N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Lezer, ik moet iets ophelderen: ik ben geen columnist. Laatst werd ik in de aankondiging van een lezing NRC-columnist genoemd, en toen heb ik de organisatie gemaild dat ik dat niet wilde. Doe maar gewoon ‘schrijver en filosoof’, schreef ik (dat dekt ook niet precies de lading maar ik voel me in die omschrijving beter thuis).
Ik schrijf te weinig columns om me columnist te noemen – ik doe het serieus, maar naast mijn echte werk. Ook zijn de stukken die ik hier schrijf eigenlijk geen columns. Ik associeer columns met meningen en het is niet mijn bedoeling om mijn mening te geven. En ik werd aangekondigd als ‘NRC-columnist en UvA-onderzoeker’, waardoor het lijkt alsof een krant en een universiteit de waarde van mijn werk bepalen terwijl ik zo hard voor mijn vrijheid heb gevochten.
Ik heb er überhaupt een hekel aan als mensen mij definiëren. Ik definieer mezelf ook liever niet. Ik heb al genoeg te doen, maar ik heb ook helemaal geen zin om me aan een bepaalde identiteit te houden. Vrijheid is ook van vorm kunnen veranderen en verschillende dingen tegelijk kunnen zijn.
Wie zichzelf of een ander definieert zegt niet alleen iets inhoudelijks over diegene. Het definiëren is een ingreep in de werkelijkheid: het plaatst iemand in een bepaalde categorie. Soms is dat handig, soms onnodig, soms gewelddadig. Hoe de categorie wordt afgebakend telt ook: denk aan witte filosofen die de definitie van zwartheid bespreken, of mannen en vrouwen die zich in de krant over non-binariteit uitspreken. Het perspectief vanuit de geleefde ervaring mag in zo’n discussie niet ontbreken – qua kennis niet en omdat mensen moreel recht hebben om mee te spreken als het over henzelf gaat.
Definiëren hangt vaak samen met stereotyperen, bij groepen horen vooroordelen
Dit geldt voor de andere dieren net zo goed, daarom zijn veel discussies over hun capaciteiten (zoals ‘hebben dieren bewustzijn?’) volkomen oninteressant. Het definiëren zegt meer over de vooroordelen van de menselijke wetenschappers in kwestie dan over de dieren.
Definiëren hangt namelijk vaak nauw samen met stereotyperen, want bij groepen horen vooroordelen. In Justice and the Politics of Difference beschrijft filosoof Iris Marion Young stereotyperen als paradoxale onderdrukking: mensen worden tegelijkertijd zichtbaar als lid van een groep, als afwijkend, en onzichtbaar omdat ze tot die groep behoren. Leden van de dominante groep zijn daarentegen individuen. Eén verhaal overschaduwt alle mogelijke verhalen over iemand. (Je vindt dit mechanisme overal terug, bijvoorbeeld ook in de literatuur. Zeker Nederlanders hebben bij het lezen voornamelijk oog voor het verhaal, en missen daardoor waar een boek over gaat.)
Zelfdefinitie lijkt de tegenhanger hiervan, maar hoe mensen zichzelf definiëren volgt momenteel juist vaak een kapitalistisch schema. Veel mensen denken een identiteit te hebben, in plaats van dat ze iemand zijn. Maar je identiteit is niet je eigendom, het is de doorlopende wisselwerking tussen jou en de wereld. Het idee van bezit leidt tot woede bij verkeerd definiëren, en soms tot dogmatisch groepsdenken.
Niet alleen sociale processen vormen identiteiten. In het artikel ‘#Proudofthefarmer’ laten Anke Bosma en Esther Peeren zien hoe het beeld van de authentieke Nederlandse boer in de boerenprotesten mede gevormd is door de agro-industrie.
Helder denken begint met onderzoeken hoe je gedachten zijn gevormd. Dat brengt me terug naar de column, waarin meningen regelmatig als gegevens worden gebracht. Dat is saai en het verspert de weg naar twijfel en vraag, twee zaken die niet alleen van kritisch belang zijn maar ook het nieuwe kunnen inhouden, en dus de hoop. Tot zover mijn column voor vandaag.