Op een dag belde de kleuterjuf van onze jongste zoon op met de vraag of we langs konden komen. Het geval wilde dat onze zoon al een maand lang iedere dag een zelfbedachte mop vertelde. Het was een opvallend saaie, langdradige mop – dat waren we met de juf eens. „Ik weet niet zo goed wat ik ermee moet. Elke dag lach ik vriendelijk om de mop, maar ik word er gek van. Hoe pakken jullie dat aan?” Lach er gewoon niet om, antwoordden we.
Het probleem was snel opgelost: de juf lachte niet meer en onze zoon dacht niet meer dat hij de juf elke dag aan het lachen moest maken. Mijn zoon en ik hielden aan het voorval een diepe bewondering voor een goede mop over.
Een goede mop is zeldzaam. Het gaat niet alleen om de clou en de taal, maar ook om timing, de pauze voor de clou en vooral niet zelf lachen tijdens je mop. Hoe ernstiger je de mop vertelt, hoe beter die uitpakt.
Een moppenboek is daarom eigenlijk ongeschikt, maar mijn zoon en ik hebben desalniettemin een zwak voor de moppentrommels in Donald Duck. Het goeie van die moppen is dat er tussen de belegen grappen (moppen met een baard, zoals dat heet) ook enkele tussen staan die met hun tijd mee zijn gegaan. Met een beetje goeie wil kan je de tijdgeest in een mop terugzien.
Hoe zit dat met het De zoete zusjes Moppenboek 2, waarin Janna en Saar vaak de hoofdrol in de mop spelen? Het gezin De Zoete (moeder Hanneke schrijft, vader Benjamin maakt grapjes, en de kinderen zijn broer Bram en de zusjes Saar en Janna) is bekend van hun filmpjes op YouTube, waarin ze aan ruim 600.000 abonnees geheimen en verhalen vertellen, of waar de kinderen een 24-uurs-challenge aangaan. Het is misschien wel het populairste internetgezin van Nederland, deze wannabe Kardashians uit Ede. Om de populariteit vast te houden, vragen ze in elk filmpje even op het duimpje omhoog te klikken.
Dankzij de filmpjes zijn de boeken met de Zusjes populair. Hanneke de Zoete kreeg vorig jaar al een Gouden Boek – dat wil zeggen dat er meer dan 75.000 exemplaren van zijn verkocht – voor De Zoete Zusjes zoeken een schat, en begin deze maand ontving ze er een voor het eerste moppenboek. Ook deel twee doet het goed, en staat deze week op de tweede plek van de CPNB top-60 van bestverkochte boeken.
Wat is nu een typische Zoete-zusjes-mop? „Janna zegt: ‘Weet je wat me nou echt gaaf lijkt. Om ooit van mijn leven op Mars te staan.’ Zegt Saar: ‘Nou dan vragen we toch of mama er eentje voor je wil kopen?’” Er zijn er meer dan honderd met een nog langere baard. En er zijn raadsels: „Wat is groen en het drijft”. Antwoord: „een sperzieboot”.
Het lachen was mijn zoon en mij vergaan, dus keken we maar even naar de tijdgeest. Blijkt dat deze moppen een bijdrage willen leveren aan de instandhouding van het romantische beeld van de boerderij. Neem deze: „Een vogel zegt tegen een koe in de wei: ‘In mei legt elke vogel een ei.’ Antwoordt de koe: ‘Wat saai, ik leg elke dag een vlaai’.” Lachen, gieren, brullen om die stikstof.
Op 18 juni 1950 verbetert Foekje Dillema het nationaal record op de 200 meter van Fanny Blankers-Koen. Op de Olympische Dag in Amsterdam loopt ze de afstand in 24,1 seconde. Een zwart-witfoto van die dag toont de twee loopsters, Foekje heeft een arm om viervoudig olympisch kampioen Fanny geslagen, ze lacht breeduit.
Foekje Dillema (1926-2007) kwam uit het Friese dorpje Burum. Ze was één van acht kinderen, haar vader zat als werkloze in de werkverschaffing. In 1948, ze was lid van gymnastiekvereniging Vlugheid en Kracht in Kollum, was ze toeschouwer bij een hardloopwedstrijd. ‘Dat kan ik ook’, dacht ze – en deed mee buiten mededinging. Schoenen had ze niet bij zich, ze liep op sokken. En ze won.
