe mode, die zich vooral in musea voor regionale geschiedenis manifesteert: een te groot deel van de beschikbare ruimte gaat naar touchscreens en audiovisuele presentaties over het verhaal áchter de kunstcollectie. Toch is die collectie in de resterende ruimte aantrekkelijk gepresenteerd (de kunst blijkt daar gewoon zelf haar verhaal te kunnen vertellen) en er is één zaal voor tijdelijke tentoonstellingen, waarin regelmatig een kunstenaar wordt uitgelicht van wie zich werk in de verzameling bevindt.

Dit voorjaar is dat de schilder Bob Buys (1912-1970), een nu vrijwel vergeten maar bij leven redelijk bekende en actieve figuur, zo blijkt uit de mooi verzorgde catalogus. Behalve kunstenaar was Buys ook veelschrijvend kunstcriticus voor Het Vrije Volk en het Haarlems Dagblad, bestuurslid van de Hollandse Aquarellistenkring en docent aan de Tilburgse kunstacademie en de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam.

Bob Buys, Bretagne, 1969. Olieverf op doek, 55 x 73 cm. Particuliere collectie.

Onhandigheid

Op een getekend zelfportret aan het begin van de tentoonstelling poseert hij als een playboy met een jarenvijftig-filmstersnorretje en een choker om zijn nek. Een handige jongen, dat zie je meteen. Zo handig dat hij zijn onhandigheid in het tekenen van oren en handen grotendeels weet te verbloemen met een zelfverzekerd illustratorenhandschrift.

Door die eerste indruk ben je de rest van de tentoonstelling op je hoede. Verderop hangen nog meer kundige maar onopvallende portretten, van een jonge Rijk de Gooijer bijvoorbeeld en van Buys’ muze, de Spaanse danseres Maria Petrelli. Portretten waarin de kleurvlakken door blauwig groene omtreklijnen zijn begrensd. Die groene belijning was destijds een mode in de onmodieuze kunst.

Ondertussen lijkt het erop dat Buys meer warm liep voor het landschap dan voor de menselijke figuur. Op een stel Amsterdamse stadsgezichten in aquarel en olieverf – opnieuw: kundig, maar niet echt onderscheidend – volgen de latere, licht- en kleurrijke Franse en Spaanse landschappen waardoor je je alsnog gewonnen geeft. Je kijkt vanaf een rotskust met de schilder mee de diepte in, naar de Middellandse Zee. Je wandelt met hem over een stoffig zandpad richting een Catalaans dorp met rode pannendaken. Op een schilderij uit 1969 voert een stil strand van zand en stenen aan de Bretonse kust van vlak voor je voeten door een warme atmosfeer naar de verte. En in een gezicht op Saint-Guénolé uit datzelfde jaar ligt het havenstadje onder een vurig oranje avondlucht, die des te gloeiender is door het koele blauw in het ondiepe water tussen de rotsen op de voorgrond.

Buys schilderde de laatste twee landschappen thuis in Amsterdam, naar eerder gemaakte schetsen en naar de herinnering, want hij was in 1969 te ziek om nog ver te kunnen reizen. In 1970 overleed hij aan longkanker, 58 jaar oud. In de twee Bretonse kustgezichten speelt het vertoon van handigheid niet zo’n rol meer. Het is Buys menens: hij probeert dierbare plekken en momenten van zijn hoofd naar het doek te verhuizen. Hij herbeleeft ze, en wij leven mee. De schilderijen zijn nog in particulier bezit en het is te hopen dat ze op den duur door het Museum Henriette Polak kunnen worden verworven. Vooral voor een minor master als Bob Buys is het van belang dat hij met zijn beste werk in het openbaar kunstbezit vertegenwoordigd is.


Beeldende kunst Naar een museum? Dit zijn de beste exposities die je nu kunt zien