Het precariaat? Dat ben je zelf

Klassenstrijd | Essay Voor solidariteit is het nodig te erkennen dat we veel met elkaar gemeen hebben, betoogt .
Illustratie
Illustratie Cyprian Koscielniak

Vorig jaar zomer stierven kokkels in de Waddenzee massaal door opgewarmd water, de winter bracht op veel plekken in Europa niet genoeg regen. Overal in Europa staan verworvenheden als pensioenen, een leefbaar salaris en gezondheidszorg onder druk.

In de jaren negentig zeiden sommigen nog dat Nederland ‘af’ was. De verzorgingsstaat leek uitgebouwd, steeds meer mensen werkten betaald, de grenzen van ons land werden steviger verdedigd. ‘Wij’ zaten goed. Natuurlijk, er was nog werk te verrichten, maar dat betrof toch vooral wat onderhoud en werk over de grenzen heen: in het project Europa of elders in de wereld.

Hoewel weinigen nu nog zullen zeggen dat Nederland ‘af’ is, zijn velen er nog wel van overtuigd dat er veilige plekken zijn. Dat, als we maar stevig doorwerken, onze dijken hoog genoeg maken, ons geld op de juiste manier investeren of een koophuis weten te bemachtigen, wijzelf en onze kinderen gespaard zullen blijven.

We hadden van de coronapandemie kunnen leren dat crises op ons allen een grote impact hebben, al is deze zeer ongelijk verdeeld. We weten dat de klimaatcatastrofe ons allen zal raken, al zullen ook daar grote verschillen zijn.

Iedereen is kwetsbaar, maar sommigen zijn beter beschermd.

Maar in Nederlands beleid en in het onderzoek dat daaraan ten grondslag ligt, is juist niet iedereen kwetsbaar. Daar is kwetsbaarheid een eigenschap geworden van een ‘bevolkingsgroep’ of zelfs van een ‘klasse’. Kwetsbaarheid hoort bij deze mensen; het is een gebrek aan capaciteiten, aan netwerk, aan gezonde levensstijl – maar het is hoe dan ook een gebrek.

Gedeelde kwetsbaarheid

Dit helpt onze gedeelde kwetsbaarheid te vergeten. Iedereen die dit leest leeft nog omdat we konden en kunnen rekenen op de zorg van anderen. Omdat we gebruik kunnen maken van schoon drinkwater, fietspaden, gezondheidszorg, onderwijs. Niemand overleeft alleen, hoeveel ideologie over onafhankelijkheid, weerbaarheid en veerkracht er ook over ons wordt uitgestort.

Ook politiek links denkt graag in termen van ‘kwetsbare groepen’. Daar moeten we dan ‘verantwoordelijkheid’ voor nemen. Of we moeten de ‘kloof’ verkleinen. Dit denken is zo alomtegenwoordig omdat het voor veel mensen comfortabel is. Degenen die ‘de kloof’ hekelen, kunnen zichzelf voorstellen als aan de juiste kant van de kloof. Daar waar het veilig is, waar buffers zijn en bescherming mogelijk is.

Vanaf die veilige kant van de kloof maken zij zich zorgen over de ander: mensen in de arme stadswijken, migranten en ‘het precariaat’. Zij zijn vaak niet wit en dat is precies het punt. Zo kan een verhaal worden verteld over een goede kant van de kloof waar witte mensen het nog goed hebben, al benoemen we dat vaak niet. Mensen van kleur zijn dan al gauw een bedreiging voor die verworvenheden.

Voor mensen die het kunnen geloven levert de kloof een prettige geruststelling op. Niet alleen heb je het in dit wereldbeeld niet zo rottig als de ander, ook kun je jezelf feliciteren. Je behoort immers tot het soort mensen dat zich om anderen bekommert die het niet zo goed hebben.

Lees ook: Hoogopgeleide maakt in Nederland de dienst uit

De ‘kwetsbare klasse’

Begin deze maand bracht het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) het rapport ‘Eigentijdse ongelijkheid’ uit. Verschillen in Nederland, zo zeggen de onderzoekers, zijn te verdelen in zeven klassen: de werkende bovenlaag, de rentenierende bovenlaag, jongere kansrijken, werkende middengroepen, laagopgeleide gepensioneerden, onzekere werkenden en het precariaat.

Het precariaat, de ‘kwetsbare klasse’, bungelt onderaan. Deze groep kenmerkt zich door een lager opleidingsniveau, een ongezondere leefstijl, lagere inkomens, minder hulpbronnen in hun sociale netwerk en een gebrek aan ‘aantrekkelijkheid’, in esthetische zin. En een hogere Body Mass Index: ze zijn nog ‘te dik’ ook. De zorg is dat deze mensen, met al hun ‘kwetsbaarheid’, niet meer mee kunnen in de geavanceerde maatschappij.

De bovenste groepen in de lijst van het SCP kunnen opgelucht ademhalen. Zij zitten nog goed, hoeven alleen hun positie te verdedigen. Zo bezien is de kloof, of het precariaat, ook een dreigement. Het is duidelijk onveilig om aan de andere kant van de kloof te belanden. Dat resulteert in het verstevigen van de eigen positie: in stemgedrag, in bestedingen en in de drive altijd weer meer te werken.

Het leidt er ook toe dat de ander als een bedreiging wordt gezien. Zijn de verworvenheden van de ‘bovenlaag’ schaars, dan kan iedereen die daar óók aanspraak op maakt een bedreiging vormen – hoe vaak we ook zeggen de verschillen te willen verkleinen. Als alles een wedstrijd is en je bij de winnaars hoort, ben je bang om de volgende keer te verliezen.