‘Het wonder van Foekje’ duurde kort. Juli 1950, een maand na haar overwinning op Fanny Blankers-Koen, is Foekje Dillema met haar ploeggenoten onderweg naar een toernooi in Frankrijk. In Amsterdam wordt ze door bestuursleden van de Nederlandse Atletiekunie uit de trein gehaald. Foekje had een brief gekregen van de Atletiekunie, dat ze een geslachtstest moest ondergaan – net als enkele andere loopsters, om discriminatie te voorkomen ook vrouwen met kinderen. Foekje weigerde, ze was niet komen opdagen. Ze werd geschorst.
Repetitie van de voorstelling Foekje van Tryater. Spelers Caroline Mgata en Lourens van den Akker (boven) en Nynke Heeg en Stijn Schootstra (onder). Foto Siese Veenstra
Intersekse
In de door Kees Roorda geschreven voorstelling Foekje van het Friese theatergezelschap Tryater die deze week in première gaat, is het een dramatisch moment. Eerder is al uitgelegd dat Foekje Dillema intersekse was, haar lichaam had zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken. „Wist Foekje het? Nee, eerst niet. Foekje was gewoon Foekje.”
Nadat ze uit de trein is gehaald, reist haar ploeg door en gaat zij terug. De verteller op het podium: „Je ziet het voor je: haar dunne trainingsjackje tegen de houten leuning van de derde klasse, ze had het altijd aan – alsof ze daar de wereld mee aankon. Wie heeft haar opgehaald op het station van Leeuwarden? Niemand, gjinien. Ze wandelde naar huis, vijfendertig kilometer. Met een tas zwaar van de schoenen en de dromen. Lagen haar heit en mem [vader en moeder] al in bed? En hoe vertel je het? Wat zeg je dan?”
Het grotendeels in het Fries opgevoerde Foekje – er loopt een vertaling mee – is om meerdere redenen een bijzondere voorstelling. De meest opvallende: Foekje is zelf geen personage in Foekje. We zien haar door de ogen van andere mensen: die kijken naar haar, helpen haar of veroordelen haar, zijn vrienden, familie, ploeggenoten of sporters uit latere decennia die ook met schorsing te maken kregen. Dat heeft een metaforische reden: Foekje is buitengesloten, ze mocht er niet bij horen. Zoals een andere sporter namens haar zegt: „Ik weet wie ik ben. Maar wat vindt een ander van wat ik ben?”
‘Je wilt mensen laten voelen: stel je was iemand die wordt buitengesloten – wat doet dat dan met je?’
En er is nóg een reden waarom Foekje geen personage is in Foekje. Die is dat Foekje Dillema haar leven lang heeft gezwegen. Nadat ze met de trein was teruggereisd, heeft ze zich drie jaar lang verschanst in het huis van haar ouders. Daarna is ze gymnastieklerares geworden, ze gaf gymles aan de kinderen van het dorp. Maar nooit, met niemand wilde ze praten over haar uitsluiting, laat staan over de oorzaak of reden ervan.
Over dat zwijgen, zegt regisseur Jos van Kan, dacht hij eerst: wat een sterke vrouw. „Maar dan ga je graven en kom je erachter: artsen gaven in die tijd – en dat gebeurt nu nog hè – het advies om niks te zeggen. Dus of dat zwijgen nou zo mooi was: ik weet het niet.”
Sporthallen
Het is een week voor de première, de repetities zijn in volle gang. Over het podium ligt een kleed met daarop de vloer van een sporthal afgebeeld: alle voorstellingen worden straks opgevoerd in sporthallen. Er zijn muziekinstrumenten: een marimba, een vibrafoon, een grote trom. Foekje is muzikaal theater, er wordt in gemusiceerd, gezongen en gedanst. En hardgelopen: de acteurs hebben looptraining gehad, ze rennen over het podium en een paar keer zelfs om de tribune met het publiek, alsof ze een rondje over een baan lopen.
In Foekje wordt gepraat námens Foekje. Een intersekse zwemster die als reserve mee mocht naar de Olympische Spelen van 1972 maar nooit werd geselecteerd, zegt: „Ze kwamen erachter tijdens een onderzoek. Maar mij werd niks verteld, de waarheid bleef voor mij verborgen.” En dan is er Caster Semenya, de Zuid-Afrikaanse hardloopster met het mannelijke Y-chromosoom (en verhoudingsgewijs veel testosteron) die over haar leven het boek The Race to be Myself (2023) uitbracht. Mede dankzij Caster Semenya heeft de International Association of Athletics Federations de regels aangepast.
