N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Hulpverlening Staatssecretaris Maarten van Ooijen vindt dat jongeren te snel naar jeugdzorg worden gestuurd. Professionals vinden eerder dat ze te laat komen. „Ze hebben wel echte problemen.”
Twee zusjes, van acht en tien jaar. Hun ouders liggen in scheiding maar wonen al maanden noodgedwongen onder één dak. Ze kunnen, in Amsterdam, geen tweede woning vinden. De spanning in huis is om te snijden. Het ene meisje is heel brutaal geworden en heeft steeds driftbuien. Haar zusje is juist stil, trekt zich terug, valt zo min mogelijk op.
Het is maar één voorbeeld uit de overvolle praktijk van gezinstherapeut en kinderpsycholoog Marijke van de Laar. Zij schudt de oorzaken voor de toename van psychische problemen bij kinderen en tieners uit de mouw: hard werkende ouders, stress, scheidingen, prikkels, drukte, volle dagen, veel kinderopvang, en de druk om prestaties te leveren op school. „Er is meer verwaarlozing dan bij eerdere generaties. Sommige kinderen staan er echt alleen voor.”
Net als staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS, ChristenUnie) vindt Van de Laar het „absurd” dat 1 op de 7 jongeren in Nederland professionele psychische hulp krijgt. „Maar ze hebben wel échte problemen, zegt zij. Aanstellerij is het niet.
Ouders moeten minder snel professionele hulp inroepen voor hun kinderen, zei Van Ooijen vorige week in het AD. De vraag naar diagnoses en therapie is veel te groot voor het hulp-aanbod, de kosten voor gemeenten en verzekeraars stijgen de pan uit en bovendien: sinds wanneer is Nederland een land met zo veel psychisch labiele jongeren? Volgens Van Ooijen moet de samenleving zich de vraag stellen waarom „zoveel jongeren gestresst en eenzaam” zijn, in plaats van „altijd maar naar jeugdzorg te wijzen”.
Dat kwam hem op kritiek te staan. Want voor de verantwoordelijk bewindsman voor jeugdhulp lijkt het erg makkelijk om groeiende wachtlijsten te bestrijden door te zeggen dat te veel mensen voor wissewasjes hulp willen. Van Ooijen dekte zich meteen in: „Ik weet dat de eerste reactie zal zijn: de overheid wil alleen maar bezuinigen! Maar hé: 25 jaar geleden kreeg 1 op de 27 kinderen jeugdzorg (en professionele hulp, red.), nu is dat in sommige steden al 1 op de 6.”
Toegenomen druk
Het percentage jongeren met psychische problemen is de laatste jaren zo sterk toegenomen, dat je de gestegen hulpvraag niet kunt afdoen met ‘men zoekt bij het minste of geringste hulp’ of ‘er wordt makkelijker over gepraat dan vroeger’, zegt Gonneke Stevens, hoogleraar Adolescent Health and Wellbeing aan de Universiteit Utrecht.
Uit het Health Behaviour in School-aged Children-onderzoek, waar Stevens bij betrokken is en dat al twintig jaar uitgevoerd wordt op 150 scholen in het land, blijkt dat vooral na 2017 het psychisch welzijn van de jeugd kelderde. In groep acht had in 2017 14 procent van de meisjes „emotionele problemen”, vier jaar later was dat 33 procent. Op de middelbare school stegen die percentages van 28 procent tot 43 procent van de meisjes in 2021. Dat was overigens midden in de coronapandemie.
Gevraagd naar „druk door schoolwerk” antwoordde in 2001 19 procent van de meisjes en 13 procent van de jongens op de middelbare school dat ze daar onder leden. Twintig jaar later was het 54 procent en 36 procent. Stevens: „De druk om zo ‘hoog mogelijk’ te scoren op school is groter dan vroeger. Die komt van ouders, de school en de maatschappij. ‘Alles uit jezelf halen’. We hebben sterke aanwijzingen dat deze toegenomen druk door schoolwerk heeft geleid tot meer psychische problemen.”
Niet iedere jongere hoeft naar de psycholoog
Kinderen hebben sociale netwerken nodig, onderstreept gezinstherapeut Marijke van de Laar. Rust, reinheid, regelmaat en veel vertrouwde mensen om zich heen. Maar veel sociale banden zijn goeddeels verdwenen, zegt ze. „Families wonen ver uit elkaar. Iedereen werkt, kinderen gaan veel naar de buitenschoolse opvang, en zijn aan het einde van de dag doodmoe. En dan hup, hup naar huis, snel eten en naar bed”, schetst Van de Laar. De ouders zijn ook moe.
Als kinderen door een scheiding, pesterijen op school, de prestatiedruk of iets anders in psychische nood komen, hebben ze zo’n sociaal netwerk nodig. Dat er vaak niet is. „Je hebt als kind mensen nodig tegen wie je kunt zeggen dat je je niet goed voelt. Ik vraag mijn cliënten vaak waarom ze dat niet bij hun ouders doen. Ze antwoorden dat ze niet durfden, omdat ze hun ouders niet wilden belasten en die ‘hadden het al zo druk’. Als je je angsten en gevoelens niet kunt delen, dan ga je het opkroppen, vóór je houden.”
Dat kan erg uit de hand lopen. Volgens Marijke van de Laar moet de jeugd niet later maar juist éérder hulp krijgen: „Ze komen nu vaak te laat bij een therapeut. Als ze al helemaal aan het automutileren zijn.” En de ouders dan? „Die hébben het vaak echt druk. Er moet gewerkt worden, gepresteerd, geld verdiend.”
Lees ook: ‘Ouders, geef kinderen eens wat rust’
De huisarts in plaats van de buren
Vaak kennen ouders geen ander adres om hun zorgen over de kinderen te bespreken, dan bij de dokter. „It takes a village to raise a child is een mooie uitspraak, maar zo doen we het niet meer”, zegt Ruth Peetoom, voorzitter van GGZ Nederland: „Men gaat naar de huisarts met dingen waarmee men vroeger naar de buren zou gaan. Ik wil er niet sip over doen. Het is ánders.”
Zorgen jongeren met lichte mentale problemen er dan voor dat er gebrek aan zorg is voor jongeren met zware problemen, zoals Van Ooijen zegt? „We zijn het natuurlijk eens met de staatssecretaris dat niet elke jongere naar een psycholoog zou hoeven”, zegt Peetoom.
De branche is momenteel met de overheid in gesprek over de manier waarop jongeren de hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. „Soms is de ggz de juiste weg, maar vaak zijn dat ook andere vormen van ondersteuning. Maar dat de staatssecretaris nu de focus legt op het afbakenen van de zorg, terwijl er nog geen sprake is van concrete en afdwingbare afspraken over die noodzakelijke hulp, helpt niet in deze discussie.”