N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Joyce Roodnat Bij het overlijden van Wim de Bie weet Joyce Roodnat weer: twee-eenheid-duo’s zijn magisch, stof voor sprookjes.
Even vlogen overal de oneliners en grappen van Wim de Bie in de rondte, met op nummer 1 de sketch met de metaforen voor neuken. Meneer Foppe stond op 2, de kwaaie moederszoon op 3. Complete dialogen worden opgedist, kloppend tot op ieder woord, tot op iedere adempauze zelfs. Ik glimlachte, och, ik gunde de glunderende spreker zijn laatste saluut. Maar zo’n imitatie is altijd flets en gênant. Buiten dat, Wim de Bie was meer dan zijn gesproken of gezongen woorden. Hij was zijn performance. En hij was ook Kees van Kooten. Die schreef in een ontroerend stuk dat hij met De Bie een broer verloren had. Ja, een broer, zij het wars van rivaliteit, drijvend op wederzijdse bewondering.
Twee-eenheid-duo’s zijn magisch, stof voor sprookjes. Winnetou en Old Shatterhand, Kuifje en Bobbie. Laurel en Hardy. Mick en Keith. Kees en Wim. Bram en Freek. Ze kennen elkaar van jongsaf, bestaan voor elkaar. En wij mogen meegenieten.
Cherry Duyns en Armando. Een twee-eenheid, maar ook goed voor afzonderlijke furore. Armando, schrijver, beeldend kunstenaar, violist, vriend van Cherry Duyns. Cherry Duyns, documentaire-filmer, schrijver, vriend van Armando. Een zichtbare vriendschap sinds Herenleed, 25 jaar op de tv en op een gegeven moment ook in het theater. Geadoreerd duo, en terecht. Ik probeer me nu te herinneren hoe de dood van Armando resoneerde, in 2018, nog geen 5 jaar geleden. Er was rouw, maar werd er geciteerd uit Herenleed? Het is er uitermate geschikt voor. Misschien, maar dan niet zo fanatiek dat het bleef hangen.
Lees ook: Cherry Duyns en Armando in gesprek over leven met een vraagteken
Als de helft van een magisch duo sterft, wat doet de andere helft dan? Meestal niets. Cherry Duyns wel. Hij maakte een boek, het heet: Ik bel je wel als ik dood ben. Het bestaat uit fragmenten van hun gesprekken. Dat is een waagstuk, want het vat de vriendschapsromance samen van twee mannen die op het krampachtige af geen gevoel willen prijsgeven. En toch krioelt het ervan. Hoe dan? Doordat Duyns de taal hanteert alsof hij muziek maakt. Hij herdenkt zijn vriend met een potje literaire jazz.
Ik wist niet dat dat kon, maar het kan. En hoe, dit boek is opgebouwd uit ritmische taalbouwsels met uitzinnige uitschieters. Je ziet ze staan, Armando met zijn viool, Duyns met zijn… ja met wat? Een tenorsax en soms een fagot, althans zo zie ik dat. Hij leidt met vragen, herinneringen, opmerkingen waar Armando op improviseert. Regelmatig schieten ze uit in syncopes, dan hebben ze de slappe lach. Motieven zijn de Tweede Wereldoorlog, Armando’s schilderslust, hun liefde voor kunst en elkaar (jawel!). Sommige verhalen keren terug en terug, steeds net een beetje anders, telkens een stapje verder. En als bij ieder goed jazz-stuk veer ik op. Ben benieuwd hoe het nu weer zal klinken.
Tegen het einde van het boek worden Armando’s solo’s snerpender. En dan. „[Stilte]” klinkt het. Als toegift volgt van allebei nog één woord. Hetzelfde woord, dezelfde noot.