Jos van Kan: „We hebben lang geworsteld met de vraag: gaat Foekje anders dan in haar echte leven in Foekje wél praten? We hebben besloten het niet te doen: ze hééft niet gepraat. Maar het is een lastig dilemma. Je kunt zwijgen, want waarom zou alles altijd gezegd moeten worden? Maar je kunt dat ook te makkelijk vinden – en je willen uitspreken. Wij willen met de voorstelling dat mensen die zwijgen, denken: hier kan ik iets mee. En dat wie niet zwijgt en de strijd aangaat, zich ook herkent. Je wilt mensen laten voelen: stel je was iemand die wordt buitengesloten – wat doet dat dan met je?”
Repetitie van de voorstelling Foekje van Tryater. Foto Siese Veenstra
Is Foekjes verhaal een verdrietig verhaal? „Het is verdrietig en hoopvol tegelijk. Haar hoop op een internationale sportcarrière is geknakt, waarna ze zich thuis opsluit. En dan kijkt ze na drie jaar door de vitrages en ziet daar een nieuwe opdracht voor zichzelf: kinderen lesgeven. Dat vind ik heel mooi aan haar levensverhaal: dat ze van een groot leven een klein leven maakt – en daarmee júíst weer een groot leven. Want wat is roem, die gaat voorbij. En Foekje – ja, het klinkt wat pathetisch – heeft de olympische vlam doorgegeven aan kinderen. Ze was heel streng, ze sloeg de maat met een stok. Maar ze was geliefd, ze gaf die kinderen durf door – het empowerment dat ze zelf in sociale zin niet had, omdat er in haar tijd geen plek voor was.”
En, vindt hij ook: „Je wilt niet mensen naar het theater halen om daar tegen ze te zeggen: het leven is zwaar en ellendig. Het leven is zwaar ja, maar kan iemand zich daar uit opdrukken – dat vind ik interessanter om te laten zien. En het is ook een onderhoudende voorstelling hè, je kunt er soms om grinniken, het is heel afwisselend. Het is ook gewoon lekker om naar te kijken volgens mij.”
Foekje. Van 9 april t/m 22 juni, de laatste voorstellingen zijn op Oerol, Terschelling. Inl.: tryater.nl
Op het VRT-podcastfestival luisteren zeshonderd aanwezigen naar de making-off van Stoute schoenen. We laten bloopers horen, alsook fragmenten uit nog niet gelanceerde afleveringen. De hamvraag: hoe transformeer je een boek tot podcast? Om een idee te geven breng ik een improvisatie hoe een episode over Bourgondisch Mechelen zou kunnen klinken.
We vieren dat de Stoute schoenen-podcast in de eerste twee maanden van zijn bestaan 609.930 luisterbeurten haalde. Een opluchting, want je vraagt je altijd af of er hoegenaamd iemand luistert. Het zijn nog lang niet de acht miljoen beluisteringen van De Bourgondiërs, maar het is wel de bevestiging van een parallelle wereld. Een podcast lijkt op een ondergronds netwerk dat zich onzichtbaar vertakt en uiteindelijk in de oren van een hoogstpersoonlijk individu belandt. Dat gebeurt ver van voorpagina’s en talkshows, het geschiedt als het ware clandestien.
Een van de aanwezigen wilde weten waarom zoveel mensen luisteren naar een hoorspel waar de middeleeuwen vertellend tot leven worden gebracht. Kijk, destijds schaarden mensen zich rond een verteller die bij een vuur kwam vertellen. Hij was degene die kon lezen, hij opende een nieuwe wereld. Vandaag kan zowat iedereen lezen, maar hebben we steeds minder tijd om dat te doen. En dus hebben we weer een middeleeuwse verteller nodig.
Bart Van Loo met hoofdpersonages uit twee van zijn boeken: ‘Napoleon’ en een ‘Bourgondiër’.
Foto Roger Cremers
Alleen doet die dat eenzaam in een studio, en luisteren mensen al even alleen in de auto, tijdens het strijken, al joggend. Hoeveel vrouwen vertelden me niet dat ze met mij in slaap vallen? Zo ontstaat een ‘community’ van luisteraars die zich via de podcast vaak alsnog tot lezers ontpoppen. Boeken, podcasts en voorstelling groeien uit tot een soort vertelkathedraal, een Bourgondische Sagrada Familia zeg maar, waar altijd nog een toren kan worden bijgebouwd, een huis met vele ingangen.
De aanwezige Nederlanders lijken opgetogen dat de tijdreispodcast via Sluis en Nijmegen zopas ook hun land heeft bereikt. Dat is nog maar het begin, beloof ik, weldra volgen Haarlem, Dordrecht, Den Haag en veel meer. Vervolgens klinken we met een Gouden Carolus op Karel V, de laatste Bourgondiër, die hier in Mechelen opgroeide.
