Regisseur Jessie L’Herminez focust op de humor in Dea Lohers ‘Dieven’

Recensie

Theater

Theater Door het groteske spel komt er veel focus te liggen op de humor in Dea Lohers collagestuk Dieven. Maar daardoor raakt de inherente tragiek van haar personages enigszins ondergesneeuwd.

Door de personages vast te snoeren in strak gechoreografeerde bewegingspatronen, benadrukt regisseur Jessie L’Herminez hoe beperkt hun bewegingsvrijheid is.
Door de personages vast te snoeren in strak gechoreografeerde bewegingspatronen, benadrukt regisseur Jessie L’Herminez hoe beperkt hun bewegingsvrijheid is.

Foto Sanne Peper

De personages in het oeuvre van de Duitse toneelschrijver Dea Loher zijn vaak met elkaar verbonden door hun isolement. Dieven (2011) draait om een groep dolende mensen die elkaar proberen te ontmoeten, die allemaal worstelen met angsten en verlangens, daarin ontzettend op elkaar lijken maar niet bij machte zijn hun worstelingen met de ander te delen.

Twee jaar geleden toonde regisseur Jessie L’Herminez (1990) in Ionesco’s Stoelen – haar eerste voorstelling bij Toneelschuur Producties – een voorliefde voor personages die hun overwoekerende eenzaamheid het liefst toetsen aan een ander. Ze viel op met een uitgesproken fysieke, beeldende signatuur: zeer gedurfd voor een jonge maker, en daarom alleen al de moeite van het volgen waard.

Ook in haar enscenering van Dieven blijft L’Herminez categorisch weg van realisme: ze kiest voor een vervreemdende speelstijl, die identificatie met de personages bewust bemoeilijkt. In een statische cadans schuiven de (genderblind gecaste) personages tussen de coulissen, vastgesnoerd in strak gechoreografeerde bewegingspatronen, hun zinnen vaak frontaal op de zaal declamerend. Daarmee benadrukt de regisseur hoe beperkt de bewegingsvrijheid van deze personages is. Binnen die vastomlijnde kaders wordt het extra moeilijk elkaar te ontmoeten.

Dat zijn interessante keuzes, die over de linie wat al te volhardend zijn doorgevoerd. L’Herminez brengt een vooral monotone cadans aan in Lohers muzikale taal. Vermoeiend is daarbij het projectiescherm op het achtertoneel, waarop kunstenaarscollectief Pensive Vivifier gedurende de hele voorstelling verwrongen, fluïde videobeelden op de kijker afvuurt: in elkaar overlopende beelden van onder meer industrie, huizen, natuur of ingewanden, die steeds nét veranderen voordat ze in hun eigenlijke plooi vallen. Het herinnert de kijker ten overvloede en nogal opzichtig aan een doordenderende wereld buiten de arena van de personages, dichtbij maar onbereikbaar.

Andermaal toont L’Herminez zich een zeer stijlvast regisseur die haar vormkeuzes consequent doorvoert. Dat is evengoed een kwaliteit als een tekortkoming. Door het groteske spel komt er veel focus te liggen op de humor in Lohers collagestuk. Maar daardoor raakt de inherente tragiek van Lohers personages enigszins ondergesneeuwd.

Er gaat veel diepgang en dynamiek verloren. Want niet alle spelers weten binnen de beperkingen die de regisseur hen oplegt, reliëf aan hun personages te geven. Als dat wél lukt – bijvoorbeeld als Nanette Edens als hoogbejaarde man mentaal instort vanwege het verlies van zijn zoon – is deze Dieven op zijn best, juist omdat je niet berekend bent overvallen te worden door verdriet dat zo intens is, en zo vreselijk eenzaam.