N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Weeffout Álle kinderen verdienen toegang tot goede kinderopvang. Schaf daarom de marktwerking in de sector af, zegt Hilbert Bredemeijer.
De pijnlijke lessen van de kinderopvangtoeslagaffaire hebben laten zien dat het anders moet. Het kabinet wil dat ook. Het stelt voor per 2025 96 procent van het wettelijk afgesproken uurtarief voor de kinderopvang te vergoeden. Althans, voor werkende ouders. Een nobele poging om meer kinderen naar de kinderopvang te halen en hun ouders de gaten op de krappe arbeidsmarkt te laten dichten. Maar minstens zo nobel lijkt dit voorstel uit te pakken voor de kinderopvangsector.
Hoewel er maatschappelijk gedreven opvangorganisaties tussen zitten, wordt een groot deel van de sector bestierd door grote investeringsfondsen. Zij wrijven in hun handen, want ook zij kunnen over twee jaar fors meer klanten verwachten. En mogen bovenop de door overheid en ouders afgedekte wettelijke kosten, vragen wat ze willen.
Als wethouder jeugd heb ik gezien wat marktwerking kan doen in een (deels) gesubsidieerde sector. In Den Haag is de jeugdhulp zacht gezegd vastgedraaid wegens een wildgroei aan aanbieders. Samen met jeugdhulpaanbieders werken we nu toe naar een weer toegankelijke hulp voor kinderen die dat echt nodig hebben. Stap één: het terugdringen van de uit de hand gelopen marktwerking.
Achterstanden
In de kinderopvang zou ik hetzelfde willen doen, maar dat gaat niet omdat we kinderopvang nog altijd zien als een arbeidsmarktinstrument. Een grote weeffout, want het is precies deze opvang die kinderen als gevolg van hun thuissituatie kan behoeden voor achterstanden.
Dat is harder nodig dan ooit. In mijn stad zie ik de problemen opstapelen. Zo is het aantal kinderen met serieuze gedragsproblemen gestegen. En zien basisscholen steeds meer kinderen groep 1 binnenstromen met forse taalachterstanden.
Daarbij komt dat in een grote stad als Den Haag segregatie hardnekkig is. Het tekort aan leraren en kinderopvangpersoneel is ongelijk verdeeld over de wijken. Mijn verwachting is dat kinderopvangorganisaties zich na de stelselwijziging meer en meer storten op wijken waar die tekorten het kleinst zijn. En waar ouders mee kunnen dingen in de ratrace voor de beste – duurste – kinderopvang.
Lees ook: Wie profiteert het meest van (bijna) gratis kinderopvang?
De discussie over de kinderopvang sleept al een aantal jaren voort. Maar afstevenend op het moment van besluitvorming, lijkt het kabinet weer de technocratische afslag te nemen. Zo heeft verantwoordelijk minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, CDA) al aangegeven dat de meest voor de hand liggende oplossing, het instellen van een prijsplafond, voor haar een uiterst geval is.
Het heeft iets weg van een hallucinant achterhoedegevecht. Waarom staat de vraag niet centraal hoe we alle kinderen toegang geven tot kwalitatief goede opvang? En waarom durven we nog steeds niet de beslissing te nemen dat in een sector waar veel gezinnen afhankelijk van zijn, de markt niets te zoeken heeft? Liever zou ik zien dat kinderopvang, net als het onderwijs, een overheidstaak wordt. Met als uitgangspunt het bevorderen van gelijke kansen en als bijvangst meer mensen voor de arbeidsmarkt.
Kwetsbare gezinnen
Een prijsplafond is natuurlijk hard nodig. Maar het is wel een pleister voor een systeem dat in de kern niet gezond is. Een systeem dat ons wederom in een bureaucratische discussie duwt. In de huidige plannen zijn de kosten ongewis en voor de niet-werkende ouders is er nog helemaal geen plan. Het kabinet schuift dit vooralsnog, zonder houtsnijdende onderbouwing, door naar 2028. Naar een volgend kabinet.
In Den Haag wachten we niet langer. Ik wil dat voor de meest kwetsbare gezinnen de kinderopvang zo snel mogelijk gratis wordt. In Den Haag bereiden we ons daar nu op voor. Wij maken hierbij geen onderscheid tussen kinderen van werkende en niet-werkende ouders. En doen dit niet pas vanaf 2025 of 2028, maar gewoon vanaf volgend jaar: 2024.