Maandag 31 maart & dinsdag 1 aprilOttignies Het wapen van Filips de Goede
In het theater van Ottignies breng ik twee avonden na elkaar de Franse versie van mijn Bourgondische vertelvoorstelling. Tot mijn verbazing is een handvol Nederlanders afgezakt naar Ottignies. Naast enkele Luxemburgers en Vlamingen, bestaat het publiek verder natuurlijk vooral uit Franstalige Belgen, maar heel even lijkt het alsof de hele Bourgondische Nederlanden zich gewillig laten toespreken in de taal van Filips de Goede.
Een dame schenkt me een zwart T-shirt met daarop Filips’ wapenschild. Als ik het shirt aantrek lijk ik de fan van een Scandinavische metalband. Ik vraag of ze de blazoenen van Vlaanderen, Brabant en Limburg kan aanduiden. Een makkie, zo blijkt.
Woensdag 2 aprilNederlandsche Bank, Amsterdam Wolfijzers op de grens
Als schrijvende Vlaming de grens oversteken blijft een hachelijke onderneming. Ter hoogte van Rozendaal liggen de door hogere krachten neergelegde voetangels en klemmen… wolfijzers die dichtklappen als een ander accent, een andere tongval weerklinkt, als iemand niet bestelwagen zegt maar camionette, niet Willem van Oranje maar Filips de Goede.
Ik dank dan ook de jury dat ze de Gouden Ganzenveer 2025 op de hoed steken van deze Kempenaar, deze Brabander, halve Antwerpenaar, stilaan tot West-Vlaming transformerende Belg, die uitgegeven wordt in het o zo Hollandse Amsterdam, maar die net zo graag optreedt in Nijmegen, Bergen op Zoom, Luik of Kortrijk, in het Diets of in het Frans, als het moet in het Kempisch, ieder zijn moerstaal, die getrouwd is met een Française en zich al een half leven onderdompelt in die Franse cultuur, kortom, deze witte vijftiger van wie de identiteit verdacht lijkt op een Bourgondische lasagne.
De Gouden Ganzenveer is de erkenning dat 19 juni 1369 het begin van de belangrijkste Summer of ’69 uit onze geschiedenis is
Zonder Filips de Stoute en Margaretha van Male had ik hier niet gestaan. Dankzij hen hebben we een datum die ons allen, Brabanders en Henegouwers, Hollanders en Vlamingen, enfin… Nederlanders en Belgen, verbindt, een datum die duidelijk maakt dat er leven was en is voor Willem van Oranje. 19 juni 1369. De dag dat zij trouwden in Gent, toen Bourgondië en Vlaanderen een historische-chemische reactie aangingen die zou leiden tot het ontstaan van de Lage Landen.
De toekenning van deze Gouden Ganzenveer beschouw ik als een officiële Nederlandse erkenning dat de Lage Landen een Bourgondische uitvinding zijn én dat 19 juni 1369 het begin is van de belangrijkste Summer of ’69 uit onze geschiedenis.
Bart Van Loo met ‘Taalstaat’-presentator Frits Spits.
Foto Roger Cremers
Als laureaat mag ik een Jonge Veer uitreiken. De keuze voor Jonas Roelens combineert een aantal elementen. Hij geeft drukbezochte lezingen in Vlaanderen, hij praat mensen op de radio bij over de middeleeuwen. Dat hebben we gemeen. Een groot verschil is dat hij werkzaam is op een universiteit. Toen ik jong was droomde ik ervan professor te worden. Allicht was ik niet briljant genoeg.
Maar tegelijk is het mijn redding geweest. Op de universiteit moet je credits scoren, peer reviewed artikelen schrijven, geld binnenhalen. Als je je ziel wilt leggen in boeken die een breder publiek opzoeken dan moet je dat maar op zondag doen. Ik had De Bourgondiërs, waar ik vier jaar aan werkte, nooit kunnen schrijven.
En nu zie ik een jonge kerel die vanuit de universiteit toch probeert boeken te maken waarin hij zijn research gedreven vertaalt. Zijn boek De onuitspreekbare zonde is een pertinente, vernieuwende én prettig leesbare analyse van sodomie in de Zuidelijke Nederlanden tussen 1400 en 1700.
Bart Van Loo met zijn echtgenote tijdens het optreden van Eddy et les Vedettes.
Foto Roger Cremers
Deze toekenning van de Jonge Veer is een shout-out naar de universitaire wereld: vermaal deze Jonas niet zoals veel jonge academici worden platgewalst door een systeem dat vaak geen vrijplaats meer is waar intelligentie en creativiteit elkaar kunnen omhelzen.
