Kleine sadistjes laten in ‘Speelplaats’ een volwassen verdorvenheid zien

Recensie Theater

Locatietheater In ‘Speelplaats’ van theatercollectief Dood Paard tonen kinderen de volwassen neiging om anderen te domineren. „Oorlog, daar word je schoon van.”

Scène uit de voorstelling ‘Speelplaats’ van theatercollectief Dood Paard.
Scène uit de voorstelling ‘Speelplaats’ van theatercollectief Dood Paard. Foto Sanne Peper

Wat geeft het toch een plezier als theater zich afspeelt op locatie. Verblijven op een nieuwe, onontgonnen plek voegt direct een avontuurlijke impuls toe aan de avond. Bij Speelplaats van theatercollectief Dood Paard zitten toeschouwers op de eerste verdieping van een verzamelgebouw in Amsterdam Nieuw-West, voor het raam, uitkijkend op een parkeerplaats en een bouwplaats. Met op hun hoofd een koptelefoon, zodat de acteurs op honderd meter afstand onder hen via zenders goed verstaanbaar zijn.

Al vanaf de eerste zinnen laat Rob de Graaf, auteur van het stuk, horen dat hij een verraderlijk, dubbelzinnig vertelperspectief hanteert in Speelplaats. De jongen die op zijn mountainbike het blikveld binnenrijdt, vertelt over de geuren die hij ruikt, maar die hij niet kan benoemen: „Later pas zal ik de namen leren kennen. Nu ik nog een kind ben, ken ik zulke namen niet.”

Want Speelplaats gaat enerzijds vrij letterlijk over vijf buitenspelende kinderen en hun kinderlijk geruzie, maar hun vaak verfijnde taalgebruik, vol filosofische en wijsneuzige aforismen onthullen een volwassen bewustzijn en de hand van een gelouterd auteur (de onvermoeibare De Graaf, 71 jaar, schreef inmiddels meer dan honderd toneelteksten).

Lees ook: Twee acteurs wagen zich aan stand-up: ‘Het lukt ons niet. En dat is dan weer grappig’

Parabel

Belicht door lampen op hoge palen wordt er een kuil gegraven in het zand en met linten gezwaaid, maar serieus oorlogje spelen, al is het onderling, is een favoriete bezigheid. Speelplaats ontpopt zich als een knappe, veelkantige parabel over macht en machtswellust. Met de bijkomende vraag: is dit nog spel of zien we hier het essentiële kwaad in de mens?

Fantaseren over wat ze gaan doen als ze de baas worden, is wat deze kinderen het liefst doen. Vanuit het kinderlijke motief om aan het gezag van ouders te ontsnappen, maar met de venijnige ambitie om anderen te commanderen. Meerdere malen hanteren de bazigsten dezelfde onderhandelingstactiek: als ik dit doe voor jou, dan moet jij daarna alles doen wat ik zeg. Waarbij ze niet terugdeinzen voor sadistische plannetjes: „Als je een stok hebt, dan moet je slaan. Anders klopt de wereld niet meer.”

Wat Speelplaats ook laat zien, is hoe moeilijk het is je te ontworstelen aan die dynamiek. De kinderen die willen spelen zonder anderen buiten te sluiten of te manipuleren, delven het onderspit. Zelfs het verlangen naar saamhorigheid wordt verpakt in dreigementen. „Als ze weten dat we verdeeld zijn, dan maken ze ons dood. Oude mensen doen dat”, zegt Wouter – gespeeld door Manja Topper, die met haar kraakheldere tekstbehandeling, met een randje dreinerigheid, perfect de balans tussen kind en volwassene bewaart.

Ondanks de vele mooie zinnetjes („Oorlog, daar word je schoon van”) zijn de ontwikkelingen in de groep te klein om negentig minuten lang te boeien. Hetzelfde gaat op voor wat er te zien is: het draven en hangen van de kinderen. En dan ga je het voelen, want o ja, theaters hebben niet voor niets stoelen met een leuning.

Scène uit de voorstelling Speelplaats van theatercollectief Dood Paard.
Foto Sanne Peper