Actief beschadigd

In het denken over het precariaat vergeten we vaak hoe mensen ‘precair’ zijn geworden. Mensen die nu het meest zichtbaar kwetsbaar zijn, zijn vaak het minst beschermd en bovendien actief beschadigd. Door een baan die hen zo uitput dat er nergens anders ruimte voor is, door een huis waar de vochtigheid hun gezondheid bedreigt, door een overheid die hen in de schulden stort.

Of zijn we het Toeslagenschandaal alweer vergeten?

Het probleem is: solidariteit gaat niet over zorgen voor een groep die het op ‘alle criteria’ ‘slechter’ doet, terwijl we onszelf met de eigen positie feliciteren. Solidariteit gaat niet over het identificeren van steeds weer nieuwe gebreken bij deze groepen. Solidariteit gaat niet over zorgen dat mensen die niet mee kunnen wel ‘de aansluiting’ vinden. Aansluiting bij wat, bij wie en hoeveel moeten mensen eigenlijk veranderen om erbij te mogen? En gaat dat ooit mogelijk zijn?

Solidariteit gaat wel over begrijpen dat er een relatie is tussen de eigen positie en die van de ander, over begrijpen hoe onze levens verschillen en we toch veel met elkaar gemeen hebben.

In het bijzonder gaat solidariteit over het begrip dat we allemaal leven en lijden onder de condities van kapitalisme. Of, zoals de Amerikaanse denker en dichter Fred Moten zegt: „I don’t need your help. I just need you to recognize that this shit is killing you, too, however much more softly, you stupid motherfucker, you know?

Solidariteit betekent dat je begrijpt dat je burn-out, je zoektocht naar een huis of de studieschuld van je kinderen, verbonden is aan het lot van ‘het precariaat’. Dat we allemaal kwetsbaar zijn en zorg verdienen. En dat er bepaalde bedrijven, overheden en mensen zijn die aan onze kwetsbaarheid verdienen en er veel baat bij hebben dat wij solidariteit niet krachtiger vormgeven. Sommigen van hen zijn immers zeer rijk, juist omdat anderen arm zijn. Amazon-baas Jeff Bezos zei bij de viering van zijn raketlancering niet voor niets tegen zijn klanten en onderbetaalde werknemers: „You guys paid for this.

Illustratie

Cyprian Koscielniak

Als we dan toch in termen van klassen spreken, laten we het dan ook hebben over een klassenstrijd, een strijd tussen de meesten van ons en de 1 procent die aan ons verdient. Want precarisering raakt ons allemaal. Met onze pensioenen wordt gespeculeerd, en wonen, werk en toegang tot zorg zijn voor de meesten van ons onzekerder geworden. Zo was het begrip ‘het precariaat’ ook ooit bedoeld: een strijdkreet voor de organisatie van allen die kwetsbaar en onzeker zijn in onze economie.

In de 1 mei-demonstraties in het zuiden van Europa gold aan het begin van deze eeuw ‘het precariaat’ als de aanduiding voor alle mensen die niet zonder meer een industriële werkende klasse of een proletariaat kunnen worden genoemd, maar die wel werden uitgebuit: kinderopvangmedewerkers, kamermeisjes, postbezorgers, ongedocumenteerde migranten, wetenschappers, vertalers, beveiligers, zorgpersoneel. Het was een manier om te zeggen: wij, de mensen die worden uitgebuit, moeten ons verbinden om een andere wereld mogelijk te maken. Sociologen hebben door toe-eigening het begrip vakkundig van deze politieke lading ontdaan. Zij maakten de vertaling van het precariaat als begrip in sociale mobilisatie naar het precariaat als bevolkingsgroep.

Lux et Libertas Lees ook: De praktisch opgeleiden hebben hun stem laten horen

Strijdkreet

Het precariaat is zodoende niet langer een strijdkreet voor een andere wereld, maar een categorie in de bevolking waar beleid op moet worden losgelaten.

Intussen blijft het dreigement ‘zorg dat je aan de ‘juiste’ kant blijft, anders val ook jij om in een onzekere wereld’ bestaan. Dat weerhoudt ons ervan te stoppen met buffelen. We werken plichtsgetrouw door, ook al weten we dat we zo de mogelijkheden verkleinen om op deze aarde te leven, en dat we andere dieren meenemen in de destructie. We doen niet wat we moeten doen: stoppen, ademhalen en nieuwe werelden verbeelden.

Voor solidariteit is het nodig te erkennen dat de meesten van ons worden bestolen. Dat we veel met elkaar gemeen hebben en dat we elkaar nodig hebben. Op basis van die erkenning, wetende dat we verschillend zijn, kunnen we bouwen aan een nieuwe wereld en kunnen we de strijd aangaan. Dan moeten we stoppen met onze ijverige bijdragen aan de vernietiging van leefwerelden. Onze uitputting, hoe verschillend ook, is verbonden met die van de aarde. Bescherming bij elkaar vinden we in dat besef.

Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!

Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.

Als uw brief gepubliceerd wordt, dan nemen we per e-mail contact met u op. Anonieme brieven en brieven die aan verschillende media zijn gestuurd, plaatsen wij niet. De opinieredactie kan uit uw brief citeren in de zaterdagrubriek ‘Inbox van de redactie’.