Ter afsluiting spelen Eddy et les Vedettes de pannen van het dak. Frans chanson. Gezongen poëzie. Het besef dat in het woord lyriek de lier zit ingebakken. Tien jaar geleden toerden we samen door de Lage Landen, nu brengen ze opnieuw iedereen aan het dansen.
Zo eindigt deze uitreiking als een bruisende herinnering aan Chanson. Een gezongen geschiedenis van Frankrijk, het boek dat er, mede dankzij optredens in DWDD, voor zorgde dat deze Vlaming de wolfijzers en voetangels ter hoogte van Rozendaal wist te trotseren.
Meest opmerkelijk aan de seizoensopening van Even tot Hier zaterdag was de comeback van Glennis Grace. De zangeres viel in ongenade nadat ze in 2022 werd veroordeeld voor geweldpleging in een supermarkt. Ze leidde een wraakactie tegen een Jumbo in de Amsterdamse Jordaan met een bende van zeven man die werknemers opjoeg en in elkaar sloeg. Nu kwam ze bij Even tot hier een liedje zingen over het vuurwerkverbod.
Vooral pijnlijk was dat presentatoren Jeroen Woe en Niels van der Laan vlak voor haar opkomst uitgebreid The Voice de maat namen – de talentenshow die in 2022 van tv verdween wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag van de medewerkers. De komieken vonden het niet kunnen dat het programma volgend jaar terugkeert. Blijkbaar gelden voor Grace andere maatstaven. Alles en iedereen de maat nemen werkt toch het beste als je eigen moreel kompas in orde is. Het rehabiliteren van een gewelddadige artiest vloekt daarmee.
De satirische zaterdagavondshow blijft verder een aangenaam programma om een nieuwsweek mee af te ronden en even stoom af te blazen. Hoewel de items dit keer wat belegen aanvoelden: Faber en de lintjes, Lentekriebels, The Voice. Misschien komt het doordat Arjan Lubach terug is op tv – die heeft al die items ook behandeld, meestal inventiever, scherper en geestiger. Misschien komt het doordat veel nieuwsitems tegenwoordig zelf al ingebouwde satire bevatten. Je kunt de Tweede Kamer, met behulp van videobewerking, wel „Ha ha ha, die Faber, die Faber die is gek” laten zingen, maar minister Faber is van zichzelf al zo’n krankzinnig typetje dat je er als satiricus moeilijk overheen kunt.
Niet alleen Glennis Grace maar ook Gerri Eickhof maakte zijn comeback. De verslaggever in ruste die onlangs stopte bij het NOS Journaal, zat in Even tot hier om een toren van koffiepads te bouwen. Dat deed hij met zoveel komisch talent dat ik hem graag zie terugkeren als vaste rubriek. Eickhof zei dat hij nooit meer buitenkwam: „Ik woon in de Jordaan, dus boodschappen doen is hier veel te gevaarlijk”, grapte hij, verwijzend naar de actie van Grace: „Ik ben net even vlug naar de Jumbo geweest, omdat ik zag dat zij bij jullie aan het optreden was.”
Alle wereldproblemen
‘Meer grip op de wereld; Sophie, succes ermee!’ Zo opende de voice-over olijk Bureau Buitenland, na een snelle opsomming van alle wereldproblemen die momenteel spelen. De nieuwe buitenlandrubriek van de VPRO – overgeplant van de radio – had een opvallend luchtige toon. Presentatrice Sophie Derkzen had zich stellig voorgenomen: wat er ook gebeurt, altijd blijven lachen.
Terwijl de onderwerpen daar niet direct aanleiding toe geven. Ghassan Dahhan, chef nieuws van Trouw, besprak de spanningen tussen de VS en Iran. De Amerikaanse president Trump dreigt het land te bombarderen als het niet akkoord gaat met een nieuwe afspraak over het nucleaire programma. Natuurkundige en oud-minister Robbert Dijkgraaf vertelde over een andere aanval van Trump: die op op de wetenschap.
Belangrijkste gimmick is de tafel met de wereldkaart. De gasten mogen er met een viltstift op tekenen om hun betoog te illustreren. Dahhan tekende de legerbases die de VS rondom Iran hebben opgebouwd. Dijkgraaf had de hele tafel nodig om te schetsen hoe het wetenschappelijke centrum zich sinds de Middeleeuwen over de wereld verplaatst: van het Midden-Oosten via Europa en de VS naar China.
Sophie Derkzen besloot de uitzending met: „En na al dat aardse rumoer moeten we de nacht in en dat doen we met iets van schoonheid en troost”. Hierna bespiegelde dichter Joost Oomen: „Het was allemaal anders geweest als ze niet de wraakzuchtigste maar de droevigste hadden gekozen.” Even tot Hier koos voor allebei.